ECLI:NL:RBZWB:2020:7138

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
02-984831-09 en 02-984831-10
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
  • M. Fleskens
  • A. Wijffels
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering in strafzaak tegen veroordeelden met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 25 augustus 2020 vond een openbare zitting plaats bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda, waar de ontnemingsvorderingen van de officier van justitie werden behandeld. De vorderingen betroffen het wederrechtelijk verkregen voordeel van twee veroordeelden, aangeduid als veroordeelde 1 en veroordeelde 2. De rechtbank werd voorgezeten door mr. M. Fleskens, bijgestaan door mr. A. Wijffels en mr. J. Hoekstra. De griffier was mr. Bles en de officier van justitie was mr. Massier. Beide veroordeelden waren niet aanwezig, maar hun raadsman, mr. Doesburg, was wel aanwezig en nam waar voor mr. van ’t Landt in de zaak van veroordeelde 2.

De officier van justitie presenteerde de vorderingen, waarbij werd aangegeven dat de bedragen nog konden wijzigen door onderhandelingen over een schikking. De bedragen voor veroordeelde 1 en veroordeelde 2 werden respectievelijk gesteld op € 757.897,41 en € 7.425.132,45. De rechtbank merkte op dat het dossier beperkt was, omdat de ontnemingsdossiers nog niet beschikbaar waren. De raadsman van veroordeelden gaf aan dat er een geheimhoudingsplicht was met betrekking tot de onderhandelingen, maar dat er mogelijk een buitengerechtelijke schikking kon worden bereikt.

De rechtbank besloot om de zaak van veroordeelde 2 voor regie naar de rechter-commissaris te verwijzen, zodat de onderzoekswensen helder konden worden besproken. Voor veroordeelde 1 werd een richtdatum van 1 oktober 2020 afgesproken om de deal rond te krijgen. De rechtbank schorste het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd en stelde de stukken in handen van de rechter-commissaris. De voorzitter gaf aan dat de oproeping van de veroordeelden en hun raadslieden zou plaatsvinden tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter zitting zou worden voortgezet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-984831-09 ( [veroordeelde 1] ) en 02-984831-10 ( [veroordeelde 2] )
proces-verbaal van de openbare zitting op 25 augustus 2020, met betrekking tot de vorderingen van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel
voorzitter: mr. Fleskens
rechters: mr. Wijffels en mr. Hoekstra
griffier: mr. Bles
officier van justitie: mr. Massier
De zaken tegen veroordeelden wordt uitgeroepen.
Veroordeelden

[veroordeelde 1]

geboren te [geboorteplaats veroordeelde 1] op [geboortedag veroordeelde 1] 1959
wonende te [adres veroordeelde 1]
en

[veroordeelde 2]

