ECLI:NL:RBZWB:2020:6539

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
02/180279-20 en 96/015340-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Collombon
  • A. Sterk
  • M. van Riet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en amfetamine

Op 22 december 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van twee vuurwapens, een grote hoeveelheid munitie en het medeplegen van het aanwezig hebben van 257 gram amfetamine. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 8 december 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Gaillard, en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft bekend dat hij de harddrugs aanwezig heeft gehad, maar stelde dat zijn vrouw, medeverdachte, hiervan niet op de hoogte was. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van medeplegen, omdat de drugs in de woning van de medeverdachte waren aangetroffen.

De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van twee vuurwapens en een grote hoeveelheid munitie, evenals het opzettelijk aanwezig hebben van 257 gram amfetamine. De verdachte werd vrijgesproken van het bezit van valse bankbiljetten, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij het oogmerk had om deze als echt uit te geven. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank weegt mee dat de wapens gebruiksklaar waren en dat het bezit van harddrugs een gevaar voor de volksgezondheid met zich meebrengt. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, de Wet wapens en munitie en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/180279-20 en 96/015340-19 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 22 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1962 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsvrouw mr. C.M. Koole, advocaat te Goes

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 december 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Gaillard, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: een pistool en een revolver voorhanden heeft gehad;
feit 2: samen met medeverdachte Netten opzettelijk 258 gram amfetamine aanwezig heeft gehad;
feit 3: opzettelijk valse bankbiljetten in bezit heeft gehad met de bedoeling deze als echt uit te geven;
feit 4: een grote hoeveelheid munitie voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de vier tenlastegelegde feiten heeft begaan. Zij gaat bij feit 2 uit van 257 gram amfetamine en bij feit 3 van één bankbiljet.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, geen bewijsverweren gevoerd, met dien verstande dat er geen sprake is van medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank is op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen, in het bijzonder de bekennende verklaring van verdachte, van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en 4 tenlastegelegde voorhanden hebben van twee wapens en een grote hoeveelheid munitie en aan het onder feit 2 tenlastegelegde opzettelijk aanwezig hebben van 257 gram amfetamine.
Feit 2
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende. Verdachte heeft bekend dat hij de harddrugs aanwezig heeft gehad maar zijn vrouw, medeverdachte [medeverdachte] , zou hier niet van op de hoogte zijn geweest. Nu het medeplegen van dit feit met haar ten laste is gelegd dient de rechtbank aldus te beoordelen of verdachte de aangetroffen drugs opzettelijk tezamen en in vereniging met haar aanwezig heeft gehad.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van medeplegen vereist is dat bij het begaan van het feit sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de 257 gram amfetamine samen met medeverdachte [medeverdachte] aanwezig heeft gehad. Zij acht daarbij van belang dat de harddrugs zijn aangetroffen in de woning van de medeverdachte waar zij samenwoonde met verdachte. Het grootste gedeelte, 241 gram, is aangetroffen in de vriezer en twee kleine hoeveelheden, 6 en 10 gram, zijn aangetroffen in de woonkamer. Gelet op de plaatsen waar de drugs zijn aangetroffen kan het in dit geval bovendien niet anders zijn dan dat medeverdachte [medeverdachte] daarvan wetenschap moet hebben gehad. Zo is de vriezer een vrij toegankelijke plaats met een algemeen en gangbaar gebruik waardoor de rechtbank ervan uitgaat dat ook medeverdachte [medeverdachte] hiervan gebruik maakte. Van de in de woonkamer aangetroffen amfetamine is de rechtbank van oordeel dat verdachte daarvan wetenschap moet hebben gehad omdat deze niet waren verborgen en zij ook degene is die de woning schoonmaakte. Niet alleen verdachte, maar ook medeverdachte [medeverdachte] heeft daarover dus de beschikkingsmacht gehad. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 juli 2020 te Steenbergen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk 257 gram amfetamine aanwezig heeft gehad.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor dit feit. Vast staat dat verdachte ten minste één vals bankbiljet van € 20,- in bezit had, maar uit het dossier blijkt niet dat verdachte het oogmerk had om dit als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 10 juli 2020 te Steenbergen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een centraalvuur pistool, van het merk Walther, model 4, kaliber 7,65 browning ofwel 32 auto en een wapen categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een centraalvuur revolver, van een onbekend merk, kaliber 6,35 browning ofwel 25 auto zijnde vuurwapens in de vorm van een revolver en pistool voorhanden heeft gehad;
2
op 10 juli 2020 te Steenbergen tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 257 gram (netto) amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4
op 10 juli 2020 te Steenbergen munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 15 centraalvuur (kogel)patronen van het kaliber 7,65, merk Browning ofwel 32 Auto en
- 42 centraalvuur (kogel)patronen van het kaliber 6,35, merk Browning ofwel 25 Auto en
- 100 randvuur (kogel)patronen van het kaliber .22 short en
- 91 centraalvuur (kogel)patronen van het kaliber 9x19 mm en
- 46 randvuur (hagel)patronen van het kaliber flobert 9 mm
voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest. Voor het aanwezig hebben van de wapens heeft zij aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt ‘vuurwapens en explosieven’ zoals door de rechtbank Amsterdam wordt gehanteerd. Als strafverzwarende omstandigheden heeft zij meegewogen dat de wapens waren doorgeladen, binnen handbereik lagen, er een relatie is met beroepscriminaliteit en dat er ook harddrugs zijn aangetroffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat de typering van verdachte zoals die door de officier van justitie geschetst wordt niet juist is. Nergens blijkt uit dat verdachte zich bezig houdt met criminele activiteiten. Het zijn wapens met een emotionele waarde voor verdachte die hij daarom in onklaar gemaakte staat graag terug zou krijgen. De verdediging bepleit te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op de dag van de uitspraak en een fors voorwaardelijk deel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 257 gram amfetamine. De rechtbank stelt vast dat het een behoorlijke hoeveelheid betreft, die zeker niet als gebruikershoeveelheid kan worden aangemerkt. Verdovende middelen als amfetamine leveren een gevaar op voor de volksgezondheid, nu deze stoffen sterk verslavend werken. De handel in, het vervoer van en het gebruik van dergelijke verdovende middelen brengen daarnaast vele vormen van (zware) criminaliteit en overlast met zich mee.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee wapens en een grote hoeveelheid munitie. Een deel van die munitie is geschikt voor gebruik met de aangetroffen wapens. De rechtbank weegt als strafverzwarend mee dat deze wapens gebruiksklaar waren, omdat zij geladen waren. Een van de wapens werd aangetroffen tussen een armleuning en een kussen van de bank met de loop in de richting van de voorzijde van de woning. Dat verdachte slechts emotionele waarde hechtte aan deze wapens en daarom voorhanden had, zoals hij heeft verklaard, past niet bij het op deze wijze aantreffen van de wapens. Het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en munitie is maatschappelijk onaanvaardbaar vanwege de bedreiging die daarvan voor de veiligheid van anderen uitgaat.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte weliswaar eerder is veroordeeld voor feiten met betrekking tot de Opiumwet en de Wet wapens en munitie, maar dat dit langer dan vijf jaar geleden is.
De rechtbank gaat bij de strafoplegging uit van de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Voor het voorhanden hebben van een niet geladen pistool of revolver geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. Voor het bezit van harddrugs, bij een gewicht tussen de 200 en 500 gram, geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de aard en ernst van de feiten niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Een deel van die straf zal zij wel voorwaardelijk opleggen, zodat verdachte ervan wordt weerhouden om in de toekomst strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren noodzakelijk.

