ECLI:NL:RBZWB:2020:6518
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Weigering wapenverlof op basis van onvoldoende bewijs van schietbeurten en lidmaatschap van schietvereniging
In deze zaak hebben eisers, een echtpaar, beroep ingesteld tegen de besluiten van de Minister van Justitie en Veiligheid, die hun aanvragen voor een wapenverlof op basis van de Wet wapens en munitie (Wwm) had afgewezen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 24 december 2020 uitspraak gedaan in deze kwestie. De eisers stelden dat zij voldeden aan de eisen voor het verkrijgen van een wapenverlof, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet de benodigde gegevens en bescheiden hadden overgelegd. De rechtbank baseerde haar oordeel op de feiten en omstandigheden die naar voren kwamen tijdens de zitting op 13 november 2020, waar eisers in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, en de verweerder vertegenwoordigd was door mr. M. Ibrahim.
De rechtbank stelde vast dat eisers in hun eerdere aanvragen hadden aangegeven dat hun lidmaatschap van de schietvereniging in 2015 was begonnen, maar dat zij in hun huidige aanvraag een andere aanvangsdatum hadden opgegeven. Dit leidde tot twijfels over de juistheid van de verstrekte informatie. De rechtbank benadrukte dat, gezien het maatschappelijke veiligheidsbelang, zelfs geringe twijfels aan de verantwoordelijkheid van het wapenverlof voldoende reden zijn om de aanvraag te weigeren. De rechtbank concludeerde dat eisers niet de vereiste 18 schietbeurten in de voorafgaande 12 maanden hadden aangetoond, wat een voorwaarde is voor het verkrijgen van een wapenverlof.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de beroepen van eisers ongegrond, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 24 december 2020, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.