Op 15 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (SVB). De verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van de SVB van 23 september 2020, waarin zijn recht op pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet werd afgewezen. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar het griffierecht voor deze voorziening was niet tijdig voldaan.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker in zijn verzoekschrift een beroep deed op betalingsonmacht, maar geen bewijsstukken had overgelegd om deze claim te onderbouwen. Ondanks verzoeken om inlichtingen en bewijsstukken over zijn financiële situatie, heeft de verzoeker geen documentatie kunnen aanleveren die zijn betalingsonmacht kon aantonen.
Gelet op het feit dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was voldaan en er geen omstandigheden waren die de verzoeker vrijstelden van deze verplichting, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, in aanwezigheid van griffier mr. P. Oudkerk, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.