In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar van een bedrijf gevestigd aan [adres 1] te [plaatsnaam], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Moerdijk, dat op 30 oktober 2020 was genomen. Dit besluit hield in dat het pand gedeeltelijk gesloten moest worden voor de duur van drie maanden, vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij op 1 juli 2020. Verzoeker stelde dat de sluiting onterecht was, omdat de hennepkwekerij zich in een zelfstandig appartement bevond en niet in het bedrijf zelf. Hij voerde aan dat de burgemeester niet bevoegd was om het pand te sluiten en dat de sluiting onevenredige gevolgen voor zijn bedrijf zou hebben.
Tijdens de zitting op 10 december 2020 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van verzoeker en de burgemeester gehoord. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker voldoende spoedeisend belang had bij zijn verzoek, maar dat de burgemeester in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid om het pand te sluiten. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van het pand voor de duur van drie maanden niet onevenredig was, gezien de ernst van de overtreding en het belang van het handhaven van de openbare orde. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de opmerking dat de burgemeester in het besluit op bezwaar nader moet motiveren waarom de sluiting evenredig is.