ECLI:NL:RBZWB:2020:6449

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
02/289273-19, 02/003360-20 en 02/174017-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Goossens
  • A. Dekker
  • J. Vliegenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en smaadschrift door verdachte tegen buren en wijkagenten

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 december 2020 uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 02/289273-19, 02/003360-20 en 02/174017-17. De verdachte is beschuldigd van belediging en smaadschrift jegens verschillende personen, waaronder buren en wijkagenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten van smaadschrift, waarbij hij beledigende brieven heeft verspreid die de eer en goede naam van de slachtoffers aantastten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor immateriële schade. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels hulp heeft gezocht en afstand heeft genomen van zijn eerdere gedrag. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke geldboete toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/289273-19, 02/003360-20 en 02/174017-17 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 18 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1955 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsman mr. N.P.C.C. Langenberg, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het wetboek van strafvordering heeft de politierechter de zaken naar deze kamer verwezen. De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zitting van
4 december 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Vroombout, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich vijf maal heeft schuldig gemaakt aan smaadschrift (in de zaak met parketnummer 02/289273-19) en zich heeft schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vrouw en dat hij niet heeft voldaan aan een bevel van de politie (in de zaak met parketnummer 02/003360-20).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, met dien verstande dat ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 02/289273-19 enkel bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belediging en niet aan smaadschrift nu twijfel bestaat over de vraag of verdachte het kennelijke doel heeft gehad om zijn brieven ter kennis van het publiek te brengen.
In de zaken met parketnummer 02/289273-19 baseert de officier van justitie zich met name op de diverse aangiften, op bevindingen van verbalisanten met betrekking tot herkenningen van verdachte en zijn handschrift en op verklaringen van getuigen. De officier van justitie is daarbij uitgegaan van zogenoemd schakelbewijs.
In de zaak met parketnummer 02/003360-20 baseert de officier van justitie zich met name op bevindingen van verbalisanten. De verklaring van de ter zitting gehoorde echtgenote van verdachte acht de officier van justitie niet geloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
In de zaak met parketnummer 02/289273-19 is daarbij aangevoerd dat niet blijkt welke brief exact door wie en wanneer is gevonden en dat evenmin kan worden vastgesteld welke brief op welk feit ziet omdat sprake is van een onoverzichtelijk dossier. Alleen al hierom moet verdachte worden vrijgesproken. Verder is aangevoerd dat verdachte met het schrijven van brieven enkel misstanden aan het licht heeft willen brengen en dat hij daartoe de geijkte paden bewandelt. Als voorbeeld daarbij is genoemd de brief die is gericht aan de burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen (feit 5) welke brief hij in de brievenbus van het gemeentehuis heeft gedeponeerd, hetgeen tevens een verklaring is voor het feit dat verdachte op camerabeelden is te zien.
Verder is aangevoerd dat uit de brieven niet steeds blijkt wie bedoeld wordt en of de desbetreffende personen daadwerkelijk in hun eer of goede naam zijn aangetast en dat niet steeds door aangevers een klacht is ingediend.
Met de officier van justitie is de verdediging van mening dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte ruchtbaarheid heeft willen geven aan bepaalde feiten, echter dit geldt naar de opvatting van de verdediging ten aanzien van alle feiten in de zaak met parketnummer 02/289273-19.
Ten slotte is ten aanzien van deze zaak aangevoerd dat niet telkens vastgesteld kan worden dat het verdachte is geweest die de teksten heeft geschreven.
In de zaak met parketnummer 02/003360-20 is gewezen op de ter zitting afgelegde verklaring van de echtgenote van verdachte. Zowel deze getuige als verdachte verklaren onafhankelijk van elkaar dat de echtgenote zichzelf heeft verwond doordat zij met haar hand tegen een kast heeft geslagen. Daarbij is gewezen op een ter zitting overgelegde brief van de huisarts. Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat sprake is van slechts één bewijsmiddel. Dit bewijsmiddel vindt geen steun in enig ander bewijsmiddel. Verder is daarbij aangevoerd dat niet blijkt dat verdachte is gewezen op eventuele consequenties van zijn weigerachtige houding. Ten slotte is aangevoerd dat niet voldaan is aan de criteria zoals vermeld in artikel 2 van de Regeling middelenonderzoek bij geweldplegers.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
In de zaak met parketnummer 02/289273-19
Feit 1
De rechtbank is op grond van de hierna vermelde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte mevrouw [naam 1] heeft beledigd. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift. Ook de rechtbank is van oordeel dat het bestanddeel “ruchtbaarheid geven” niet bewezen verklaard kan worden. Onder ruchtbaarheid geven dient te worden verstaan het ter kennis van het publiek brengen. Met publiek is een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden bedoeld. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake nu volgens de aangifte de brief in de brievenbus bij het gemeentehuis is gedaan en slechts enkele baliemedewerkers en een collega van aangeefster kennis hebben genomen van de tekst op de brief.
De rechtbank ziet verder geen redenen te twijfelen dat met de "Rubbere kut" aangeefster [naam 1] wordt bedoeld. De door verdachte gebruikte letters “ [naam 1] .” komen overeen met de initialen van aangeefster en aangeefster zelf heeft verklaard dat zij zeker weet dat zij wordt bedoeld omdat zij als buitengewoon opsporingsambtenaar betrokken is geweest bij de situatie van de gevelde bomen waarnaar in de brief wordt verwezen. Verklaard is verder dat zij in het verleden ook foto’s heeft gemaakt van geschreven posters op de ramen van de woning van verdachte.
Feit 2
Op grond van de hierna vermelde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift voor wat betreft de tenlastegelegde schriftelijke uitlatingen met uitzondering van de tekst: “The fatlap man is failliet en zijn opgeblazen tietvriendin [naam 2] ook”. In het eindproces-verbaal zitten weliswaar brieven met daarop deze tekst geschreven, echter uit het dossier valt op geen enkele wijze op te maken dat deze brieven zijn geschreven en verspreid in de tenlastegelegde periode van 4 april 2019 tot en met 11 april 2019. Deze tekst staat wel op een brief, echter volgens een proces-verbaal van aangifte van [naam 3] is deze brief op 18 april 2019, derhalve na de tenlastegelegde periode, aangetroffen in de brievenbus van het gemeentehuis. In zoverre wordt verdachte dan ook vrijgesproken.
Anders dan de verdediging heeft bepleit is de rechtbank van oordeel dat verdachte wel ruchtbaarheid heeft gegeven aan tenlastelegging van een bepaald feit. Door brieven in de brievenbus van het gemeentehuis te deponeren dan wel brieven te verspreiden door deze op de grond te gooien op de parkeerplaats van het gemeentehuis en op het plein aan de [adres 3] heeft verdachte de inhoud van de brieven ter kennis gesteld van een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden. Ditzelfde geldt voor de hierna te bespreken feiten.
