Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
doorkokend/zeer heet water uit een waterkoker in de richting van die [Slachtoffer 2] en haar zoontje d
atzij vast had
te gooien, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De benadeelde partijen
€ 2.500,00 die in vergelijkbare zaken zijn toegekend.
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
een gevangenisstraf van acht maanden;
voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
[Slachtoffer 1]van
€ 3.000,00ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
Staat, ten behoeve van het slachtoffer
€ 3.000,00te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
[Slachtoffer 2]in de vordering tot schadevergoeding
niet‑ontvankelijken bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.