ECLI:NL:RBZWB:2020:7219

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 januari 2020
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
7464099 CV EXPL 19-207
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Ketelaars-Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak vorderden de eisers, huurders, de ontbinding van de huurovereenkomst met Stichting Blue-Care en Blue-Care B.V. wegens huurachterstand en ontruiming van het gehuurde pand. De huurders stelden dat zij recht hadden op verrekening van de huurachterstand met schadevergoeding vanwege tekortkomingen van de verhuurders. De rechtbank oordeelde echter dat de gestelde tekortkomingen niet waren bewezen en dat er geen sprake was van verzuim. De huurders hadden onvoldoende onderbouwd dat de verhuurders tekortgeschoten waren in hun verplichtingen. De rechtbank wees de vorderingen van de huurders in conventie af en verklaarde de vorderingen in reconventie van de verhuurders tot schadevergoeding eveneens ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de oorzaak van de brand, die het pand onbewoonbaar had gemaakt, aan de huurders was toe te rekenen, waardoor er geen recht op huurprijsvermindering bestond. De rechtbank veroordeelde Stichting Blue-Care tot betaling van de achterstallige huurpenningen en de proceskosten, terwijl de vorderingen van de verhuurders in reconventie werden afgewezen. De uitspraak vond plaats op 15 januari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
[woonplaats 1]
zaak/rolnr.: 7464099 CV EXPL 19-207
vonnis d.d. 15 januari 2020
inzake
[eiser 1],
[eiser 2] ,
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
[eiser 3] ,
[eiser 4] ,
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
nader gezamenlijk te noemen: [eisers] (mannelijk enkelvoud),
gemachtigde: Jonkers en Ceelen Gerechtsdeurwaarders te Tilburg,
tegen

1.de stichting Stichting Blue-Care,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Blue-Care B.V.,
beiden gevestigd en kantoorhoudende te ( [postcode] ) Tilburg, [straat + huisnummer] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
nader te noemen respectievelijk Stichting Blue Care en Blue Care B.V. (vrouwelijk enkelvoud),
gemachtigde: mr. S.H. van Nieuwkerk, advocaat te Oisterwijk.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 1 mei 2019 met de daarin vermelde processtukken;
b. de brief van 3 september 2019 van de zijde van [eisers] met aanvullende producties;
c. de conclusie van antwoord in reconventie;
d. de aantekeningen van de griffier van de op 26 september 2019 gehouden comparitie van partijen.

2.Het geschil

In conventie:
2.1
[eisers] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad;
- de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden en Stichting Blue-Care en Stichting Blue-Care (kantonrechter: bedoeld moet zijn Blue-Care B.V.) te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans binnen een door de kantonrechter te bepalen termijn, het gehuurde aan de [straat + huisnummer] te Tilburg met al de hunnen en het hunne te ontruimen en te verlaten en door overgave der sleutels ter algehele en vrije beschikking van [eisers] te stellen;
- Stichting Blue-Care te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen een bedrag van € 16.562,70 aan achterstallige huurpenningen tot 1 februari 2019, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, een bedrag van € 4.500,- aan boeterente, een bedrag van € 3.362,70 vanaf 1 februari 2019 per (gedeeltelijke) maand aan gebruiksvergoeding zolang Stichting Blue-Care en Blue-Care B.V. in gebreke blijven met ontruiming van het gehuurde, alsmede een bedrag van € 2.613,60 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw;
- Stichting Blue-Care te veroordelen in de proceskosten.
2.2
Stichting Blue-Care en Blue-Care B.V. concluderen om [eisers] niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering in conventie, althans deze af te wijzen, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten.
In reconventie:
2.3
Stichting Blue- Care en Blue-Care B.V. vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad;
- voor recht te verklaren dat [eisers] aansprakelijk is voor de door Stichting Blue-Care en Blue-Care B.V. geleden schade;
- [eisers] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis, aan Stichting Blue-Care en Blue-Care B.V. te voldoen de door hen geleden schade tot het gevorderde dan wel afhankelijk van de beslissingen in conventie en reconventie een door de kantonrechter te bepalen schadebedrag;
- [eisers] te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de toegewezen schadevergoeding, vanaf de dag der dagvaarding althans een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
- [eisers] te veroordelen in de proceskosten.
2.4
[eisers] concludeert tot afwijzing van de vordering in reconventie, kosten rechtens.

