ECLI:NL:RBZWB:2020:7122

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
AWB- 18_7864
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering zorg op basis van de Wet langdurige zorg voor een kind met een zorgbehoefte

In deze zaak heeft eiseres, in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van haar zoon, beroep ingesteld tegen een besluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) van 4 oktober 2018. Dit besluit weigerde haar zoon in aanmerking te brengen voor zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). De rechtbank heeft de zaak behandeld op 18 november 2020, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde, mr. L.L. Ross, aanwezig waren. Namens het CIZ was mr. S. Kersjes-van Bussel aanwezig.

Eiseres had op 8 april 2018 een aanvraag ingediend voor zorg voor haar zoon, geboren op 2 september 2013. De rechtbank moest beoordelen of het CIZ op goede gronden had gesteld dat de zoon op de datum in geding (24 mei 2018) geen recht had op Wlz-zorg. Eiseres voerde aan dat haar zoon blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig had, wat zij onderbouwde met medische informatie. Het CIZ stelde echter dat er op het moment van beoordeling nog niet kon worden vastgesteld of er sprake was van een blijvende medische noodzaak voor 24 uur zorg.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van gebruikelijke zorg, wat betekent dat de zoon geen recht had op zorg vanuit de Wlz. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat het CIZ terecht had geoordeeld dat er ten tijde van de beoordeling sprake was van gebruikelijke zorg. De rechtbank liet de vraag of er op de datum in geding al sprake was van een blijvende behoefte aan 24-uurszorg onbesproken, aangezien de afwijzing al op andere gronden was gerechtvaardigd. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.M. van Hees, en werd openbaar gemaakt op 10 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/7864 WLZ

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2020 in de zaak tussen

[naam wettelijk vertegenwoordiger], te [plaatsnaam] , (in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van [naam eiseres] ), eiseres,
gemachtigde: mr. L.L. Ross,
en