7.Het beslag

Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is ten aanzien van de geldbedragen gebleken dat reeds is beslist dat zij worden teruggegeven aan verdachte. De rechtbank zal zich daarom ten aanzien van deze voorwerpen van een beslissing onthouden.
7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in beslag genomen mes aan verdachte, aangezien het mes niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen wapens, drugs en munitie zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen, dan wel tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd. Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf, een geldboete van
€ 400,- en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 15 april 2019 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten, omdat de thans gepleegde feiten in een te ver verwijderd verband staan van de feiten waarvoor verdachte de voorwaardelijke straffen opgelegd heeft gekregen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 3 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
t.a.v. feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 2:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C,
van de Opiumwet gegeven verbod;
t.a.v. feit 4:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
mes (goednummer 2216481);
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* vuurwapen, Walther Model 4 (goednummer 2216456);
* vuurwapen, revolver (goednummer 2216464);
* alle onder verdachte inbeslaggenomen munitie (goednummers: 2216467, 2216476, 2216493, 2216488, 2216484, 2216492, 2216478, 2216489, 2216490);
* alle onder verdachte inbeslaggenomen drugs (goednummers: 2216430, 2216432, 2216433, 2216435, 2216440, 2216448, 2216449, 2216454, 2216462, 2216465, 2216470, 2216474);
* vals bankbiljet van 20 EUR (goednummer 2216494);
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Collombon, voorzitter, mr. Sterk en mr. Van Riet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Krevel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 december 2020.
Mr. Van Riet en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 10 juli 2020 te Steenbergen een wapen van
categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een
centraalvuur pistool, van het merk Walther, model 4, kaliber 7,65
browning ofwel 32 auto
en/of een wapen categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een centraalvuur revolver, van een onbekend merk, kaliber
6,35 browning ofwel 25 auto zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van
een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij op of omstreeks 10 juli 2020 te Steenbergen tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 258 gram (netto) amfetamine, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 10 juli 2020 te Steenbergen, opzettelijk
een of meer bankbiljetten van 20 euro dat/die hij, verdachte, zelf heeft
nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing
hem, toen hij deze ontving bekend was met het oogmerk om deze als
echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad
heeft gehad;
( art 209 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 10 juli 2020 te Steenbergen
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 15, in elk geval een of meerdere, centraalvuur (kogel)patro(o)n(en)
van het kaliber 7,65, merk Browning ofwel 32 Auto en/of
- 42, in elk geval een of meerdere, centraalvuur (kogel)patro(o)n(en)
van het kaliber 6,35, merk Browning ofwel 25 Auto en/of
- 100, in elk geval een of meerdere, randvuur (kogel)patronen van het
kaliber .22 short en/of
- 91, in elk geval een of meerdere, centraalvuur (kogel)patro(o)n(en)
van het kaliber 9x19 mm en/of
- 46, in elk geval een of meerdere, randvuur (hagel)patronen van het
kaliber flobert 9 mm en/of
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
Bijlage II: De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2020180266 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 88. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring afgelegd bij de politie d.d. 11 juli 2020 (pg. 76);
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 augustus 2020 (ongenummerd opgenomen tussen pagina 53 en 57).
Feit 2
1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juli 2020 (pg. 44), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op vrijdag 10 juli 2020, omstreeks 06.00 uur zag ik de politie ondersteuningsgroep
aankomen rijden bij het woonwagenkamp gelegen aan de [straat] te
Steenbergen. Ik zag op het woonwagenkamp dat de verbalisanten van de ondersteuningsgroep de instap deden bij twee verschillende woonwagens.
Ik zag dat verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] begonnen met zoeken in de woonkamer van de
woonwagen perceel nummer [nummer] . Ik hoorde al snel dat de volgende zaken daar werden
aangetroffen in de woonkamer: Een zakje met wit poeder werd aangetroffen in een vaas aan de muur.
Ik hoorde van een verbalisant dat hij in de diepvries een rol aantrof welke hij vond ruiken naar speed.
2. Inbeslagneming aan de [adres] te Steenbergen op 10 juli 2020 bij J [verdachte] , goednummer PL2000-2020177662-2216454, object Verdovende mid (Amfetamine), 241 g.
3. Inbeslagneming aan de [adres] te Steenbergen op 10 juli 2020 bij [verdachte] , goednummer PL2000-2020177662-2216465, object Verdovende mid, 10 g.
4. Inbeslagneming aan de [adres] te Steenbergen op 10 juli 2020 bij [verdachte] , goednummer PL2000-2020177662-2216474, object Verdovende mid, 6 g.
5. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juli 2020 (pg. 53), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
OVERZICHT GEWICHTEN AANGETROFFEN DRUGS
Amfetamine
Goednummer 2216454 241 gram
Goednummer 2216465 10 gram
Goednummer 2216474 6 gram
Totaal 258 gram
De rechtbank corrigeert de kennelijke optelfout in het proces-verbaal van 258 gram naar 257 gram.
6. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juli 2020 (pg. 73), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 30 juli 2020 onderzochten wij het navolgende monster met vermoedelijk verdovende middelen:
Monster 1Goednummer PL2000-2020177662-2216552
Object Verdovende mid (Amfetamine)
Spoor identificatienr. AANK6933NL
Bijzonderheden Monster van bronpartij 245 gram, goednummer 2216454
7. Het NFI-rapport d.d. 30 juli 2020 (pg. 75), voor zover inhoudende als verklaring van rapporteur [naam] :
Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO ConclusieAANK6933NL pasta, wit, uit 245 gram bevat amfetamine
8. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 juli 2020 (pg. 76), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: Wat is u verblijfsadres?
A: [adres] Steenbergen.
(…)
Ik ben getrouwd met [medeverdachte] en woon daar dus mee samen.
V: In de woonkamer, op het adres [adres] in Steenbergen, is drugs aangetroffen. Wat kan u hierover verklaren?
A: Dat lag in het ornament, en her en der een beetje.
V: Lag er ook nog iets in de vriezer?
A: Ook nog een beetje speed volgens mij. Dit zat in een plastic zakje.
Feit 4
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 4 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring afgelegd bij de politie d.d. 11 juli 2020 (pg. 76);
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 augustus 2020 (ongenummerd opgenomen tussen pagina 53 en 57).