geboren te [geboorteplaats veroordeelde 2] op [geboortedag veroordeelde 2] 1980
wonende te [adres veroordeelde 2]
zijn niet verschenen
Als raadsman van veroordeelden is aanwezig mr. Doesburg, advocaat te Breda. Mr. Doesburg neemt waar voor mr. van ’t Landt in de zaak van veroordeelde [veroordeelde 2] .
De raadsman deelt mee uitdrukkelijk door veroordeelden te zijn gemachtigd de verdediging te voeren. De rechtbank stemt daarmee in.
In dit proces-verbaal zijn verklaringen en mededelingen van de procesdeelnemers steeds zakelijk weergegeven.
De officier van justitie draagt de zaken voor en geeft daarbij het volgende aan:
De bedragen zoals op de vorderingen zijn vermeld, zullen nog worden gewijzigd in verband met de onderhandelingen die hebben plaatsgevonden om tot een schikking te komen. Een component betreft de gegenereerde rente door conservatoir beslag per 1 augustus 2019. Doordat de bedragen nog op een rekening staan, zullen deze nog oplopen. Het bedrag van [veroordeelde 2] zal worden gesteld op € 7.425.132,45 en van [veroordeelde 1] op € 757.897, 41.
De voorzitter:
De rechtbank beschikt over een beperkt dossier aangezien de dozen met het ontnemingsdossier op dit moment nog zoek zijn. Wel hebben we een proces-verbaal, de betekeningen en de vorderingen via de mail ontvangen. Het hoofddossier hebben we ook nog niet in ons bezit. De vraag is hoe nu verder? Via een schriftelijke procedure of zijn er nog onderzoekswensen aan de kant van de verdediging.
Mr. Doesburg ten aanzien van veroordeelde [veroordeelde 1] :
Ik kan niet op de details van de onderhandelingen ingaan aangezien er een geheimhoudingsplicht is, maar ik kan u wel vertellen dat de afspraken die zijn gemaakt door het College van procureurs-generaal is geaccordeerd. Deze afspraken zullen eerst schriftelijk moeten worden aangeboden maar ik denk dat het dan definitief buitengerechtelijk kan worden afgedaan. Er is op dit moment geen behoefte aan een regiezitting. Ik verzoek u aldus deze zaak aan te houden en niet mee te nemen in een eventuele schriftelijke ronde.
Mr. Doesburg ten aanzien van veroordeelde [veroordeelde 2] :
Ik heb van mijn kantoorgenoot begrepen dat er een uitnodiging ligt van het functioneel parket om een tegenvoorstel te doen. Dat ligt in beraad bij mijn kantoorgenoot en zijn cliënt. Ik weet niet wat daarmee gaat gebeuren. Ik heb wel gezien dat de berekening van de ontnemingsvordering is gebaseerd op een kasopstelling. Dit betekent dat er van veroordeelde een uitleg wordt verwacht alvorens er een invulling wordt gegeven aan de onderzoekswensen. Ik acht het wenselijk in deze de schriftelijke procedure op te starten. Wellicht kan er een ruimere periode worden gehanteerd in verband met de mogelijkheid tot een schikking. De verdediging zal dan een standpunt innemen. Indien deze verschilt van het openbaar ministerie, kan er wellicht daarna naar de rechter-commissaris worden gegaan voor het indienen van onderzoekswensen waarna er weer een schriftelijke ronde plaats kan vinden. De stand van zaken is op dit moment in ieder geval dat een schikking dus nog tot de mogelijkheden behoort.
De officier van justitie:
Ik kan me vinden in het standpunt van de verdediging voor zover dit [veroordeelde 1] betreft. Enkel administratieve handelingen zijn nog noodzakelijk om de deal rond te krijgen. Een schriftelijke ronde hoeft dus wat mij betreft niet. Wellicht dat we vandaag wel een richtdatum kunnen afspreken waarop de deal rond moet zijn.
Ten aanzien van [veroordeelde 2] kan ik me niet vinden in het standpunt van de verdediging. Wat mij betreft is het stadium van onderhandelingen een gepasseerd station. We hebben de verdediging gevraagd om een realistisch voorstel te doen en dat is er niet gekomen. Een schriftelijke ronde lijkt me in de reden te liggen. Door de onderhandelingen zijn er al wel details uitgewisseld. Mijn voorstel is de zaak voor regie naar de rechter-commissaris te verwijzen zodat de onderzoekswensen helder worden en vervolgens de schriftelijke procedure te starten.
De voorzitter:
Tot op heden heeft [veroordeelde 2] nog niet zijn standpunt uitgewisseld met betrekking tot de kasopstelling. Wellicht is het wijsheid om hem eerst door de rechter-commissaris te laten horen. Het standpunt zou dan schriftelijk in de conclusies neergelegd kunnen worden.
De rechtbank trekt zich terug in raadkamer. Na het beraad deelt de voorzitter mee dat de rechtbank het volgende heeft beslist.
De rechtbank zal de zaak van [veroordeelde 2] voor regie naar de rechter-commissaris verwijzen. Daar kan worden besproken op welke manier er invulling aan de onderzoekswensen wordt gegeven. Wellicht dat de verklaring van veroordeelde ook helder kan worden weergegeven alvorens de standpunten worden ingenomen.
De officier van justitie en de raadsman hebben aangegeven dat zij als richtdatum om de deal in de zaak van [veroordeelde 1] rond te hebben, 1 oktober 2020 hebben afgesproken. De rechtbank acht het raadzaam om kort na deze datum beide zaken weer op zitting te plannen zodat er vinger aan pols kan worden gehouden.
De rechtbank schorst, nu het belang van het onderzoek dit vordert, het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd. De rechtbank stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris teneinde regie te voeren in de zaak van [veroordeelde 2] .
De voorzitter beveelt de oproeping van veroordeelden en de raadslieden tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter zitting wordt voortgezet.
Dit proces-verbaal is door de voorzitter en de griffier vastgesteld en ondertekend.