Feiten 3 en 4
De rechtbank moet de verdediging meegeven dat sprake is van een onoverzichtelijk dossier, echter op grond van de hierna vermelde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift gericht tegen twee wijkagenten van Rucphen. Door de wijkagenten is aangifte gedaan en zij hebben verdachte herkend op camerabeelden. Tevens is het handschrift van verdachte herkend door beide wijkagenten. Beiden hebben jarenlang contact gehad met verdachte en zij zijn bekend met het handschrift van verdachte. Ook staat voor de rechtbank vast dat de brieven betrekking hebben op aangevers [naam 3] en [naam 4] gezien de vermelde initialen, de term “wijksnuffelaars” en het gebruik van de voornaam van aangever [naam 4] .
Ten aanzien van feit 4 (smaadschrift gericht tegen wijkagent [naam 4] ) overweegt de rechtbank nog dat de tenlastelegging zich beperkt tot 27 maart 2019. Op die dag zijn op het buitenterrein van het gemeentehuis brieven aangetroffen met de tekst "Ambtenaren Handhaving BMW en de twee Wijksnuffelaars [naam 5] ) en [naam 6] hebben jaren een crimineel verslaafde stinkende vette darm geholpen met het slopen van mijn farm. Dank u rothonden". Het tweede gedeelte van de tenlastegelegde tekst: "Wijksnuffelaars [naam 7] het sprekend paard op de stal en [naam 5] twee hebben klanten hen gezien in Groningen met een natte snee" is volgens aangever [naam 4] op 5 april 2019 ontvangen. Deze datum valt buiten de tenlastegelegde periode zodat verdachte in zoverre zal worden vrijgesproken.
Dat verdachte met het schrijven van brieven enkel misstanden aan het licht heeft willen brengen en dat dit zijn manier van communiceren is, moge zo zijn, echter verdachte dient zich daarbij te onthouden van dergelijke grievende en beledigende teksten waardoor de eer en/of de goede naam van anderen wordt aangetast door deze teksten publiekelijk te verspreiden, onder meer door brieven met deze tekst op openbare gelegenheden zoals een parkeerterrein van een gemeentehuis te gooien.
Ten slotte merkt de rechtbank ten aanzien van deze feiten nog op dat weliswaar door aangevers [naam 3] en [naam 4] geen klacht is gedaan, echter gelet op het bepaalde in artikel 269 jo. artikel 267 van het Wetboek van Strafrecht, is geen klacht vereist in geval aangifte is gedaan door een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Feit 5
De rechtbank is op grond van de hierna vermelde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift gericht tegen zijn zus [naam 17] , met dien verstande dat niet bewezen verklaard kan worden dat verdachte de brief met de tekst “Deze familie heeft omstreeks 2013….. team criminele inlichtingen” op 18 mei 2019 heeft verspreid. Het dossier biedt daarvoor geen enkel aanknopingspunt. Volgens een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] is een brief met deze tekst in februari 2019, derhalve ruim vóór de tenlastegelegde datum van 18 mei 2019, door de gemeente Rucphen ontvangen. In zoverre zal verdachte worden vrijgesproken.
In de zaak met parketnummer 02/003360-20
Feit 1
Op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zijn echtgenote heeft geslagen.
Drie verbalisanten hebben afzonderlijk van elkaar een ambtsedig proces-verbaal opgemaakt waarin is gerelateerd dat de echtgenote van verdachte heeft verklaard dat zij is geslagen door haar man. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] blijkt dat de echtgenote uiteindelijk besloot om geen aangifte tegen haar man te doen omdat ze geen strafvervolging wenste. Nadat haar werd meegedeeld dat besloten was om toch (ambtshalve) tot vervolging over te gaan, is zij anders gaan verklaren en heeft zij aangegeven dat ze niet meer wist hoe ze aan het letsel aan haar pols kwam. Mogelijk had ze haar pols gestoten aan het aanrecht tijdens de ruzie. Ter zitting is de echtgenote van verdachte gehoord als getuige. Ter zitting is zij bij haar laatste verklaring gebleven dat zij niet is geslagen door haar man. De rechtbank ziet echter geen enkele reden te twijfelen aan de drie op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van de verbalisanten waarin is aangegeven dat de echtgenote door verdachte is geslagen. Aangeefster heeft overigens ook direct in haar 112-melding gezegd dat ze is geslagen en de aard van het door haar opgelopen letsel past bij een dergelijke geweldshandeling.
Feit 2
Ingevolge artikel 55d, eerste lid, aanhef en onder a van het Wetboek van Strafordering kunnen opsporingsambtenaren, bedoeld in artikel 141, onder a tot en met c, in het belang van het onderzoek bevelen dat een aangehouden verdachte van een geweldsmisdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en dat bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen (….) medewerking verleent aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht of een onderzoek naar de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties ter vaststelling van het gebruik van alcohol.
