ECLI:NL:RBZWB:2020:6928

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
20/9354
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen last onder dwangsom tot verwijderen duivenhok

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.P.J.G. Berkers, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, waarin hem werd opgedragen een illegaal duivenhok te verwijderen. Het college had een verbeurde dwangsom van € 12.000,-- ingevorderd en een nieuwe, hogere last onder dwangsom opgelegd, waarbij verzoeker binnen vier weken het duivenhok diende te verwijderen, anders zou hij een dwangsom van € 20.000,-- verbeuren.

Tijdens de zitting heeft verzoeker zijn verzoek beperkt tot het schorsen van de nieuwe last onder dwangsom. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventuele bodemprocedure. De rechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden van het bestemmingsplan, dat op 28 maart 2019 is vastgesteld. De illegale oprichting van het duivenhok is bevestigd door een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 november 2019. Verzoeker stelde dat er zicht was op legalisering van het duivenhok, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit zicht niet concreet was, aangezien er nog geen ontwerpbestemmingsplan ter inzage was gelegd.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van de nieuwe last onder dwangsom afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9354 GEMWT VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 11 november 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. H.P.J.G. Berkers
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[namen belanghebbenden], te [woonplaats belanghebbenden],
gemachtigde: mr. M.C. van Meppelen Scheppink.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 21 oktober 2020 (bestreden besluit) van verweerder inzake de invordering van een verbeurde dwangsom van € 12.000,-- en het opleggen van een nieuwe, hogere last onder dwangsom. Verzoeker dient binnen vier weken het illegale duivenhok op het perceel [adres perceel] te [plaats perceel] te verwijderen en verwijderd te houden. Doet hij dat niet, dan verbeurt hij een dwangsom ineens van € 20.000,--.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Ter zitting heeft hij dit verzoek beperkt tot het schorsen van de nieuwe last onder dwangsom.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 11 november 2020. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. H.P.J.G. Berkers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.A.C. Laros. Derde partij is verschenen bij gemachtigde mr. V.C.T. Verkroost, kantoorgenoot van mr. M.C. van Meppelen Scheppink.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2.1
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘[naam bestemmingsplan]’, zoals vastgesteld op 28 maart 2019. Op grond daarvan is het verzoeker alleen maar toegestaan om op het afgesplitste zuidelijke deel van het perceel extra bijgebouwen te realiseren als hij voldoet aan de twee voorwaarden die genoemd zijn in artikel 26.2, sub s, van de planregels. Vaststaat dat hij niet voldoet aan de voorwaarde dat hij geen gebruik maakt van het noordelijke deel van het perceel. Sedert de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (AbRS) van 27 november 2019 staat vast dat verzoeker het duivenhok illegaal heeft opgericht en dat verweerder bevoegd is ter zake handhavend op te treden. Deze feiten zijn tot op heden niet gewijzigd.
2.2
Verzoeker meent dat thans wel concreet zicht is op legalisering van het duivenhok omdat volgens hem in het toekomstige bestemmingsplan de twee voorwaarden geschrapt zullen worden, waarna het duivenhok ingevolge de kruimelregeling als vergunningvrij bijgebouw is toegestaan.
2.3
De voorzieningenrechter kan verzoeker hier niet in volgen. Zoals de AbRS in vorenbedoelde uitspraak van 27 november 2019 heeft geoordeeld maakt de enkele omstandigheid dat het oprichten van het duivenhok in de toekomst misschien alsnog vergunningvrij zal worden, handhaving niet onevenredig. Daarbij is van belang dat het om een onzekere toekomstige gebeurtenis gaat. Er is nog geen ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd dat de bouw en van het duivenhok mogelijk maakt. Anders gezegd, het zicht op legalisering is niet concreet. Ter plaatse geldt nog steeds het bestemmingsplan ‘[naam bestemmingsplan]’ met de twee voorwaarden. Omdat verzoeker zich nog steeds niet houdt aan de voorwaarde dat hij geen gebruik maakt van het noordelijk deel van het perceel geldt voor verweerder, mede gelet op de belangen van derde partij, de beginselplicht om handhavend op te treden tegen het illegale duivenhok.
3. Het verzoek om schorsing van de nieuwe last onder dwangsom moet daarom worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2020.
P.H.M. Verdonschot, griffier T. Peters, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.