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 4 oktober 2018 (bestreden besluit) van het CIZ inzake de weigering haar zoon (hierna belanghebbende) in aanmerking te brengen voor zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz).
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 18 november 2020.
Hierbij waren aanwezig eiseres en haar gemachtigde. Namens het CIZ was aanwezig
mr. S. Kersjes-van Bussel.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft op 8 april 2018 een aanvraag ingediend voor zorg voor belanghebbende, geboren op 2 september 2013, in het kader van de Wlz.
Met het besluit van 24 mei 2018 (primair besluit) is de aanvraag van eiseres afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit
.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Geschilpunt
2. In geschil is of het CIZ op goede gronden heeft gesteld dat belanghebbende op datum in geding (24 mei 2018) geen recht heeft op Wlz-zorg.
Wettelijk kader
3. Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
Standpunt eiseres
4. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat belanghebbende blijvend is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Dit blijkt uit de eerder overgelegde medische informatie. Volgens eiseres had de blijvende behoefte aan zorg ook al ten tijde in geding vastgesteld kunnen worden. Ter nadere onderbouwing van haar stelling heeft eiseres diverse (medische) stukken overgelegd. Verder heeft eiseres gesteld dat er sprake was van meer dan een gebruikelijke zorgbehoefte.
Standpunt CIZ
5. Het CIZ heeft zich op het standpunt gesteld dat op het moment van beoordeling nog niet vastgesteld kon worden of belanghebbende levenslang een medische noodzaak voor 24 uur zorg in de nabijheid heeft. Verder heeft het CIZ gesteld dat er ten tijde in geding sprake was van gebruikelijke zorg, zodat ook daarom geen recht bestaat op zorg vanuit de Wlz.
Beoordeling rechtbank
6. Het CIZ heeft met het besluit van 7 november 2019 aan eiseres meegedeeld dat belanghebbende met ingang van 16 september 2019 recht heeft op zorg vanuit de Wlz. Gelet op deze toekenning zal de rechtbank eerst beoordelen of eiseres nog een belang heeft bij een oordeel over het bestreden besluit.
Ter zitting heeft eiseres gesteld dat haar belang gelegen is een (eventuele) schadeclaim. Zij heeft vanwege de zorg voor belanghebbende niet kunnen werken. Familie en vrienden hebben ook zorg verleend. Eiseres wil hen uitbetalen vanuit een persoonsgebonden budget. Verder heeft eiseres aangevoerd immateriële schade te hebben geleden. Zij is oververmoeid geworden en zij is doorverwezen naar een psycholoog.
Gelet op wat besproken is ter zitting, is de rechtbank van oordeel dat op voorhand niet volstrekt onaannemelijk is dat er mogelijk schade is. Eiseres heeft daarom nog een procesbelang bij een oordeel over het bestreden besluit.
7. Zoals ter zitting is gebleken liggen aan het bestreden besluit twee afzonderlijke weigeringsgronden ten grondslag; het nog niet kunnen vaststellen dat er blijvend sprake is van 24 uur zorg in de nabijheid en dat er sprake is van gebruikelijk zorg. De rechtbank zal eerst beoordelen of er sprake is van gebruikelijke zorg.
Het CIZ heeft beleid ontwikkeld om te beoordelen of er sprake is van gebruikelijke zorg. Dit zijn de Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2018 (hierna Beleidsregels).
Ten tijde in geding was belanghebbende 4 jaar oud. Dit betekent dat belanghebbende beoordeeld moet worden aan de hand van de richtlijn die geldt voor kinderen van 3 tot 5 jaar. Ingevolge deze richtlijn is er bij kinderen van deze leeftijd sprake van gebruikelijke zorg, tenzij er sprake is van een ernstige meervoudig complexe handicap. Hiervan is bij belanghebbende geen sprake, zodat het CIZ terecht heeft geoordeeld dat er ten tijde in geding sprake was van gebruikelijke zorg [1] . Dat belanghebbende meer zorg nodig heeft dan een kind van dezelfde leeftijd zonder beperkingen wordt niet betwist. Bij de beoordeling of er sprake is van gebruikelijke zorg is dat echter niet van belang. Immers ieder kind in de leeftijd van 3 tot 5 jaar heeft overdag voortdurend begeleiding, toezicht en overname van zelfzorg nodig.
Nu er sprake is van gebruikelijke zorg, heeft belanghebbende alleen hierom al geen recht op zorg vanuit de Wlz. De rechtbank zal daarom de vraag of er op de datum in geding al sprake was van een blijvende behoefte aan 24 uurszorg onbesproken laten.
8. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 10 december 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage wettelijk kader
Wlz
In artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz is bepaald dat een verzekerde recht heeft op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
Beleidsregels
In hoofdstuk 3 wordt uiteen gezet hoe beoordeeld moet worden of er sprake is van gebruikelijke zorg. Bij deze beoordeling wordt gebruik gemaakt van een richtlijn waarbij de beoordeling is uitgesplitst in de diverse leeftijden. In deze zaak is van belang de beoordeling voor kinderen van 3 tot ongeveer 5 jaar. Voor deze leeftijdscategorie geldt dat zij overdag voortdurend begeleiding en toezicht en overname van zelfzorg nodig hebben en in de nacht soms nog begeleiding en overname van zelfzorg nodig hebben. In beginsel is er dan ook sprake van gebruikelijke zorg bij kinderen van deze leeftijd. Daarbij geldt dat als is vastgesteld dat het gaat om een kind met ernstige meervoudig complexe handicaps (MCG), ook wel genoemd ernstige meervoudige beperkingen (EMB) de behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid voor kinderen vanaf 3 jaar niet meer onder gebruikelijke zorg valt. MCG/EMB kinderen hebben een ernstige verstandelijke beperking met een blijvend zeer laag ontwikkelingsperspectief en een motorische beperking. Meestal is ook sprake van zintuiglijke problemen (waaronder prikkelverwerkingsstoornissen) en/of somatische aandoeningen (zoals epilepsie, reflux, slikproblemen, luchtweginfecties etc.).

Voetnoten

1.Zo ook een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1210