De rechtbank is van oordeel dat bedoeld bevel gegeven kon worden nu verdachte was aangehouden ter zake van een geweldsmisdrijf en hij zelf al verklaard had dat hij bier had gedronken. Van een onbevoegd gegeven bevel is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht ook dit feit op grond van de hierna vermelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. In het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd dat verdachte een bevel tot medewerking aan een voorlopig ademonderzoek is gegeven. In hetzelfde proces-verbaal is tevens gerelateerd dat verdachte tot twee maal toe heeft aangegeven dat hij nergens aan mee zou werken. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij medicijnen had ingenomen en daarnaast een flesje bier heeft gedronken en dat hij zich niet meer kan herinneren wat er aan hem is gevraagd op het politiebureau. Dat het verdachte op het moment van het gegeven bevel mogelijk niet duidelijk was wat van hem werd gevraagd en welke consequenties het had als verdachte niet zou meewerken, zoals de verdediging heeft gesteld, volgt de rechtbank niet gezien deze totaal weigerachtige houding van verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de zaak met parketnummer 02/289273-19
1
op 18 april 2019 te Rucphen opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [naam 1] heeft aangerand, door een brief en daarop geschreven de teksten "Dan wordt ik van die twee Rukkers en de rubberen kut plus nog een vlieg hellemaal niet koud of warm van is voor mij gewoon lucht en strond Heb er nog een filmpje van gemaakt toen ze met zijn drieën" en "lucht en strond" stonden te stoeien bij de gevelde bomen vooraan straat Ha Ha Ha Ha ook deze datum en tijd is weer opgeslagen 15-04-2019 +/_ 15.20 uur weer valse beschuldiging HET ZIJN GEWOON MISLUKKINGEN Heb Het gesprek opgenomen date dat maar weet [naam 1] Rubberen Kut is samen met [naam 7] het sprekende paard op de stal is ook degenen die aan de binnenkant van onze woning Foto's gemaakt hebben dat is machtsmisbruik smaad-laster-stalking datum en foto's in ons bezit" te deponeren in de brievenbus van de gemeente Rucphen;
2
in de periode van 04 april 2019 tot en met 11 april 2019 te Sprundel, gemeente Rucphen opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [naam 8] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften verspreid, door brieven en daarop geschreven de teksten "De aan harddrugs verslaafde beroepscrimineel is de zwartgeldrekening beheerder van zijn ouders zijnde [naam 9] en zijn vrouw [naam 10] , adres [adres 3] . De bank staat in Roemenië-Hongarije die de vetlap ook heeft leeggeplunderd"
en "De vriendin van [naam 8] is een slet" en "Vetklep, crimineel, witwasser, harddruggebruiker" althans teksten van soortgelijke aard en/of strekking, te verspreiden, door deze brieven te deponeren in de brievenbus van de gemeente Rucphen en deze brieven op de grond te gooien rondom het parkeerterrein van de gemeente Rucphen en deze brieven te deponeren in de brievenbus van de vader van [naam 8] en door deze brieven op de grond te gooien rondom het plein aan [adres 3] te Sprundel, gemeente Rucphen;
3
in de periode van 27 maart 2019 tot en met 18 april 2019 te Rucphen opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [naam 3] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften verspreid door meerdere brieven en daarop geschreven de teksten "Ambtenaren Handhaving BMW en de twee Wijksnuffelaars [naam 5] en [naam 6] hebben jaren een crimineel verslaafde stinkende vette darm geholpen met het slopen van mijn farm. Dank u rothonden" en "Wijksnuffelaars [naam 7] het sprekend paard op de stal en [naam 5] twee hebben klanten hen gezien in Groningen met een natte snee", althans teksten van soortgelijke aard en/of strekking, te verspreiden, door deze brieven te deponeren in de brievenbus van de gemeente Rucphen en deze brieven op de grond te gooien rondom het parkeerterrein van de gemeente Rucphen en door deze brieven op de grond te gooien in verschillende kerkdorpen van de gemeente Rucphen, waaronder Sprundel en door deze brieven rondom het parkeerterrein van het politiebureau te Roosendaal (gevestigd aan Nieuwstraat 6) op de grond te gooien;
4
op 27 maart 2019 te Rucphen opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [naam 4] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van een geschrift verspreid, door een brief en daarop geschreven de tekst "Ambtenaren Handhaving BMW en de twee Wijksnuffelaars [naam 5] en [naam 6] hebben jaren een crimineel verslaafde stinkende vette darm geholpen met het slopen van mijn farm. Dank u rothonden" , althans een tekst van soortgelijke aard en/of strekking, te verspreiden, door deze brief op de grond te gooien rondom het parkeerterrein van de gemeente Rucphen;
5
op 18 mei 2019 te St. Willebrord, gemeente Rucphen opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [naam 17] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften verspreid door meerdere brieven en daarop geschreven de tekst “Wil je zwart geld witwassen.. dan moet je bij [naam 17] in de [adres 2] St Willebrord zijn” althans een tekst van soortgelijke aard en/of strekking, te verspreiden, door deze brieven op de grond te gooien rondom het terrein van supermarkt [supermarkt] te St. Willebrord (gelegen aan [adres 5] ) en [straat] .
in de zaak met parketnummer 02/003360-20
1
op 5 januari 2020 te St. Willebrord, gemeente Rucphen, zijn echtgenote heeft mishandeld door haar tegen de pols te slaan;
2
op 5 januari 2020 te Breda opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d lid 1 onder a Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam 12] hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht als bedoeld in artikel 55d lid 1 Wetboek van Strafvordering, hieraan geen gevolg te geven.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 60 uur en
1 maand gevangenisstraf voorwaardelijke met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de strafmaat heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging is van mening dat een gevangenisstraf niet op zijn plaats is. Verder is verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte al heeft moeten verhuizen, hetgeen hem pijn heeft gedaan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging en smaadschrift ten aanzien van diverse personen, waaronder zijn voormalige buurman, enkele wijkagenten en zijn zus.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een ernstige vorm van smaadschrift. Verdachte heeft diverse personen op kwalijke wijze gekrenkt en hun eer en goede naam ernstig beschadigd. Verspreiding van de diverse brieven door verdachte grijpt in het op welbevinden van de slachtoffers. Zij kunnen daar dagelijks negatieve gevolgen van ondervinden. Verdachte heeft daar op geen enkele wijze bij stilgestaan. Het lijkt er op dat verdachte uit pure frustratie heeft gehandeld omdat hij vond en nog steeds vindt dat hij niet serieus is behandeld door de politie en de ambtenaren van de gemeente.
Bij de bepaling van de soort en de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de rapporten die over verdachte zijn uitgebracht door de reclassering. Door de reclassering is aangegeven dat het psychosociaal functioneren en de houding van verdachte als delict gerelateerd en recidive verhogend kunnen worden beschouwd. Verdachte lijkt van mening te zijn dat hij volledig in zijn recht staat en dat hij het slachtoffer is. Reclasseringsbemoeienis wordt niet op zijn plaats geacht. De reclassering schat in dat er alleen een kans bestaat dat verdachte ophoudt met zijn gedrag als er een grote stok achter de deur staat in de vorm van een flinke voorwaardelijke sanctie.
Ter zitting is de rechtbank echter gebleken dat verdachte inmiddels uit zijn vertrouwde omgeving is vertrokken en samen met zijn vrouw in [plaats] is gaan wonen. Hierdoor heeft verdachte letterlijk en figuurlijk afstand kunnen nemen van de ergernissen en frustraties die ten grondslag lagen aan de onderhavige feiten. Verder is gebleken dat verdachte zelf hulp heeft gezocht en dat hij onder behandeling is bij een psychologe. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiermee een stap heeft gezet in de goede richting.
De rechtbank is van oordeel dat door de officier van justitie gevorderde taakstaf passend is.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 2 weken teneinde de ernst van de feiten te benadrukken en verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen.

7.De benadeelde partij

In de zaak met parketnummer 02/289273-19
De benadeelde partijen [naam 3] (feit 3) en [naam 4] (feit 4) vorderen een schadevergoeding van € 500,00 in verband met geleden immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade telkens tot een bedrag van € 100,00 ter zake van immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Hetgeen gevorderd is acht de rechtbank tot het hiervoor genoemde bedrag telkens voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vorderingen tot die bedragen toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voor het overige acht de rechtbank de gevorderde bedragen onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partijen daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen van de benadeelde partijen zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke geldboete van € 350,00 die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 2 februari 2018 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 184, 261, 266, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
in de zaak met parketnummer 02/289273-19
feit 1:eenvoudige belediging;
feiten 2 tot en met 5:telkens smaadschrift;
in de zaak met parketnummer 02/003360-20
feit 1:mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote;
feit 2:opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering
krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar
met de uitoefening van enig toezicht belast;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
30 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 2 februari 2018 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/174017-17
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een geldboete van € 350,00;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [naam 3]van
€ 100,00ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [naam 4]van
€ 100,00ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 27 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partijen in het overige gedeelte van de vorderingen niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vorderingen voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen;
- bepaalt dat bij niet betaling het daarbij vermelde aantal dagen gijzeling kan worden toegepast:
* benadeelde partij [naam 3] (feit 3, parketnummer 02/289273-19), € 100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening; 2 dagen gijzeling,
* benadeelde partij [naam 4] (feit 4 parketnummer 02/289273-19), € 100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 27 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening; 2 dagen gijzeling,
met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goossens, voorzitter, mr. Dekker en mr. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van Van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 december 2020.

11.Bijlage I

De tenlastelegging
In de zaak met parketnummer 02/289273-19
1
hij op of omstreeks 18 april 2019 te Rucphen opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [naam 1] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door een of meerdere brieven en/of daarbij/daarop geschreven (de) teksten "Dan wordt ik van die twee Rukkers en de rubberen kut plus
nog een vlieg hellemaal niet koud of warm van is voor mij gewoon lucht en strond Heb er nog een filmpje van gemaakt toen ze met zijn drieën" en "lucht en strond" stonden te stoeien bij de gevelde bomen vooraan straat Ha Ha Ha Ha ook deze datum en tijd is weer opgeslagen 15-04-2019 +/ 15.20 uur weer valse beschuldiging HET ZIJN GEWOON
MISLUKKINGEN Heb Het gesprek opgenomen date dat maar weet [naam 1] Rubberen Kut is samen met [naam 7] het sprekende paard op de stal is ook degenen die aan de binnenkant van onze woning Foto's gemaakt hebben dat is machtsmisbruik smaad-laster-stalking datum en foto's in ons bezit", althans tekst(en) van soortgelijke aard en/of strekking, te verspreiden, door deze brieven te deponeren in de brievenbus(sen) van de gemeente Rucphen en/of deze brieven op de grond te gooien/deponeren in/op/rondom het (parkeer)terrein van de gemeente Rucphen;
( art 261 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 04 april 2019 tot en met 11 april 2019 te Sprundel, gemeente Rucphen opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [naam 8] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door een of meerdere brieven en/of daarbij/daarop geschreven (de) teksten "The fatlap man is failliet en zijn opgeblazen tietvriendin [naam 2] ook. De aan harddrugs verslaafde beroepscrimineel is de zwartgeldrekening beheerder van zijn ouders zijnde [naam 9] en zijn vrouw [naam 10] , adres [adres 3] Sprundel. De bank staat in Roemenië-Hongarije die de vetlap ook heeft leeggeplunderd"
en/of "De vriendin van [naam 8] is een slet" en/of "Vetklep, crimineel, witwasser, harddruggebruiker" althans tekst(en) van soortgelijke aard en/of strekking, te verspreiden, door deze brieven te deponeren in de brievenbus(sen) van de gemeente Rucphen en/of deze brieven op de grond te gooien/deponeren in/op/rondom het (parkeer)terrein van de
gemeente Rucphen en/of deze brieven te deponeren in de brievenbus van de vader van [naam 8] en/of door deze brieven op de grond te gooien/deponeren in/op/rondom het plein aan [adres 3] te Sprundel, gemeente Rucphen;
( art 261 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 27 maart 2019 tot en met 18 april 2019 te Rucphen opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [naam 3] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht,
door een of meerdere brieven en/of daarbij/daarop geschreven (de) teksten "Ambtenaren Handhaving BMW en de twee Wijksnuffelaars [naam 5] en [naam 6] hebben jaren een crimineel verslaafde stinkende vette darm geholpen met het slopen van mijn farm. Dank u rothonden" en/of "Wijksnuffelaars [naam 7] het sprekend paard op de stal en [naam 5] twee hebben klanten hen gezien in Groningen met een natte snee", althans tekst(en) van soortgelijke aard en/of strekking, te verspreiden, door deze brieven te deponeren in de brievenbus(sen) van de gemeente Rucphen en/of deze brieven op de grond te gooien/deponeren in/op/rondom het (parkeer)terrein van de gemeente Rucphen en/of door deze brieven op de grond te gooien/deponeren in verschillende kerkdorpen van de gemeente Rucphen, waaronder Sprundel en/of door deze brieven in/op/rondom het (parkeer)terrein
van het politiebureau te Roosendaal (gevestigd aan Nieuwstraat 6) op de grond te gooien/deponeren;
( art 261 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 27 maart 2019 te Rucphen opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [naam 4] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door een of meerdere brieven en/of daarbij/daarop geschreven (de) teksten "Ambtenaren Handhaving BMW en de twee Wijksnuffelaars [naam 5] en [naam 6] hebben jaren een crimineel verslaafde
stinkende vette darm geholpen met het slopen van mijn farm. Dank u rothonden" en/of "Wijksnuffelaars [naam 7] het sprekend paard op de stal en [naam 5] twee hebben klanten hen gezien in Groningen met een natte snee", althans tekst(en) van soortgelijke aard en/of strekking, te verspreiden, door deze brieven te deponeren in de brievenbus(sen) van
de gemeente Rucphen en/of deze brieven op de grond te gooien/deponeren in/op/rondom het (parkeer)terrein van de gemeente Rucphen;
( art 261 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 18 mei 2019 te St. Willebrord, gemeente Rucphen opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [naam 17] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of
door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door een of meerdere brieven en/of daarbij/daarop geschreven (de) teksten “Wil je zwart geld witwassen.. dan moet je bij [naam 17] in de [adres 2] St Willebrord zijn” en/of "Deze familie heeft omstreeks 2013 voor de drugscrimineel [naam 14] , oud inwoner van St. Willebrord, nu woonachtig in Duitsland, net zoals de zoon van de
Fam. [familie] , (beide lid van [motorclub] ), net over de grens bij Sittard, witgewassen, door, voor de aankoop van de woning aan de [adres 8] te Sprundel voor hun zoon €125.000,- van hun rekening af te halen en deze in het zwart terug te krijgen van [naam 14] . Dit is
ondermijning van de maatschappij en pakken jullie dit niet op, ook ondermijning van, jullie gezag, verdere informatie sinds weken bekend bij de politie. Ook de FIOD gaat ingelicht worden. Ik weet zeker dat de fam. [familie] zo de €125.000,- gaan witwassen, ook ga ik bellen naar het team criminele inlichtingen" althans tekst(en) van soortgelijke aard
en/of strekking, te verspreiden, door deze brieven te deponeren in de brievenbus(sen) van de gemeente Rucphen en/of deze brieven op de grond te gooien/deponeren in/op/rondom het (parkeer)terrein van de gemeente Rucphen en/of in/op/rondom het terrein van supermarkt
[supermarkt] te St. Willebrord (gelegen aan [adres 5] ) en/of [straat] te gooien/deponeren;
( art 261 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
In de zaak met parketnummer 02/003360-20
1
hij op of omstreeks 5 januari 2020 te St. Willebrord, gemeente Rucphen, zijn echtgenote, [naam 18] , heeft mishandeld door die [naam 18] (meermalen) tegen de pols(en), althans het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of te stoten;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 5 januari 2020 te Breda opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d lid 1 onder a Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam 12] (hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht als bedoeld in artikel 55d lid 1 Wetboek van Strafvordering, hieraan geen gevolg te geven.
( art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

12.Bijlage II

De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2019214017 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 78 (hierna te noemen proces-verbaal 1) of een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2020005885 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 40 (hierna te noemen proces-verbaal 2).
In de zaak met parketnummer 02/289273-19
Feit 1
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , pagina 17 van proces-verbaal 1, inhoudende:
Op vrijdag 19 april 2019 ontving ik via de receptie en collega [naam 19] van het gemeentehuis in Rucphen een brief. Ik kreeg deze brief omdat ik BOA ben in de gemeente Rucphen en kennelijk werd ik in deze brief werd genoemd. Ik heb kennis genomen van de inhoud en hierin stond o.a. het volgende:
"Dan wordt ik van die twee Rukkers en de rubberen kut plus nog een vlieg hellemaal niet koud of warm van is voor mij gewoon lucht en strond Heb er nog een filmpje van gemaakt toen ze met zijn drieën"en "lucht en strond" stonden te stoeien
bij de gevelde bomen vooraan straat Ha Ha Ha Ha ook deze datum en tijd is weer
opgeslagen 15-04-2019 +/_15.20 uur weer valse beschuldiging HET ZIJN GEWOON MISLUKKINGEN
Heb Het gesprek opgenomen dat e dat maar weet
[naam 1] Rubberen Kut is samen met [naam 7] het sprekende paard op de stal is
ook degenen die aan de binnenkant van onze woning Foto's gemaakt hebben dat is
machtsmisbruik smaad-laster-stalking datum en foto's in ons bezit"
Mijn initialen zijn [naam 1] en ik vind dat hetgeen hij in deze brief schrijft over
"Rubberen kut” en "lucht en strond" ik mij in mijn goede naam en eer aangetast voel en wil ik hierbij aangifte doen van smaad/laster/belediging.
En dat hij met "Rubbere kut" mij bedoelt, weet ik met zekerheid, omdat ik bij de
situatie van de gevelde bomen en de foto's die ik in het verleden gemaakt heb van
geschreven posters op de ramen van zijn woning, betrokken ben geweest.
Gezien hetgeen er in de brief wordt geschreven is de schrijver van de brief de
bewoner van de [adres 1] St. Willebrord, genaamd de heer [verdachte] . De afgelopen manden zijn er al diverse brieven her en der door de gemeente Rucphen
verspreid, ook voor het gemeentehuis en telkens met, voor zover ik het kan bepalen,
met hetzelfde handschrift als waarmee deze brief is geschreven.
Ook heb ik op de beelden die gemaakt zijn door de beveiligingscamera's van de
gemeente dhr. [verdachte] herkend als degene die deze brief in de brievenbus heeft
gestopt op 18 april 2019.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , pagina 15 van proces-verbaal 1, inhoudende:
Ik werd aangesproken door iemand van de gemeente Rucphen. Een bezoeker aan het gemeentehuis had een aantal formulieren binnengebracht die hij buiten op het terrein voor en van het gemeentehuis had aangetroffen. Op deze brief stonden verschillende teksten. Soortgelijke brieven zijn achtereenvolgens op 05-04-2019 en 11-04-2019 weggegooid. Op 18-04-2019 (bijlagen 4 en 5) zijn er brieven in de brievenbus van hetzelfde gemeentehuis gedeponeerd.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 57 van proces-verbaal 1, inhoudende:
Ik verbalisant [naam 4] verklaar het volgende.
Herkenning persoon camerabeelden. De tijd die op de beelden staat is de werkelijke tijd. De beelden zijn van het gemeentehuis, [adres 4] te St. Willebrord. Ik verbalisant zie het navolgende:
Beelden 18-04-2019:
Om 09:17:20 uur zie ik een man op de fiets aan komen rijden. Dit is de fiets waarop
ik dhr. [verdachte] al vaker heb zien fietsen. Ik zie dat deze man de trap van het gemeentehuis oploopt en dat hij vervolgens papieren in de brievenbus aan de voorzijde van het gemeentehuis stopt. En ook in deze situatie herken ik de persoon voor 100% als zijnde dhr. [verdachte] .
Het geschrift, inhoudende een handgeschreven tekst (bijlage 4), pagina 63 van proces-verbaal 1, inhoudende:
“Dan word ik van die twee Rukkers en de rubberen kut plus nog een vlieg hellemaal niet koud of warm van is voor mij gewoon lucht en strond Heb er nog een filmpje van gemaakt toen ze met zijn drieën stonden te stoeien bij de gevelde bomen vooraan straat Ha Ha Ha Ha ook deze datum en tijd is weer opgeslagen 15-04-2019 +/_15.20 uur weer valse beschuldiging HET ZIJN GEWOON MISLUKKINGEN
Heb Het gesprek opgenomen dat e dat maar weet
[naam 1] Rubberen Kut is samen met [naam 7] het sprekende paard op de stal is
ook degenen die aan de binnenkant van onze woning Foto's gemaakt hebben dat is
machtsmisbruik smaad-laster-stalking datum en foto's in ons bezit.”
Feit 2
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 8] , [adres 3] te Sprundel, pagina 5 van proces-verbaal 1, inhoudende:
Ik wil aangifte doen van smaadschrift door [verdachte] , wonende te St. Willebrord, [adres 1] .
Op donderdag 4 april 2019 omstreeks 10.20 uur werd ik gebeld door mijn vader.
Mijn vader vertelde mij dat hij omstreeks 10.15 uur [verdachte] had gezien voor
zijn woning en deze [verdachte] had 2 brieven bij mijn vader in de brievenbus gestopt.
Mijn vader kent [verdachte] . Een brief was van energiebedrijf [energiebedrijf] en de andere brief was van mijn huisarts, om een afspraak te maken. [verdachte] maakt continue kopieën van deze twee brieven en verspreidt deze. Op deze kopieën van mijn brieven schrijft hij met pen teksten. Hij schrijft over mijn vriendin dat ze onder ander een slet is, hij schrijft dat mijn ouders criminelen zijn en scheldt ze uit met bijnamen. Over mij schrijft hij in de brieven scheldwoorden zoals onder andere: Vetklap, crimineel, witwasser en harddruggebruiker.
Op donderdag 11 april 2019 omstreeks 11.00 uur kwam [verdachte] weer langs de woning van mijn ouders lopen in Sprundel. Mijn vader heeft toen gezien dat [verdachte] brieven in zijn hand had en deze liet vallen op het plein voor de woning van mijn ouders. Hij liet deze vallen voor een viskar die daar stond. Mijn vader is naar de viskar gelopen en zag dat het weer dezelfde brieven waren van [energiebedrijf] en mijn huisarts.
Deze keer waren er echter extra teksten bij geschreven.
Mijn vader is toen naar de gemeente gegaan om deze brieven af te geven bij wijkagent [naam 4] , die kantoor houdt in het gemeentehuis. Daar kwam mijn vader de zwager van [verdachte] en de broer van [verdachte] tegen en zij hadden ook kopieën van mijn brieven bij zich. Deze brieven lagen voor de woning van de zus van [verdachte] en voor het gemeentehuis.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , pagina 15 van proces-verbaal 1, inhoudende:
Ik werd aangesproken door iemand van de gemeente Rucphen. Een bezoeker aan het gemeentehuis had een aantal formulieren binnengebracht die hij buiten op het terrein voor en van het gemeentehuis had aangetroffen. Op deze brief stonden verschillende teksten. Soortgelijke brieven zijn achtereenvolgens op 05-04-2019 (bijlage 2) weggegooid eveneens op het terrein van het gemeentehuis in Rucphen en 11-04-2019 (bijlage 3) zijn er brieven in de brievenbus van hetzelfde gemeentehuis gedeponeerd.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 57 van proces-verbaal 1, inhoudende:
Ik verbalisant [naam 4] verklaar het volgende.
Herkenning persoon camerabeelden. De tijd die op de beelden staat is de werkelijke tijd. De beelden zijn van het gemeentehuis, [adres 4] te St. Willebrord. Ik verbalisant zie het navolgende:
Beelden 11-04-2019
Om 07:20:03 uur zie ik dat een man op de fiets aan komen rijden. Dit is de fiets
waarop ik dhr. [verdachte] al vaker heb zien rijden. Ik zie dat deze man de trap van het gemeentehuis oploopt en vervolgens papieren in de brievenbus aan de voorzijde van het gemeentehuis stopt. Ik herken deze persoon wederom als zijnde voor 100% als dhr. [verdachte] .
Het geschrift, inhoudende brief met daarop een handgeschreven tekst, pagina 14 van proces-verbaal 1, inhoudende:
“De aan hardrugs verslaafde beroepscrimineel is de zwartgeldrekening beheerder van zijn ouders zijnde geert de tuffer wagtmans en zijn vrouw [naam 8] , adres [adres 3] Sprundel. Bank staat in Roemenië-Hongarije Die de vetlap ook al heeft leeg gerooft.”
Feiten 3 en 4
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , pagina 22 van proces-verbaal 1, inhoudende:
Ik ben werkzaam als wijkagent voor de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant voor het basisteam Roosendaal. Ik doe aangifte tegen, [verdachte] , woonachtig op het adres, [adres 1] te St. Willebrord.
Hij heeft op meerdere datums, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode omstreeks 27
maart 2019 opzettelijk de eer en/of goede naam van mij aangerand. Hij deed dat met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van kopieën/ geschriften te verspreiden op de voor alle publiek toegankelijke plaatsen en/of openbare weg.
Eind maart 2019 werd ik geïnformeerd door medewerkers van de gemeente Rucphen en mijn politie-collega, [naam 16] [naam 4] . Er waren op 27 maart 2019 rondom het gemeentehuis van Rucphen een aantal beschreven A4 papieren vellen aangetroffen. Deze waren aangetroffen buiten op de voor een ieder openbaar toegankelijke weg. Het gemeentehuis is gevestigd op het adres, [adres 4] te Rucphen.
De dader die dit gedaan zou hebben stond op de beveiligingscamera's van de gemeente Rucphen. Ik heb de opgeslagen beveiligingsbeelden bekeken en stelde vast dat ik de persoon die de papieren vellen rondom het gemeentehuis rondstrooide betrof te zijn: [verdachte] , geboren [geboortedag] 1955 te [geboorteplaats] en woonachtig op het adres, [adres 1] .
In de periode 2015 t/m 2018 heb ik veelvuldig persoonlijk met hem te maken gehad in mijn functie en taak als wijkagent van St. Willebrord.
Tevens heb in de voornoemde periode heel vaak door hem zelf handgeschreven affiches, borden, posters en brieven gezien en gelezen. Ik herkende ook het specifieke blokkerige handschrift dat grammaticaal herkenbaar was aan eerdere geschreven teksten van en door [verdachte] .
Op de brieven die aangetroffen werden en door [verdachte] verspreid werden op
het terrein van het gemeentehuis stonden verschillende teksten welke aan mij
refereerden. De teksten/citaten die erop stonden en die onder andere op mij betrekking hadden waren als volgt:
"Ambtenaren Handhaving BMW en de twee Wijksnuffelaars [naam 5] en [naam 6] hebben jaren een crimineel verslaafde stinkende vette darm geholpen met het slopen van mijn farm. Dank u rothonden" en
"Wijksnuffelaars [naam 7] het sprekend paard op de stal en [naam 5] twee hebben
klanten hen gezien in Groningen met een natte snee".
(Bijlagen 4 t/m 7)
Ik begreep van medewerkers van de gemeente Rucphen en politiecollega, [naam 4]
, dat, [verdachte] , nadien soortgelijke brieven en/of kopieën met
aanvullingen, op 5 april 2019 heeft achtergelaten cq verspreid op het terrein van het
gemeentehuis Rucphen. Op 18 april 2019 werden deze brieven in de brievenbus van het gemeentehuis aangetroffen.
Dezelfde soort en/andere soortgelijke brieven werden ook aangetroffen op de openbare weg verspreid in de verschillende kerkdorpen van de gemeente Rucphen. o.a in Sprundel.
Mijn politiecollega, [naam 20] , maakte mij kenbaar dat omstreeks de periode 27 maart 2019 zij rondom het politiebureau Roosendaal gevestigd op het adres, Nieuwstraat 6, dergelijke voornoemde papieren had aangetroffen. Ze had ze gelezen. Ze had deze zien liggen op de oprit naar de ingang/sluis voor de voertuigen. Dit betreft ook een voor alle publiek toegankelijke plaats op de openbare weg.
Ik voel mij door de teksten beschreven op de brieven die [verdachte] heeft opgesteld en verspreid in mijn goede naam en eer aangetast en wordt mijn naam
aangetast door onware smaad en laster feiten.
Een geschrift, inhoudende een brief, pagina 31 van proces-verbaal 1, inhoudende:
Bijlage 6
“Ambtenaren-handhaving BMW en de twee wijksnuffelaars van Sint Pillendorp Rucphen [naam 5] en [naam 6] hebben jaren een criminele verslaafde vette stinkende vette darm geholpen met het slopen van mijn fam. Dank u rothonden”
Een geschrift, inhoudende een brief, pagina 32 van proces-verbaal 1, inhoudende:
Bijlage 7
“wat is dat toch met de dieje van het plein volgens wijksnuffelaars [naam 7] het sprekend paard op de stal en [naam 5] twee hebben klanten hen gezien in Groningen met een natte snee”
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , pagina 15 van proces-verbaal 1, inhoudende:
Op woensdag 27 maart 2019, omstreeks 10:10 uur werd ik aangesproken door iemand van de balie van de gemeente Rucphen. Een bezoeker aan het gemeentehuis had een aantal formulieren binnengebracht die hij buiten op het terrein voor en van het gemeentehuis had aangetroffen. Op deze brief stonden verschillende teksten welke aan mij refereerden.
De tekst die erop stond en die onder andere op mij betrekking had was als volgt:
"en de twee wijksnuffelaars [naam 5] ) en [naam 6] hebben jaren een crimineel verslaafde stinkende vette darm geholpen met het slopen van mijn farm.
Dank u rothonden". Bijlage 1.
Ik ben werkzaam op team Roosendaal als wijkagent van St. Willebrord en ben ik die
hoedanigheid vaak in contact geweest met de vermoedelijke schrijver van de brief.
De brieven zijn gedumpt, alsmede in de brievenbus van het gemeentehuis gestopt
door een manspersoon op de fiets, die ik herken als zijnde dhr. [verdachte] , wonende op de [adres 1] te St. Willebrord.
Een geschrift, inhoudende een brief, pagina 60 van proces-verbaal 1, inhoudende:
Bijlage 1
“Ambtenaren-handhaving BMW en de twee wijksnuffelaars van Sint Pillendorp Rucphen [naam 5] en [naam 6] hebben jaren een criminele verslaafde vette stinkende vette darm geholpen met het slopen van mijn fam. Dank u rothonden”.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 57 van proces-verbaal 1, inhoudende:
Ik verbalisant [naam 4] verklaar het volgende.
Herkenning persoon camerabeelden. De tijd die op de beelden staat is de werkelijke tijd. De beelden zijn van het gemeentehuis, [adres 4] te St. Willebrord. Ik verbalisant zie het navolgende:
Beelden 27-03-2019:
Om 09:52:02 uur zie ik een persoon fietsen op de ingang rechts naast de voorzijde van het gemeentehuis. Ik zie dat deze persoon op de fiets fietst richting de voorzijde van het gemeentehuis. Ik zie dat deze persoon iets laat vallen wat lijkt op papieren.
Ik herken ik de persoon voor 100% als zijnde dhr. [verdachte] . Ik herken hem, omdat ik dhr. [verdachte] regelmatig zie en tegenkom. Ik herken ook zijn fiets, omdat ik hem daar meerdere malen op heb zien fietsen.
Vervolgens zie ik in het glas van de voorzijde van het gemeentehuis dat hij richting
de rotonde fietst en zie ik vervolgens dat hij wederom iets laat vallen wat lijkt op papieren. Vervolgens krijg ik hem weer in het zicht van de camera en zie ik dat
achter hem papieren op de grond vallen.
Feit 5
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 17] , pagina 37 van proces-verbaal 1, inhoudende:
Zij deed aangifte en verklaarde het volgende over het incident, dat plaatsvond in St. Willebrord op 18 mei 2019.
Ik doe aangifte tegen mijn broer [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1955,
woonachtig aan de [adres 1] in St. Willebrord. Mijn broer heeft
zonder mijn toestemming informatie verspreid in het dorp waarin hij zegt dat ik
"zwart geld doe wit wassen". Hij heeft dit in het dorp rond laten gaan. Hierdoor kon
iedereen dit lezen. Mijn naam is hierdoor in eer aangetast en ik weet niet wat voor
figuren ik nu aan de deur kan krijgen.
Er is een meisje werkzaam bij de [supermarkt] aan de [adres 5] in St. Willebrord die zag dat mijn broer de brieven aan het verspreiden was. Zij zag een Opel waar brieven uit werden gegooid. Zij pakte dit op en reed naar haar werk. Daar vertelde zij over hetgeen wat er gebeurde, waar mijn achternicht, die daar ook werkt, vanaf wist. Zij deelde dit weer met mij. Vervolgens ben ik naar de markt gereden. Ik ben ongeveer vijftien van die brieven tegen gekomen. Ik ben onder andere in de [straat] geweest en achter de [supermarkt] vond ik er ook nog een.
Mijn broer roept en zingt al jaren lang dat hij de "De Nooit Opgever" is. Ik weet dat het hier om mijn broer gaat, omdat ik zijn handschrift herken en hij de brief afsluit met "DNO".
Het proces-verbaal ontvangst klacht, pagina 39 van proces-verbaal 1, inhoudende:
Op 22 mei 2019 heb ik een mondelinge klacht ontvangen. De klacht werd gedaan door [naam 17] te St. Willebrord. De klaagster verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader over te gaan.
Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [naam 17] , ongenummerde pagina (na inhoudsopgave) van proces-verbaal 1, inhoudende:
U vraagt mij of ik weet met wat voor een soort auto mijn broer, [verdachte] rijdt.
Mij is bekend dat hij met een grijze Opel rijdt.
Het proces-verbaal van bevindingen, ongenummerde pagina van proces-verbaal 1, inhoudende:
Het is mij, verbalisant, bekend dat de familie [verdachte] , wonende op de [adres 1]
te St. Willebrord ten tijde van het incident in het bezit was van een personenauto van het merk Opel type Mariva, kleur grijs.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 71 van proces-verbaal 1, inhoudende:
Op zaterdag 18 mei 2019, omstreeks 06.45 uur, reed ik naar mijn werk toe. Ik werk bij de [supermarkt] aan de [adres 5] in Sint Willebrord. Ik zag op de Kievitstraat
een grijze auto rijden van het merk Opel, type weet ik niet meer. Ik zag dat in de
auto een man zat. Dit denk ik omdat het postuur van de bestuurder best breed was. Ik zag dat hij iedere drie à vier meter een papier uit de auto gooide. Ik pakte een
papier van de grond en nam dit mee naar de [supermarkt] .
Het geschrift, inhoudende een brief, pagina 73 van proces-verbaal 1, inhoudende:
Betreft: bevestiging afspraak. Handgeschreven tekst:
“Wil je zwart geld witwassen net als [naam 14] woont nu in Duitsland net over de grens bij Sittard dan moet je bij Fam. [familie] in de [adres 6] St. Willebrord zijn”.
