ECLI:NL:RBZWB:2020:7205

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
02-091518-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging en belediging van ambtenaren

Op 6 april 2020 heeft de politierechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, mr. E.C.H. Kouwenhoven, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met zware mishandeling en eenvoudige belediging van ambtenaren. De feiten vonden plaats op 4 april 2020, waarbij de verdachte zich schuldig maakte aan bedreiging en belediging tijdens de rechtmatige uitoefening van de ambtenaren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tevens is het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven op het moment dat de duur daarvan gelijk is aan de opgelegde vrijheidsstraf.

Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van drie benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen. De verdachte is veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van 350 euro aan elke benadeelde partij, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 4 april 2020. De rechtbank heeft bepaald dat de benadeelde partijen voor het overige niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen en dat deze enkel bij de burgerlijke rechter kunnen worden ingediend. De verdachte is ook verplicht om aan de Staat te betalen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de bescherming van ambtenaren in hun functie.

Uitspraak

aantekening mondeling vonnis
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
Locatie Breda
Parketnummer: 02-091518-20
Volgnummer: 1
Uitspraak vande politierechter, mr.E.C.H. Kouwenhoven, vanmaandag 06 april 2020, in de zaak tegen verdachte
[Verdachte] geboren op [Geboortedag] te [Geboorteplaats]
adres [Adres]
Tegenspraak
KWALIFICATIE:
T.a.v. feit 1 primair: bedreiging met zware mishandeling
T.a.v. feit 2: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
GEPLEEGD:
T.a.v. feit1 primair, feit 2: 04 april 2020
TOEGEPASTE ARTIKELEN :
36f, 266, 267, 285 Wetboek van Strafrecht
BESLISSING:
De politierechter beveelt de gevangenneming van verdachte, welkbevel ook apart is geminuteerd.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2:
Een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur vande opgelegde vrijheidsstraf.
t.a.v. feit 1 primair feit 2: beslissing op de vordering van de benadeelde partïj [Benadeelde partij 1]
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [Benadeelde partij 1] , van een bedrag van 350,00 euro, bestaande uit immateriele schade.
de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 04 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voorhet overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
t.a.v. feit 1 primair, feit 2:
Legt aande verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [Benadeelde partij 1] van een bedrag van 350,00 euro, en bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast. De toepassing vandeze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 04 april 2020tot aan de dag der algehele voldoening.
t.a.v. feit 1 primair, feit 2: beslissing op de vordering van de benadeelde partij [Benadeelde partij 2]
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [Benadeelde partij 2] , van een bedrag van 350,00 euro, bestaande uit immateriele schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 04 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachtetevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
t.a.v. feit 1 primair, feit 2:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [Benadeelde partij 2] , van een bedrag van350,00 euro, en bepaalt dat bij niet betaling7 dagen gijzeling kan worden toegepast. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 04 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
t.a.v. feit 1 primair, feit 2: beslissing op de vordering van de benadeelde partij [Benadeelde partij 3]
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [Benadeelde partij 3] , van een bedrag van 350,00 euro, bestaande uit immateriele schade.
de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 04 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachtetevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoevevan de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is ende vordering inzoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
t.a.v. feit 1 primair, feit 2:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoevevan [Benadeelde partij 3] van een bedrag van 350,00 euro, en bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervooropgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 04 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
De politierechter,