Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[gedaagde 1] ,
[beschermingsbewindvoerder] Q.Q.in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van
mevrouw [gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 november 2020,
- de akte overlegging producties 1 tot en met 9 zijdens [eiser] ,
- de op voorhand van de zijde van [eiser] toegezonden producties 10 tot en met 15,
- de op voorhand van de zijde van [gedaagde 2] c.s. toegezonden producties 1 tot en met 6,
- de pleitnota van [gedaagde 2] c.s.,
- de pleitnota van [eiser] met daaraan gehecht de op voorhand op 25 november 2020 per e-mail door mr. van der Weijst toegezonden stukken,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 25 november 2020.
2.De feiten
€ 100.000,00 van de privébankrekening van [gedaagde 2] aan [eiser] over te maken. Tijdens dit gesprek heeft de heer [naam bankmedewerker] ook kort met [gedaagde 2] gesproken. Van dit telefoongesprek is een geluidsopname gemaakt (productie 5 bij dagvaarding) die nader uitgewerkt is in een transcript (productie 6 bij dagvaarding).
[…] Zowel voor HDI-Gerling Verzekeringen N.V. als voor HDI Global SE geldt dat er tussen de ondergetekende en de schuldenaar geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van ondergetekende had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen. […]”
3.Het geschil
980,00