ECLI:NL:RBZWB:2020:6776

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
C/02/373175/ HA RK 20-120
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. Schild
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bestuurder van Stichting Diependael wegens wanbeheer

In deze beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, uitgesproken op 22 december 2020, is het verzoek tot ontslag van [verweerster] als bestuurder van Stichting Diependael behandeld. De rechtbank oordeelt dat [verweerster] zich schuldig heeft gemaakt aan wanbeheer, zoals bedoeld in artikel 2:298 lid 1 BW. De verzoekers, die gezamenlijk als erfgenamen van [naam 6] optreden, hebben aangevoerd dat [verweerster] feitelijk is opgehouden om de stichting te besturen en niet reageert op verzoeken van de andere betrokken stichting, Stichting S&V. Dit heeft geleid tot een crisissituatie bij M&J, een vennootschap waarvan de aandelen door Stichting Diependael worden beheerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verweerster] gedurende een lange periode niet heeft gereageerd op verzoeken om medewerking aan de besluitvorming die noodzakelijk was voor de goedkeuring van de jaarrekeningen van M&J. De rechtbank heeft geoordeeld dat [verweerster] door haar handelen de belangen van de certificaathouders heeft geschaad en heeft haar ontslagen als bestuurder van de stichting. Tevens is Stichting S&V benoemd als nieuwe bestuurder, met de bevoegdheid om de stichtingen te fuseren indien dit in het belang van alle betrokkenen wordt geacht. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rekestnummer: C/02/373175/ HA RK 20-120
Beschikking van 22 december 2020
in de zaak van

1.[verzoeker sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[verzoeker sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[verzoeker sub 3],
wonende te [woonplaats 1] ,
4.
[verzoeker sub 4],
wonende te [woonplaats 1] ,
5.
[verzoeker sub 5],
wonende te [woonplaats] ,
6.
[verzoeker sub 6] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
7.
[verzoeker sub 7] ,
wonende te [woonplaats 3] ,
8.
[verzoeker sub 8] ,
wonende te [woonplaats 4] ,
verzoekers,
advocaat mr. C.C.C.A.M. Kuijken te Valkenswaard
en

1.[verweerster] ,

wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
2.
[belanghebbende sub 1],
wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
3.
[belanghebbende sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
4.
[belanghebbende sub 3],
wonende te [woonplaats 5] ,
belanghebbende,
5.
[belanghebbende sub 4],
wonende te [woonplaats 6] ,
belanghebbende,
6.
[belanghebbende sub 5],
wonende te [woonplaats 7] ,
belanghebbende,
7.
[belanghebbende sub 6],
wonende te [woonplaats 7] ,
belanghebbende,
advocaat mr. J. Verhoeven te Alphen aan den Rijn.
Verzoekers zullen hierna gezamenlijk [verzoekers] worden genoemd. Verweerster zal [verweerster] worden genoemd en belanghebbenden zullen gezamenlijk als [belanghebbenden] worden aangeduid. Verzoekers, verweerster en belanghebbenden zullen gezamenlijk ook partijen worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek tot schorsing van [verweerster] als bestuurder van de stichting Stichting Diependael (hierna: Stichting Diependael), ter griffie ingekomen op 10 juni 2020, met producties genummerd 1 tot en met 2,
- het verweerschrift, ter griffie ingekomen op 17 juli 2020, met producties genummerd 1 en 2,
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling, gehouden op 20 juli 2020,
- de reactie op verweerschrift/spreekaantekeningen aan de zijde van [verzoekers] , en
- de zittingsaantekeningen aan de zijde van [verweerster] en [belanghebbenden]
1.2.
Op de mondelinge behandeling is aan de zijde van verzoekers mevrouw [verzoeker sub 6] in persoon verschenen, bijgestaan door mr. C.C.C.A.M. Kuijken. Aan de zijde van verweerster/belanghebbenden is verschenen de heer [belanghebbende sub 3] , bijgestaan door mr. J. Verhoeven.
1.3.
Van de zijde van Stichting Diependael is – hoewel daartoe niet behoorlijk opgeroepen – verschenen één van haar tijdelijk bestuurders (benoemd bij beschikking van deze rechtbank van 16 juni 2020) de heer [naam] (tevens één van de door de rechtbank benoemde bestuurders van Stichting S&V).
1.4.
Als toehoorders zijn verschenen: de heer [naam 1] (notaris), de heer [naam 2] , alsmede de heer [naam 4] [naam 3] en de heer [naam 4] .
1.5.
Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank nog van partijen ontvangen:
- de brief van 29 september 2020 van mr. Kuijken, en
- de brief van 30 september 2020 van mr. Verhoeven.
1.6.
Voor zover in voornoemde brieven in deze procedure ingenomen stellingen en weren van een andere onderbouwing zijn voorzien, heeft de rechtbank daar geen acht op geslagen, aangezien de (mondelinge) behandeling van het verzoekschrift op 20 juli 2020 is gesloten, waarna de rechtbank partijen heeft gemeld een beschikking te wijzen, tenzij partijen haar voor 30 september zouden berichten in onderling overleg alsnog tot een oplossing te zijn gekomen.
1.7.
Partijen hebben in voormelde brieven van 29 en 30 september 2020 de rechtbank gemeld dat hun onderling overleg vruchteloos is gebleven.

