ECLI:NL:RBZWB:2020:7129

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 oktober 2020
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
C/02/374548 FA RK 20-3674
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake de zorg en schoolgang van een minderjarige in een scheidingssituatie

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 oktober 2020 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een voorlopige voorziening in het kader van het gezag en de zorg voor de minderjarige [minderjarige 2]. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. O.P. Kuit, verzocht om toestemming om [minderjarige 2] in te schrijven op basisschool ‘de [school]’ in [plaats]. De man, vertegenwoordigd door mr. B.L. Lok, verzocht om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken en om [minderjarige 2] voorlopig aan hem toe te vertrouwen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk gezag uitoefenen over [minderjarige 2], die op [geboortedatum] is geboren. De vrouw woont sinds maart 2020 met [minderjarige 2] in [plaats], terwijl de man in [woonplaats2] woont. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw afgewezen en bepaald dat [minderjarige 2] voorlopig aan de man wordt toevertrouwd. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van [minderjarige 2] is om terug te keren naar haar voormalige basisschool in [woonplaats2], waar zij meerdere jaren onderwijs heeft gevolgd.

De rechtbank heeft de zorg- en contactregeling vastgesteld, waarbij [minderjarige 2] in een vierweekse cyclus drie weekenden bij de vrouw verblijft en één weekend bij de man. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de noodzaak van stabiliteit en continuïteit in de schoolgang van [minderjarige 2]. De proceskosten worden gecompenseerd, gezien de ex-partnersituatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaakgegevens : C/02/374548 / FA RK 20-3674
datum uitspraak : 5 oktober 2020
beschikking inzake artikel 223 Rv
in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat: mr. O.P. Kuit (waarnemend voor mr. A. Schellekens),
en
[de man],
wonende te [woonplaats1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat: mr. B.L. Lok,
betreffende de minderjarige [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , hierna te noemen [minderjarige 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
1. Het verloop van het geding
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 9 juli 2020 ontvangen verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) met bijlagen;
- het op 21 juli 2020 ontvangen verweerschrift tevens houdend zelfstandig verzoek met bijlagen;
- de brief van mr. Schellekens van 28 juli 2020.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 15 september 2020. Verschenen zijn partijen, met hun advocaten, en een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De verzoeken

2.1
Het verzoek van de vrouw tot het treffen van voorlopige voorzieningen ex artikel
223 Rv strekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot
-
primairte bepalen dat [minderjarige 2] basisonderwijs mag volgen op basisschool ‘de [school] ’ te [plaats] en de vrouw toestemming te verlenen - welke de toestemming van de man vervangt - om [minderjarige 2] op die school in te schrijven;
-
subsidiairte bepalen dat de man [minderjarige 2] op alle schooldagen vanuit school dient terug te brengen bij de vrouw in [plaats] ;
-
meer subsidiairte bepalen dat [minderjarige 2] twee weekenden bij de vrouw verblijft van vrijdag uit school tot zondag na het eten, dan een weekend bij de man verblijft en vervolgens weer twee weekenden bij de vrouw verblijft.
2.2
De man verzoekt, voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad, kosten rechtens:
- de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel af te wijzen;
- bij afwijzing van het verzoek/de verzoeken van de vrouw te beslissen dat [minderjarige 2] voorlopig aan de man wordt toevertrouwd;
- bij afwijzing van het verzoek/de verzoeken van de vrouw te beslissen dat [minderjarige 2] voorlopig doordeweeks bij de man zal verblijven en twee van de drie weekenden bij de vrouw, waarbij de vrouw [minderjarige 2] op vrijdag uit school haalt en [minderjarige 2] op zondag om 19.00 uur bij de man terugbrengt.

