ECLI:NL:RBZWB:2020:7016
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en begeleidingseisen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, geboren in 2000 en bekend met spina bifida en een verstandelijke beperking, en het UWV. Eiser had een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, die door het UWV op 3 april 2019 werd afgewezen. Het UWV stelde dat eiser op de dag dat hij achttien jaar werd, geen duurzaam arbeidsvermogen had. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 8 juli 2020 werd de zaak besproken, waarbij eiser, zijn gemachtigde en vertegenwoordigers van het UWV aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met zes weken verlengd.
De rechtbank heeft de besluitvorming van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige adequaat hebben vastgesteld dat eiser over arbeidsvermogen beschikt. De rechtbank oordeelde dat eiser in staat is om ten minste een uur aaneengesloten te werken en vier uur per dag belastbaar is, ondanks zijn hoge begeleidingsbehoefte. De rechtbank volgde de conclusie van de arbeidsdeskundige dat eiser een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, specifiek de taak van het verwijderen van randen van rubber, en dat hij over basale werknemersvaardigheden beschikt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering door het UWV terecht was.
De rechtbank benadrukte dat de benodigde begeleiding van eiser niet zo intensief is dat deze het productieproces ernstig verstoort. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de communicatieproblemen van eiser voornamelijk voortkomen uit zijn gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal, en niet uit een ziekte of gebrek. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.