2.Het verzoek

2.1.
[verzoekers] verzoekt de rechtbank (na aanpassing c.q. verduidelijking van het verzoek tijdens de mondelinge behandeling) om:
[verweerster] te ontslaan, althans te schorsen als bestuurder van Stichting Diependael;
II. Stichting S&V te benoemen tot bestuurder van Stichting Diependael, of althans de heer [naam 5] en [naam] , dan wel twee door de rechtbank aan te wijzen bestuurders.
2.2.
[verzoekers] legt – kort samengevat – aan haar verzoek ten grondslag dat [verweerster] feitelijk is opgehouden Stichting Diependael te besturen althans zich als bestuurder van deze stichting te gedragen, door niet te responderen op verzoeken van Stichting S&V of althans daaraan geen medewerking te verlenen, waardoor zij zich schuldig maakt aan wanbeheer.
2.3.
[verweerster] en [belanghebbenden] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van het verzoek tot ontslag van [verweerster] , en, voor het geval de rechtbank overgaat tot het ontslag van [verweerster] , het verzoek tot benoeming van Stichting S&V of haar bestuurders af te wijzen en in dat geval over te gaan tot benoeming van twee deskundige en volledig onafhankelijke bestuurders, kosten rechtens.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn ieder voor gelijke delen erfgenamen van [naam 6] , die in maart 2015 is overleden (hierna: erflaatster).
3.2.
Bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Hasselt is tussen partijen een geschil aanhangig over de verdeling van de nalatenschap van erflaatster.
3.3.
Erflaatster heeft bepaalde vermogensbestanddelen ruim voor haar overlijden in een stichting, Stichting S&V (hierna ook: S&V), ondergebracht.
3.4.
S&V heeft op 3 september 2008 de aandelen in de Luxemburgse vennootschap M&J Corporation SA (hierna: M&J) gekocht.
3.5.
Op 1 maart 2011 is Stichting Diependael opgericht. Stichting Diependael heeft volgens haar statuten (onder meer) ten doel het bewaren van aandelen ten titel van beheer.
3.6.
S&V en Stichting Diependael zijn zogenoemde stichting-administratiekantoren. Partijen zijn als certificaathouders - voor iedere stichting in dezelfde onderlinge verhoudingen -gerechtigd tot het vermogen dat ten titel van beheer zich bevindt in S&V en als Stichting Diependael.
3.7.
Het bestuur van Stichting Diependael wordt sinds 1 februari 2014 gevormd door [verweerster] . De statuten van Stichting Diependael bepalen dat het bestuur uit ten minste één en ten hoogste drie leden bestaat. Verder bepalen de statuten dat [verweerster] (als opvolgend bestuurder) niet zonder haar instemming kan worden ontslagen als bestuurder door de vergadering van certificaathouders.
3.8.
Bij beschikking van 12 februari 2018 heeft de rechtbank twee personen – de heren [naam 5] en [naam] – als bestuurder van S&V benoemd, omdat de vorige bestuurders zich hadden uitgeschreven, althans zich hadden teruggetrokken.
3.9.
Een verslag van de door de rechtbank benoemde bestuurders van S&V van januari 2020 (overgelegd als productie 20 bij verzoekschrift, hierna: het Verslag) vermeldt als volgt:
“Zoals hierna zal blijken is door de juridische onduidelijkheid inzake de overdracht van de bloot eigendom van de aandelen [M&J] het vermogen (banktegoeden) in M&J - naar wij begrepen - momenteel door de Luxemburgse directie en de ING-bank (?) geblokkeerd.
Vooralsnog zijn wij de mening toegedaan dat de overdracht van de blote eigendom van deze aandelen aan Stichting Diependael niet rechtsgeldig is geweest en nietig c.q. vernietigbaar is. De Luxemburgse directie IQEQ is eveneens deze mening toegedaan.
De bedoeling van dit memo is tevens om de gang van zaken rondom de eigendomspositie van de aandelen [M&J] te beschrijven teneinde dit als basis te gebruiken om hierover meer duidelijkheid te creëren. Dit omdat de directie van deze SA, het trustkantoor IQEQ te Luxemburg, heeft gedreigd haar opdracht te beëindigen indien er niet snel duidelijkheid komt inzake de eigendomspositie van deze aandelen en de UBO's.”
3.10.
Op 25 maart 2020 heeft mr. Kuijken [verweerster] bericht voornemens te zijn de rechtbank te verzoeken haar te ontslaan als bestuurder van Stichting Diependael omdat zij niet daadwerkelijk functioneerde als bestuurder van deze stichting.
3.11.
In het kader van een voorlopige voorziening, verzocht bij afzonderlijk verzoekschrift door [verzoekers] , heeft de rechtbank bij beschikking van 16 juni 2020 [verweerster] als bestuurder geschorst en de heren [naam 5] en [naam] (hierna ook [naam] ) tot tijdelijk bestuurders benoemd van Stichting Diependael.

4.De beoordeling

4.1.
Ontslag van een bestuurder is op grond van artikel 2:298 lid 1 BW mogelijk in het geval de bestuurder:
a. iets doet of nalaat in strijd met de wet;
b. iets doet of nalaat in strijd met de statuten;
c. zich schuldig maakt aan wanbeheer.
Is sprake geweest van wanbeheer?
4.2.
Het voorliggende verzoek van [verzoekers] tot ontslag van [verweerster] van Stichting Diependael dient te worden beoordeeld tegen de achtergrond van het volgende. Tussen S&V en Stichting Diependael is in geschil of de blote eigendom van de aandelen van M&J (die zijn aangekocht in 2008 door S&V) al dan niet op enig moment rechtsgeldig zijn overgedragen aan Stichting Diependael. Voornoemde vraag heeft weliswaar geen direct aanwijsbare vermogensrechtelijke betekenis voor partijen, aangezien partijen allen certificaathouders zijn van zowel S&V als Stichting Diependael – en aldus op gelijke wijze gerechtigd zijn tot hetgeen ten titel van beheer door beide stichtingen wordt gehouden – maar vormt in zoverre een twistpunt tussen partijen omdat – kort gezegd – Stichting Diependael is gelieerd aan ‘ [naam 7] ’ (althans tot het moment dat [verweerster] als bestuurder werd geschorst bij beschikking van deze rechtbank van 16 juni 2020).
4.3.
[verzoekers] legt kort gezegd aan haar verzoek tot ontslag van [verweerster] ten grondslag dat zolang onduidelijk is of het blote eigendom van de aandelen M&J wordt gehouden door Stichting Diependael, het voor de bedrijfsvoering van M&J essentieel is dat Stichting Diependael medewerking verleent aan de benodigde besluitvorming. Dit geldt bijvoorbeeld voor het kunnen goedkeuren van de jaarrekening van M&J. Deze medewerking is – nu tussen partijen in geschil is waar zich het bloot eigendom van de aandelen M&J bevindt - zekerheidshalve vereist (voor het geval dat op enig moment zou komen vast te staan dat Stichting Diependael de bloot eigendom houdt van de aandelen M&J). [verzoekers] voert aan dat [verweerster] – als enig bestuurder van Stichting Diependael – niet reageert op verzoeken om medewerking, althans niet bereid is gebleken de benodigde medewerking te verlenen, althans kennelijk daaraan voorwaarden meent te mogen verbinden waar niet aan kan worden voldaan, hetgeen aanleiding is geweest tot onderhavig verzoek aan de rechtbank aangezien door haar weigering de bedrijfsvoering van M&J gevaar loopt. [verzoekers] verwijst daarbij onder meer naar de bevindingen van de door de rechtbank aangestelde bestuurders van S&V zoals die onder meer blijken uit het Verslag en voert aan dat het trustkantoor IQEQ inmiddels reeds haar werkzaamheden als trustbestuurder van M&J heeft opgezegd vanwege de bestaande impasse.
4.4.
[verweerster] en [belanghebbenden] voeren verweer en stellen dat de door [verzoekers] aangevoerde gronden voor ontslag van [verweerster] het verzoek niet kunnen dragen. De omstandigheid dat [verweerster] een andere mening heeft over hetgeen een juiste wijze van handelen is maakt nog niet zij niet meer functioneert. Ook maakt [verzoekers] niet concreet dat [verweerster] niet onafhankelijk of partijdig zou zijn, wat ook niet relevant is, omdat de statuten geen kwaliteitseisen aan de bestuurder stellen. De toepassing van artikel 2:298 lid 1 BW wordt ook niet gerechtvaardigd door het enkele doel om uit een impasse te komen, aldus [verweerster] en [belanghebbenden]
4.5.
De rechtbank stelt voorop dat een bestuurder van een stichting bij zijn handelen (uitsluitend) het belang van de stichting heeft te dienen en niet zijn persoonlijke belangen. Het bepaalde in artikel 2:239 lid 5 (voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid) – “
Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming” – kan (mutatis mutandis) van overeenkomstige toepassing worden geoordeeld op de bestuurder van een stichting.
In dit verband merkt de rechtbank nog op dat het op 20 november 2020 door de Eerste Kamer is aangenomen het Wetsvoorstel bestuur en toezicht rechtspersonen (Kamerstukken I 2019/20, 34 491) onder meer erin voorziet dat aan artikel 2:291 BW een nieuw lid 3 wordt toegevoegd dat bepaalt dat bestuurders zich bij de vervulling van hun taak dienen te richten naar het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming
of organisatie. Er is geen reden deze wijziging anders op te vatten als een codificatie van reeds geldend recht.
4.6.
Bij het bepalen van hetgeen in het belang is van de stichting dient een bestuurder mede acht te slaan op het in de statuten opgenomen statutaire doel van de stichting. Mede gelet op de doelomschrijving van Stichting Diependael heeft het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van [verweerster] gelegen om zich bij haar handelen als bestuurder te richten op het op een zorgvuldige wijze beheren van – de door Stichting Diependael gepretendeerde blote eigendomsrechten van – de aandelen M&J voor
allecertificaathouders (zijnde partijen). Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat ook van [verweerster] kon worden gevergd dat zij – het belang van alle certificaathouders voor ogen houdend – ervoor zou zorgdragen dat Stichting Diependael steeds tijdig haar medewerking zou verlenen aan alle voor het welvaren van M&J benodigde aandeelhoudersbesluiten. Dit mede gelet op de omstandigheid dat niet in geschil is tussen partijen dat de aandelen M&J een omvangrijke waarde vertegenwoordigen.
4.7.
Onweersproken is gebleven dat [verweerster] als bestuurder van Stichting Diependael gedurende geruime tijd niet heeft gereageerd op verzoeken van de bestuurders van S&V om mee te werken aan de benodigde besluitvorming voor M&J. Gelet op het voorgaande moet het ook ervoor worden gehouden dat [verweerster] – door niet te reageren op daartoe strekkende verzoeken – feitelijk heeft geweigerd mee te werken aan de besluitvorming die nodig is voor het vaststellen van de jaarrekeningen van M&J vanaf 2015. Verder is onweersproken gebleven dat dit heeft geleid tot een crisissituatie bij M&J met als gevolg dat onder meer het trustkantoor haar bestuursfunctie heeft neergelegd.
4.8.
Als rechtvaardiging voor haar handelwijze heeft [verweerster] aangevoerd – kort gezegd – dat haar informatie zou worden onthouden en dat zij overigens wel bereid is haar medewerking te verlenen aan de benodigde besluiten voor M&J, maar niet tot medewerking gedwongen wenst te worden.
4.9.
De rechtbank stelt vast dat door [verweerster] niet of nauwelijks nader is onderbouwd waarom zij niet heeft gereageerd op verzoeken om te handelen als bestuurder van Stichting Diependael om de voor het M&J vereiste besluitvorming tot stand te brengen. Ten minste heeft het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van [verweerster] gelegen nader aan te geven welke informatie haar is onthouden en aan welke door haar (met het oog op de belangen van de certificaathouders/partijen) gestelde redelijke eisen niet zijn voldaan, met als gevolg dat haar niet verweten kan worden geen medewerking te hebben verleend aan de voor het functioneren van M&J benodigde besluitvorming.