3.De beoordeling

3.1
Blijkens de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast.
- Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad die per 1 maart 2017 is verbroken.
- Uit deze relatie is op [geboortedatum] [minderjarige 2] geboren.
- De man en de vrouw hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige 2] .
- Er loopt een gezagsprocedure bij deze rechtbank, waarbij de vrouw onder meer verzoekt om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige 2] naar [plaats] te verhuizen en haar in te schrijven op basisschool [school] . In afwachting van een onderzoek van de Raad is deze procedure pro forma aangehouden tot 24 november 2020.
- De vrouw woont sinds maart 2020 feitelijk met [minderjarige 2] in [plaats] .
- De man heeft hiervoor geen toestemming verleend.
- De man heeft toestemming verleend dat [minderjarige 2] tijdelijk, tot de zomervakantie 2020, onderwijs volgt op basisschool [school] in [plaats] .
- [minderjarige 2] gaat ook na de zomervakantie naar [school] . De man heeft hier geen toestemming voor verleend.
3.2
Ingevolge artikel 223, eerste lid, Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Ingevolge het tweede lid moet deze vordering samenhangen met de hoofdvordering. In een verzoekschriftprocedure kan een voorlopige voorziening naar analogie van artikel 223 Rv worden verzocht. De rechtbank stelt voorop dat voor toewijzing van de verzoeken van de vrouw in het kader van artikel 223 Rv slechts plaats is, indien er naar het oordeel van de rechtbank voldoende (spoedeisend) belang bestaat in die zin dat van de vrouw niet gevergd kan worden dat zij de afloop van de hoofdzaak afwacht. Nu duidelijk is dat in de hoofdprocedure nog een raadsonderzoek loopt en daarin niet op korte termijn een beslissing is te verwachten, is hiervan naar het oordeel van de rechtbank voldoende gebleken.
3.3
Op de standpunten van partijen en het advies van de Raad wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.
3.4
Ter aanvulling op haar verzoek is door de advocaat van de vrouw een pleitnotitie overgelegd. Volgens de vrouw gaat het er nu niet om of zij met [minderjarige 2] had moeten verhuizen, maar wat er op dit moment voor [minderjarige 2] nodig is. De vrouw stelt zich op het standpunt dat [minderjarige 2] inmiddels gewend is geraakt op basisschool [school] , het daar naar haar zin heeft en het is dan ook in haar belang om haar schoolgang daar voort te kunnen zetten. Het zwaartepunt van de zorg voor [minderjarige 2] ligt bij de vrouw en in afwachting van het raadsrapport dienen er geen tussentijdse wijzigingen in de feitelijke omstandigheden meer plaats te vinden. De vrouw acht het een te zware belasting voor [minderjarige 2] om dagelijks vanuit [plaats] naar [woonplaats2] heen en weer te moeten reizen om daar naar school te gaan. Verder heeft de school in [woonplaats2] aangegeven dat er geen garantie is dat [minderjarige 2] daar weer kan worden ingeschreven. De man is bovendien niet in staat de zorg voor [minderjarige 2] op zich te nemen.
3.5
Ter aanvulling op de namens de man ingediende stukken is naar voren gebracht dat [minderjarige 2] pas kort naar basisschool [school] gaat, terwijl zij jarenlang op haar basisschool in [woonplaats2] heeft gezeten. In het belang van [minderjarige 2] heeft de man zich voor de zomervakantie meewerkende opgesteld en zijn toestemming verleend voor tijdelijke inschrijving van [minderjarige 2] op [school] , maar dit lijkt nu tegen hem gebruikt te worden. De man is niet betrokken geweest bij de inschrijving voor het huidige schooljaar en staat daar ook niet achter. Hij acht het in het belang van [minderjarige 2] dat zij in afwachting van het rapport van de Raad weer in [woonplaats2] naar school gaat. Het is niet waarschijnlijk dat [minderjarige 2] daar niet meer kan worden ingeschreven. De man kan de zorg voor [minderjarige 2] op zich nemen. Hij zal dan een dag minder gaan werken en er zijn verschillende BSO’s in [woonplaats2] waar [minderjarige 2] terecht kan.
3.6
De vertegenwoordigster van de Raad geeft aan dat het raadsonderzoek in november nog niet zal zijn afgerond. Het zal dus nog geruime tijd duren voordat er een beslissing kan worden genomen over de verhuizing en daarmee over de school. Nu [minderjarige 2] nog maar kort naar [school] gaat en veel langer in [woonplaats2] op school heeft gezeten is de Raad is dan ook van mening is dat zij weer in [woonplaats2] naar school zou moeten gaan. De Raad acht de door de man geboden tussentijdse oplossing - te weten dat [minderjarige 2] door de week bij hem verblijft en in het weekend bij de vrouw - passend voor de duur van de hoofdprocedure.
3.7
Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat het in het belang is van [minderjarige 2] dat zij voorlopig teruggaat naar haar voormalige basisschool in [woonplaats2] . Gelet op het feit dat zij daar meerdere jaren onderwijs heeft gevolgd en pas sinds kort naar basisschool [school] gaat, is dit voor haar de meest vertrouwde leeromgeving. Nu het qua afstand en gezien haar leeftijd te belastend is om dagelijks tussen [plaats] en [woonplaats2] op en neer te reizen, acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige 2] dat zij voorlopig door de week bij de man en drie van de vier weekenden bij de vrouw verblijft, totdat er is beslist in de hoofdprocedure. Teneinde de ouders in de gelegenheid te stellen om de overgang voor [minderjarige 2] in goede banen te leiden, zal deze voorlopige voorziening ingaan tijdens de eerstvolgende herfstvakantie.
3.8
Aangezien partijen ex-partners zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
3.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken van de vrouw af;
bepaalt dat [minderjarige 2] [minderjarige 4] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , met ingang van 24 oktober 2020
voorlopigaan de man wordt toevertrouwd;
stelt met ingang van 30 oktober 2020 de volgende
voorlopigezorg- en contactregeling vast: [minderjarige 2] verblijft in een vierweekse cyclus telkens drie weekenden (vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur) bij de vrouw en één weekend bij de man;
bepaalt dat partijen ieder de helft van het vervoer voor hun rekening nemen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Phillips, kinderrechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover