ECLI:NL:RBZWB:2020:6450

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
8880518 VV EXPL 20-81
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • mr. Koch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming huurwoning na beëindiging laatste kans overeenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 december 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Thuisvester en Kubus Bewindvoering V.O.F. Thuisvester vorderde een voorlopige voorziening tot ontruiming van een huurwoning na beëindiging van een laatste kans overeenkomst met de onder bewind gestelde. De huurovereenkomst was op 5 november 2020 geëindigd, maar de onder bewind gestelde had de woning niet ontruimd. Thuisvester stelde dat er sprake was van ernstige overlast door de onder bewind gestelde, wat leidde tot de beëindiging van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat Thuisvester een spoedeisend belang had bij de ontruiming, mede gezien de overlast voor omwonenden en de krapte op de woningmarkt. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, maar stelde de termijn voor ontruiming op drie weken na betekening van het vonnis, rekening houdend met de naderende feestdagen. Daarnaast werd Kubus, als beschermingsbewindvoerder, veroordeeld in de proceskosten van Thuisvester, die tot dat moment waren begroot op € 944,89. De nakosten werden voorwaardelijk toegewezen, afhankelijk van de nakoming van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 8880518 VV EXPL 20-81
vonnis in kort geding d.d. 18 december 2020
de stichting
Stichting Thuisvester,
gevestigd en kantoorhoudende te Oosterhout, aan de Mathildastraat 52,
eiseres,
nader te noemen: Thuisvester,
gemachtigde: mr. M.C.E. Wirken, advocaat te Oosterhout,
tegen
de vennootschap onder firma
Kubus Bewindvoering V.O.F.(nader te noemen: Kubus)
,
gevestigd te (4834 CM) Breda, aan de Valkenierslaan 210,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van
[naam onder bewind gestelde](nader te noemen: [naam onder bewind gestelde] ), geboren op [geboorte datum] , wonende te [postcode] [woonplaats] , aan de [straatnaam] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. W.G.M. Vos, advocaat te Breda.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
de dagvaarding van 26 november 2020 met 9 producties;
de producties 1 en 2 aan de zijde van Kubus;
de aantekeningen van de griffier van de op 4 december 2020 gehouden mondelinge behandeling.
1.2
Ter zitting is namens Thuisvester verschenen [naam woonconsulente] (woonconsulente), bijgestaan door mr. Wirken voornoemd. Namens Kubus is verschenen is mr. Vos voornoemd en voorts is verschenen [naam stiefvader] (stiefvader van [naam onder bewind gestelde] ). Partijen hebben hun standpunten uiteengezet en over en weer op elkaars betogen gereageerd. Voorts hebben zij vragen van de kantonrechter beantwoord. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden door de griffier.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
Thuisvester vordert bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Kubus, althans [naam onder bewind gestelde] , te veroordelen de woning gelegen aan het adres [straatnaam] te [postcode] [woonplaats] binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis, althans binnen een door de kantonrechter te bepalen termijn, te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige goederen, voor zover deze goederen niet het eigendom van Kubus, althans [naam onder bewind gestelde] , zijn en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Thuisvester te stellen, met veroordeling van Kubus, althans, [naam onder bewind gestelde] in de proceskosten, waaronder begrepen het salaris voor de gemachtigde van Thuisvester en de nakosten.