Het geschrift, inhoudende een brief, pagina 46 van proces-verbaal 1, inhoudende:
Betreft:
Fam. [familie] , [adres 6] St. Willebrord
Deze familie heeft omstreeks 2013 voor de drugscrimineel [naam 14] , oud inwoner van St. Willebrord, nu woonachtig in Duitsland, net zoals de zoon van de Fam. [familie] , (beide lid van [motorclub] ), net over de grens bij Sittard, witgewassen, door, voor de aankoop van de woning aan de [adres 7] te Sprundel voor hun zoon €125.000,- van hun rekening af te halen en deze in het zwart terug te krijgen van [naam 14] .
Dit is ondermijning van de maatschappij en pakken jullie dit niet op, ook ondermijning van jullie gezag, verdere informatie sinds weken bekend bij de politie.
Ook de FIOD gaat ingelicht worden.
Ik weet zeker dat de fam. [familie] zo de €125.000,- gaan witwassen, ook ga ik bellen naar het team criminele inlichtingen.
Gr.
[verdachte] , de nooitopgever
[adres 1] ,
[adres 1] , St. Willebrord.
In de zaak met parketnummer 02/003360-20
Feiten 1 en 2
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 13 van proces-verbaal 2, inhoudende:
Op zondag 5 januari 2020 ben ik in verband met een conflict in de woning, gelegen aan de [adres 1] St. Willebrord, ter plaatse gegaan. Ik trof daar de heer en mevrouw [naam 18] aan. Ik heb vervolgens gesproken met mevrouw [naam 18] . Ik hoorde mevrouw [naam 18] verklaren dat ze meerdere malen was geslagen door meneer [verdachte] . Ze heeft zich proberen af te weren met haar pols, die ze daarbij heeft bezeerd. Ik zag dat mevrouw [naam 18] haar pols in een theedoek had gewikkeld.
Wij zijn kort daarop gegaan. Korte tijd later werd ik verzocht terug te rijden naar het
adres [adres 1] te St. Willebrord. Ik ben vervolgens naar mevrouw [naam 18] gegaan. Toen ik wederom haar pols keek, zag ik dat de zwelling was toegenomen.
Het geschrift, inhoudende een mutatierapport, pagina 24 van proces-verbaal 2, inhoudende:
Op 5 januari 2020 te St. Willebrord, [adres 1] .
Toelichting bij het incident:
Ter plaatse gegaan naar aanleiding van onderstaande melding.
21:17 05-01-2020 : Bij de buren is volop ruzie in de woning, zou wonen een zekere mijnheer [verdachte] , lijkt wel alsof hij de woning af aan het breken is.
21:19 05-01-2020: Nu belt de bewoonster van [adres 1] zelf, haar man is helemaal doorgedraaid en hij heeft haar ook geslagen.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 19 van proces-verbaal 2, inhoudende:
Ik, verbalisant [naam 12] , hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, verklaar het volgende:
Op zondag 5 januari 2020, omstreeks 21:17 uur werd een melding aan ons uitgegeven om te gaan naar de [adres 1] te St. Willibrord.
Ik spreek mevrouw [naam 18] aan en bij het aanspreken zie ik dat de vrouw huilt en haar rechterarm in een theedoek heeft. Ik heb aan de vrouw gevraagd wat er was gebeurd en ik hoorde dat zij verklaarde dat ze was geslagen door haar man.
Ik vroeg aan haar hoe ze aan het letsel kwam, de vrouw verklaarde aan mij dat ze het letsel had opgelopen bij het afweren van de slagen van haar man.
Ik vroeg aan haar of ze de theedoek weg wilde halen wat de vrouw deed en ik zag dat de rechter pols rood van kleur was en dikker was als haar linker pols.
Ik zag dat de vrouw veel pijn had aan deze pols en zag dat zij de hele tijd haar
linkerarm/hand gebruikte om haar rechter pols te ondersteunen.
Ik [naam 12] hoorde, dat de vrouw tegen haar man [verdachte] vertelde dat hij haar geslagen zou hebben, ik hoorde dat [verdachte] verklaarde: “jij hebt ook geslagen” waarop zij zei: “ik heb me verweerd en teruggeslagen”.
Aangezien de vrouw nu had aangeven dat ze aangifte ging doen en ik tevens ook had gezien dat de pols twee keer zo dik was als eerst zijn we op zoek gegaan naar [verdachte] die we zagen lopen op de Kaaistraat. Ik heb aan [verdachte] medegedeeld dat zijn vrouw aangifte tegen hem ging doen van mishandeling en dat hij daarom hiervoor werd aangehouden.
Ik [naam 12] heb aan hem de cautie medegedeeld en nogmaals heel duidelijk waar hij voor was aangehouden en dat we hem over zouden gaan brengen Mijkenbroek Breda. Ik [naam 12] hoorde dat [verdachte] verklaarde dat hij nergens meer aan mee ging werken en alles zou weigeren. Aangezien ik bij het in de bus helpen van [verdachte] alcohol rook aan hem gevraagd of dat hij iets gedronken had, ik hoorde dat hij verklaarde dat hij 1 biertje op had met nog iets anders en dat hij normaal nooit dronk. Bij de aankomst op Mijkenbroek arrestantenverzorging gevraagd aan hem of hij mee wilde werken aan een voorlopig onderzoek van adem, ik hoorde dat hij verklaarde dat hij nergens meer aan mee werkte.
Ik [naam 12] heb aan [verdachte] bevel gegeven om mee te werken aan de ademanalyse, ik hoorde dat [verdachte] verklaarde dat hij nergens aan mee werkte, dit deed hij in het bijzijn van de collega's van arrestanten verzorging die dit ook hebben gehoord.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 23 van proces-verbaal 2, inhoudende:
Ik, verbalisant [verbalisant 2] verklaar het volgende.
Op 5 januari 2020, omstreeks 22.00 uur, kreeg ik de opdracht om te gaan naar de
[adres 1] in Sint Willebrord in verband met het opnemen van een aangifte van
huiselijk geweld. De man des huizes, [verdachte] , was aangehouden voor mishandeling van zijn vrouw, betrokkene [naam 18] .
Op zondag 5 januari 2020, omstreeks 22.30 uur, kwamen wij ter plaatse. Ik zag dat [naam 18] een dikke rechterpols had. Ik zag dat er een rode plek op haar rechterpols zat. Ik hoorde dat [naam 18] verklaarde dat dit kwam doordat haar man haar had aangevallen. Ik hoorde dat ze verklaarde dat zij geslagen was door haar man en dat hij zich met haar handen af had geweerd.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 33 van proces-verbaal 2, inhoudende:
Wij hebben een woordenwisseling gehad en er is wat geduwd en getrokken.