ECLI:NL:RBZWB:2020:6787

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 december 2020
Publicatiedatum
5 januari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_10405 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen verbod tot verblijf in de wijk Hoge Vucht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een jongerenwerker, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Breda, dat hem verbood zich in de periode van 29 december 2020 tot 15 januari 2021 in de wijk Hoge Vucht te bevinden. Dit verbod was opgelegd vanwege veronderstelde verstoringen van de openbare orde tijdens de jaarwisseling. Tijdens de zitting op 31 december 2020, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. S. Salhi, heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De burgemeester was vertegenwoordigd door drie personen, maar hun namen zijn niet vermeld in het proces-verbaal.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het besluit van de burgemeester onvoldoende was gemotiveerd. Er waren geen concrete aanwijzingen dat verzoeker een leidende rol had gespeeld bij de verstoringen van de openbare orde, zoals door de burgemeester werd gesteld. De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig van aard is en de rechtbank in een eventuele bodemprocedure niet bindend is. De voorzieningenrechter schorste het bestreden besluit en droeg de burgemeester op het griffierecht van € 178,-- aan verzoeker te vergoeden. Daarnaast veroordeelde hij de burgemeester in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1.050,--. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10405 GEMWT VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 31 december 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

gemachtigde: mr. S. Salhi
en

de burgemeester van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van 29 december 2020 (bestreden besluit) dat gaat over het aan hem opgelegde verbod om zich in de periode van 29 december 2020 tot 15 januari 2021 in een nader aangeduid gebied (de wijk Hoge Vucht) te bevinden.
Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 31 december 2020. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger 1] , [naam vertegenwoordiger 2] en [naam vertegenwoordiger 3] .

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2. Ingevolge artikel 172a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet en hetgeen bij gemeentelijke verordening is bepaald omtrent de bevoegdheid van de burge-meester om bevelen te geven ter handhaving van de openbare orde, kan de burgemeester aan een persoon die individueel of in groepsverband de openbare orde ernstig heeft verstoord of bij groepsgewijze ernstige verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, dan wel herhaaldelijk individueel of in groepsverband de openbare orde heeft verstoord of bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel geven zich niet te bevinden in of in de omgeving van een of meer bepaalde objecten binnen de gemeente, dan wel in een of meer bepaalde delen van de gemeente.
Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 172a van de Gemeentewet (de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast, Kamerstukken II, 31 467, nr. 3, p. 15) blijkt dat in het bevel moet worden vermeld door welke gedragingen en op welke tijdstippen en plaatsen de betrokken persoon herhaaldelijk de openbare orde heeft verstoord, dan wel op grond van welke gedragingen de burgemeester tot het oordeel is gekomen dat betrokkene daarbij een leidende rol heeft gehad. Voorts blijkt uit de Memorie van Toelichting dat verweerder zich daarbij dient te baseren op een gedocumenteerd dossier. Het dossier dient onder meer inzicht te geven in: het samenstel van gedragingen respectievelijk de aard van de ordeverstoringen (blijkend uit meldingen, mutaties, processen-verbaal, signalen uit de buurt, waarnemingen zoals bekend bij politie, jeugdzorg e.a.) van de betrokken groep en persoon (Kamerstukken II, 31 467, nr. 3, p. 14 en 15).
3. De door de burgemeester in het bestreden besluit vermelde feiten en omstandigheden bieden onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat
verzoeker zelf herhaaldelijkde
openbare ordeheeft verstoord. In de door de burgemeester aan dit besluit ten grondslag gelegde bestuurlijke rapportage van 24 december 2020 ziet de voorzieningenrechter ook geen concrete aanwijzingen die duiden op een leidende rol van verzoeker bij de door de burgemeester genoemde verstoring van de openbare orde tijdens de jaarwisseling 2019-2020 en bij de door hem gevreesde verstoring van de openbare orde tijdens de komende jaarwisseling. De burgemeester verwijt verzoeker dat hij niet de-escalerend is opgetreden. Ter zitting heeft verzoeker erkend dat hij vorig jaar tijdens de jaarwisseling in de wijk aanwezig was, maar volgens hem was hij toen wel degelijk de-escalerend bezig. Hij heeft benadrukt dat hij weet dat hij als jongerenwerker een voorbeeldfunctie vervult en hij begrijpt de wens van de burgemeester dat hij de komende dagen beter niet de straat (en zeker niet de wijk Hoge Vucht) op kan gaan. Hij respecteert die wens ook omdat hij niet tegenover de gemeente wil komen te staan, aldus verzoeker. Voor verzoeker is dit ook mogelijk omdat hij zijn werkzaamheden als jongerenwerker tijdelijk heeft stopgezet.
4. Het vorenstaande heeft de voorzieningenrechter tot het oordeel geleid dat het bestreden besluit vanwege een onvoldoende deugdelijke motivering dient te worden geschorst. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
Voorts veroordeelt de voorzieningenrechter de burgemeester in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,-- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • schorst het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,-- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.050,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 31 december 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
w.g. mr. E.J. Govaers,
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.