4.10.
Gelet op het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat [verweerster] zonder redelijke grond gedurende geruime tijd heeft nagelaten om als bestuurder van Stichting Diependael ervoor zorg te dragen dat Stichting Diependael als de (gepretendeerde) houder van aandelen in het kapitaal van M&J handelde als een verantwoordelijk aandeelhouder van M&J. Aangezien Stichting Diependael een zogenoemde stichting administratiekantoor betreft behoorde voornoemde verantwoordelijkheid tot de kern van haar bestuurstaken. Aldus heeft [verweerster] de belangen geschaad van alle certificaathouders voor wie Stichting Diependael beweerdelijk de blote eigendom van de aandelen M&J houdt.
4.11.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verweerster] zich als bestuurder van Stichting Diependael schuldig heeft gemaakt aan wanbeheer, zoals bedoeld in artikel 2:298 lid 1 BW. De rechtbank zal haar om die reden ontslaan als bestuurder van Stichting Diependael.
4.12.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog als volgt. Het is de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling onder de aandacht gebracht dat [verweerster] in het verleden bestuurder is geweest van S&V en haar nog geen decharge is verleend over de gehele periode waarin zij bestuurder van S&V is geweest. Voor zover [verweerster] voor het verlenen van medewerking als bestuurder van Stichting Diependael aan (onder meer) het goedkeuren van de jaarrekeningen van M&J de voorwaarde heeft verbonden dat aan haar decharge zou worden verleend over de periode waarover zij bestuurder is geweest van S&V heeft zij haar persoonlijke belangen laten prevaleren boven de belangen van Stichting Diependael en de belangen van de bij deze stichting betrokken certificaathouders. Ook in zoverre zou [verweerster] zich hebben schuldig gemaakt aan wanbeheer. Dat [verweerster] deze voorwaarde daadwerkelijk heeft gesteld, heeft de rechtbank evenwel in onvoldoende mate kunnen vaststellen, met als gevolg dat dit slechts ten overvloede wordt overwogen.
4.13.
[verzoekers] heeft verder verzocht S&V ook te benoemen als bestuurder van Stichting Diependael.
4.14.
Zijdens [verweerster] en [belanghebbenden] is daartegen verweer gevoerd. In de eerste plaats voeren zij aan dat als de bestuurders van S&V ook als bestuurders van Stichting Diependael worden benoemd, zij namens beide stichtingen de met de aandelen samenhangende tegoeden kunnen opvragen, waarmee de complexiteit van het debat en de belangen van [belanghebbenden] wordt miskend. De benoeming van nieuwe, onafhankelijke bestuurders kan bijdragen aan de aanvaardbaarheid van door dat bestuur te nemen besluiten en daarmee wordt recht gedaan aan de in potentie tegengestelde belangen tussen de verschillende familietakken.
In de tweede plaats voeren zij aan dat de (door de rechtbank benoemde) bestuurders van S&V zich reeds op het standpunt hebben gesteld dat Stichting Diependael niet rechtsgeldig het blote eigendom heeft verworven van de aandelen M&J. Aldus kunnen zij niet meer als ‘neutrale’ bestuurders gelden, mede gelet op het achterliggende geschil over de nalatenschap van erflaatster tussen [naam 7] en [naam 7] .
