ECLI:NL:RBZWB:2020:6426

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
AWB- 20_9189 AOW VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening inzake recht op pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet

Op 15 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (SVB). De verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van de SVB van 23 september 2020, waarin zijn recht op pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet werd afgewezen. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar het griffierecht voor deze voorziening was niet tijdig voldaan.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker in zijn verzoekschrift een beroep deed op betalingsonmacht, maar geen bewijsstukken had overgelegd om deze claim te onderbouwen. Ondanks verzoeken om inlichtingen en bewijsstukken over zijn financiële situatie, heeft de verzoeker geen documentatie kunnen aanleveren die zijn betalingsonmacht kon aantonen.

Gelet op het feit dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was voldaan en er geen omstandigheden waren die de verzoeker vrijstelden van deze verplichting, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, in aanwezigheid van griffier mr. P. Oudkerk, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9189 AOW

uitspraak van 15 december 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , wonende te [plaatsnaam] ,

verzoeker,
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,

(SVB, kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 september 2020 van de SVB (bestreden besluit) over zijn recht op pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1
.Op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb wordt van degene die bij de voorzieningenrechter een verzoek om een voorlopige voorziening indient, griffierecht geheven.
2. Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift een beroep gedaan op betalingsonmacht voor de betaling van het griffierecht. Daarbij heeft hij aangegeven geen inkomen te genieten en niet over vermogen te beschikken. Er zijn geen bewijsstukken bijgevoegd.
In een brief van 29 oktober 2020 is verzoeker daarom gevraagd om inlichtingen te verstrekken over zijn financiële situatie en daarbij bewijsstukken over te leggen.
In een brief van 9 november 2020 heeft verzoeker verklaard geen inkomsten en geen vermogen te hebben. Hij heeft geen vaste lasten, wel voedings- en kleedkosten. Hij heeft geen bewijsstukken overgelegd.
Daarop is het beroep op betalingsonmacht op 13 november 2020 afgewezen en is verzoeker bij aangetekende brief van 15 november 2020 een nota griffierecht toegestuurd. Daarbij is vermeld dat het griffierecht binnen twee weken moet zijn bijgeschreven op de bankrekening van de rechtbank en dat het verzoek, als niet wordt betaald, niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
3. Vast staat dat het griffierecht voor de voorlopige voorziening niet binnen de termijn is voldaan. Er is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan verzoeker redelijkerwijs kan worden geacht niet in verzuim te zijn geweest.
4. Gelet hierop is het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Oudkerk, griffier, op 15 december 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier* voorzieningenrechter
* De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mee te ondertekenen.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak is geen (hoger) beroep mogelijk.