2.2
Thuisvester legt – kort samengevat – de navolgende stellingen aan haar vordering ten grondslag. Tussen Thuisvester en [naam onder bewind gestelde] bestaat een voorgeschiedenis met betrekking tot overlast, in die zin dat [naam onder bewind gestelde] in zijn voormalige huurwoning dermate ernstige overlast veroorzaakte dat huisuitzetting dreigde, doch dat Thuisvester in overleg met (de familie van) [naam onder bewind gestelde] , de politie, de reclassering en zijn begeleiding van de stichting Villa Boerebont heeft besloten om [naam onder bewind gestelde] een ander huurwoning aan te bieden. Thuisvester heeft met ingang van 5 november 2019 een huurovereenkomst voor de duur van 12 maanden met [naam onder bewind gestelde] gesloten met betrekking tot de (zelfstandige) woonruimte gelegen aan de [straatnaam] te [woonplaats] . Het betreft een zogenoemde laatste kans overeenkomst, met als doel om [naam onder bewind gestelde] , onder begeleiding, een laatste kans te bieden en teneinde de veiligheid en rust in de buurt van de voormalige huurwoning van [naam onder bewind gestelde] weder te laten keren. In de huurovereenkomst zijn enkele bijzondere verplichtingen op genomen met als doel om te voorkomen dat [naam onder bewind gestelde] opnieuw overlast veroorzaakt aan omwonenden. Gebleken is dat [naam onder bewind gestelde] zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Zo is Thuisvester vanaf mei 2020 geconfronteerd met diverse klachten van omwonenden van [naam onder bewind gestelde] ter zake van door hem veroorzaakte overlast, bestaande uit met name intimiderend en agressief gedrag jegens de omwonenden. Daarnaast heeft [naam onder bewind gestelde] zich jegens een medewerkster van Thuisvester zeer intimiderend, beledigend en bedreigend uitgelaten. Op grond daarvan heeft Thuisvester bij brief van 19 augustus 2020 aan [naam onder bewind gestelde] het einde van de huurovereenkomst aangezegd, als gevolg waarvan de huurovereenkomst op 5 november 2020 is geëindigd. Nu [naam onder bewind gestelde] het gehuurde niet heeft ontruimd en verlaten, verblijft [naam onder bewind gestelde] thans zonder recht of titel in het gehuurde. Hierdoor maakt [naam onder bewind gestelde] inbreuk op het eigendomsrecht van Thuisvester, zodat Thuisvester een spoedeisend belang heeft bij een ontruiming van het gehuurde op de kortst mogelijke termijn. Ook heeft Thuisvester vanwege haar maatschappelijke taak een spoedeisend belang bij haar vordering. Gelet op de krapte op woningmarkt en de wachtlijsten voor sociale huurwoningen, is het van belang dat Thuisvester het gehuurde zo spoedig mogelijk beschikbaar kan stellen aan een andere woningzoekende. Daar komt nog bij – zo stelt Thuisvester – dat de door [naam onder bewind gestelde] veroorzaakte overlast het woongenot en het veiligheidsgevoel van omwonenden zo ernstig heeft aangetast dat een volstrekt onhoudbare situatie is ontstaan, zodat Thuisvester ook om die reden zij snel als mogelijk het gehuurde ontruimd wenst te hebben.
2.3
In deze procedure dient te worden beoordeeld of aannemelijk is dat de vordering van Thuisvester in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het
– mede gelet op de belangen van partijen over en weer – gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Daarbij acht de kantonrechter, gelet op hetgeen Thuisvester heeft aangevoerd en door Kubus niet is weersproken, het spoedeisend belang bij haar vordering aanwezig.
2.4
De tussen Thuisvester en [naam onder bewind gestelde] gesloten huurovereenkomst betreft een huurovereenkomst in de zin van artikel 7:271, lid 1 Burgerlijk Wetboek. Deze huurovereenkomst eindigt, zonder dat daartoe een opzegging of opzeggingsgrond aanwezig is, wanneer de overeengekomen periode verstrijkt. In dit geval betekent dit dat de huurovereenkomst is geëindigd per 5 november 2020, nu Thuisvester tijdig de daartoe strekkende kennisgeving heeft gedaan. Vanaf 5 november 2020 bevindt [naam onder bewind gestelde] zich dan ook zonder recht of titel in de woning. Kubus heeft dit ook niet weersproken. De door Kubus onder de aandacht gebrachte belangen hebben met name betrekking op de te hanteren ontruimingstermijn. Deze belangen staan aan de ontruiming zelf niet in de weg. Dit betekent dat de vordering tot ontruiming, vooruitlopend op een bodemprocedure in deze kort geding procedure toewijsbaar is.