4.15.
De rechtbank verwerpt het verweer dat de benoeming van nieuwe bestuurders nodig is om recht te doen aan de complexiteit van de situatie of althans voor de aanvaardbaarheid van de te nemen besluiten voor [naam 7] . De door de rechtbank bij de S&V benoemde bestuurders zijn benoemd als onafhankelijke bestuurders, in de zin dat zij geacht worden de belangen van alle partijen en ‘takken’ te behartigen. Gesteld noch gebleken is dat zij hun taken vooralsnog niet naar behoren vervullen.
Ook het verweer dat zij zich reeds hebben uitgelaten over de vraag of Stichting Diependael rechtsgeldig de blote eigendom heeft verworven van de aandelen M&J – welke vraag zij ontkennend hebben beantwoord – kan aan het voorgaande niet afdoen en wel om het volgende.
4.16.
Gesteld noch gebleken is dat Stichting Diependael enige andere activiteit heeft dan het houden van het (door haar gepretendeerde) blote eigendom van de aandelen M&J. Gelet daarop ligt het naar het oordeel van de rechtbank voor de hand – teneinde aan enige verdere discussie over de vraag waar de blote eigendom van de aandelen zich bevindt een einde te maken – dat Stichting Diependael zal fuseren met S&V, hetgeen ook door Van Vugt als oplossing is voorgesteld tijdens de mondelinge behandeling.
4.17.
Met het oog daarop zal de rechtbank ook bepalen – ter voorkoming van verdere discussie over dit punt – dat S&V als bestuurder van Stichting Diependael gemachtigd is om al het nodige te doen om beide stichtingen te fuseren. Aldus wordt voorkomen dat voor Stichting Diependael weer een nieuwe bestuurder of nieuwe bestuurders moet(en) worden gevonden, hetgeen weer aanzienlijke kosten voor (uiteindelijk) alle certificaathouders/partijen zal meebrengen en de kans op weer nieuwe conflicten doet vergroten.
4.18.
Aangezien bij de benoeming van de huidige door de rechtbank benoemde bestuurders van S&V reeds is voorzien in hun bezoldiging, hoeft daarover geen nadere beslissing te worden genomen. Voor zover zij werkzaamheden gaan verrichten voor S&V als (middellijk) bestuurder van Stichting Diependael, zullen zij immers hun werkzaamheden als bestuurder van S&V kunnen declareren.
4.19.
De rechtbank ziet aanleiding om het bepaalde in artikel 288 Rv ambtshalve toe te passen en zal deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
ontslaat [verweerster] als bestuurder van Stichting Diependael vanwege gevoerd wanbeheer,
5.2.
benoemt Stichting S&V als bestuurder van Stichting Diependael, onder bepaling dat Stichting S&V als bestuurder van Stichting Diependael ook bevoegd is al het nodige te doen om beide Stichtingen met elkaar te laten fuseren indien zulks door Stichting S&V in het belang van alle betrokkenen wordt geoordeeld,
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
draagt de griffier op om op de voet van artikel 2:302 BW zorg te dragen voor de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de in deze beschikking begrepen voorzieningen in het bestuur voor Stichting Diependael, met statutaire zetel te Breda, in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven onder KvK-nummer 52185974.
Deze beschikking is gegeven door mr. Schild en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2020. [1]

Voetnoten

1.type: mvda