In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 december 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Thuisvester en Kubus Bewindvoering V.O.F. Thuisvester vorderde een voorlopige voorziening tot ontruiming van een huurwoning na beëindiging van een laatste kans overeenkomst met de onder bewind gestelde. De huurovereenkomst was op 5 november 2020 geëindigd, maar de onder bewind gestelde had de woning niet ontruimd. Thuisvester stelde dat er sprake was van ernstige overlast door de onder bewind gestelde, wat leidde tot de beëindiging van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat Thuisvester een spoedeisend belang had bij de ontruiming, mede gezien de overlast voor omwonenden en de krapte op de woningmarkt. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, maar stelde de termijn voor ontruiming op drie weken na betekening van het vonnis, rekening houdend met de naderende feestdagen. Daarnaast werd Kubus, als beschermingsbewindvoerder, veroordeeld in de proceskosten van Thuisvester, die tot dat moment waren begroot op € 944,89. De nakosten werden voorwaardelijk toegewezen, afhankelijk van de nakoming van het vonnis.