2.5
Thuisvester heeft gevorderd dat Kubus, althans [naam onder bewind gestelde] , wordt veroordeeld het gehuurde binnen 7 dagen na betekening van het vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, te ontruimen. Kubus heeft aangevoerd dat [naam onder bewind gestelde] belang heeft bij een langere ontruimingstermijn, omdat hij thans in een hulpverleningstraject zit en doende is vervangende woonruimte te krijgen. De aanvraag voor plaatsing bij woonvoorziening [naam woonvoorziening] te [plaatsnaam] is gedaan en in behandeling. Indien ontruiming wordt uitgesproken tegen een datum die ligt voor de datum waarop [naam onder bewind gestelde] bij [naam woonvoorziening] kan worden geplaatst, zal [naam onder bewind gestelde] op straat komen te staan, met alle gevolgen van dien. Bovendien, zo heeft Kubus ter zitting aangevoerd, gedraagt [naam onder bewind gestelde] zich al enige tijd rustig, zodat Thuisvester geen belang (meer) heeft bij een ontruiming op korte termijn en de ontruiming dient te worden uitgesproken op een langere termijn, te weten 1 februari of 1 maart 2021.
2.6
De kantonrechter overweegt dat de door Kubus aangevoerde omstandigheden onvoldoende grond vormen om een ruime ontruimingstermijn te hanteren. Niet bekend is wanneer een beslissing op de aanvraag tot plaatsing bij [naam woonvoorziening] zal volgen en of deze beslissing ook zal leiden tot plaatsing aldaar. Daargelaten dat Thuisvester heeft betwist dat de overlast die [naam onder bewind gestelde] veroorzaakt onlangs is gestopt, biedt het gegeven dat [naam onder bewind gestelde] thans in een hulpverleningstraject zit naar het oordeel van de kantonrechter – mede gelet op de lange(re) geschiedenis van de overlast – onvoldoende houvast om te concluderen dat de belangen van Thuisvester en de omwonenden voldoende gewaarborgd zijn en heeft Thuisvester belang bij een ontruiming op korte termijn. Wel zal de kantonrechter rekening houden met de naderende feestdagen en de termijn voor ontruiming stellen op 3 weken na betekening van dit vonnis.
2.7
Kubus zal, in de hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [naam onder bewind gestelde] , als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding. Deze kosten worden tot op heden begroot op € 944,89, bestaande uit € 124,- aan griffierecht, € 100,89 aan dagvaardingskosten en € 720,- aan salaris voor de gemachtigde van Thuisvester.
2.8
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Kubus, althans [naam onder bewind gestelde] , niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van Thuisvester aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat Kubus, althans [naam onder bewind gestelde] , indien deze door de aanschrijving van Thuisvester pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden begroot conform landelijk beleid tot een half salarispunt (met een maximum van € 120,-), zijnde een bedrag van € 120,-. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningkosten van het vonnis indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend.

3.De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
veroordeelt Kubus, in de hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [naam onder bewind gestelde] , om de woning gelegen aan het adres [straatnaam] te [postcode] [woonplaats] binnen drie weken na de betekening van dit vonnis met al de haren en het hare te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Thuisvester te stellen;
veroordeelt Kubus, in de hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [naam onder bewind gestelde] , in de kosten van dit geding, aan de zijde van Thuisvester tot op heden begroot op € 944,89, daarin begrepen een bedrag van € 720,- als salaris voor de gemachtigde van Thuisvester;
veroordeelt Kubus, in de hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [naam onder bewind gestelde] , onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Thuisvester volledig aan dit vonnis voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 120,- aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Koch, en in het openbaar uitgesproken op
18 december 2020.