3.De beoordeling

In conventie en in reconventie:
3.1
De kantonrechter zal de vorderingen in conventie en in reconventie gelet op de samenhang gelijktijdig bespreken en beoordelen.
3.2
De kantonrechter stelt de volgende feiten vast:
- Stichting Blue-Care is een stichting die begeleid wonen en zorg biedt aan jongeren die een beperking hebben in het autistisch spectrum.
- [eisers] en Stichting Blue-Care hebben een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de bedrijfsruimte aan het adres [straat + huisnummer] te Tilburg (nader te noemen: het gehuurde), met ingang 1 februari 2018 tegen een huurprijs van € 3.300,- per maand bij vooruitbetaling te voldoen. Per 1 januari 2019 geldt een huurprijs van € 3.362,70 per maand.
- Artikel 10 van de huurovereenkomst luidt als volgt:
(…)10.1 ”deze huurovereenkomst kan door Huurder worden ontbonden als Huurder niet uiterlijk 15 januari, maar in ieder geval uiterlijk binnen acht weken na het ondertekenen van deze huurovereenkomst door beide partijen, een principe toestemming heeft van de Gemeente waarbinnen het pand is gevestigd, voor het door Huurder beoogde gebruik van het gehuurde. Huurder zal daartoe zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen twee weken na ondertekening van deze huurovereenkomst door beide partijen, een principeverzoek indienen.
10.2
door huurder zullen in overleg met verhuurder, voor rekening en risico van huurder, de navolgende voorzieningen cq faciliteiten nog in/om het gehuurde worden verzorgd:
- douchecabines in de achterste ruimte
- verwijderen van de wand in de “kantine, teneinde deze ruimte groter te maken en een kooktoestel aan te brengen.”(…).
- Op de huurovereenkomst zijn de “Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW van toepassing verklaard.
- Bij het sluiten van de schriftelijke huurovereenkomst is een exemplaar van de “Algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW” ter hand gesteld, dat door beide partijen is geparafeerd.
- Stichting Blue-Care heeft tot en met januari 2019 een huurachterstand laten ontstaan van
€ 16.562,70.
- [eisers] en Stichting Blue-Care hebben op 26 maart 2018 een nadere schriftelijke overeenkomst gesloten die – voor zover hier van belang – als volgt luidt:
“ Partijen stellen vast dat dat de reeds uitgevoerde en nog uit te voeren werkzaamheden wegens noodzakelijke aanpassingen van het pand hoger uitvallen dan op voorhand ingeschat.(…)
“ Partijen wensen tot een duidelijke verdeling van onderstaande kosten te komen.(…)
“ Er wordt onderscheid gemaakt tussen kosten die aan Verhuurder toevallen en die aan huurder toevallen. De kosten voor noodzakelijke voorzieningen, groot € 4.286,- komen voor rekening van Verhuurder.
De verbouwingskosten vallen volgens artikel 10.2 van de huurovereenkomst in beginsel volledig toe aan Huurder. Verhuurder is echter bereid om de helft (€ 6.458,-) hiervan op zich te nemen.(…)”
- Het gehuurde is als gevolg van een brand op 11 mei 2019 onbewoonbaar geworden.
3.3
[eisers] legt aan haar vordering ten grondslag dat Stichting Blue-Care in ernstige mate in gebreke is gebleven met betaling van de huurpenningen, zodat sprake is van een ernstige wanprestatie op grond waarvan ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is. Vanwege het uitblijven van betaling is Stichting Blue-Care op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden buitengerechtelijke incassokosten en boeterente verschuldigd geworden.
3.4
Stichting Blue Care-voert – kort en zakelijk samengevat – het volgende verweer. Het pand was bij aanvang van het gehuurde niet geschikt voor het doel waarvoor Stichting Blue-Care het wilde gebruiken en voldeed niet aan de vereisten die voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst tussen partijen zijn besproken en ten aanzien waarvan [eisers] toezeggingen heeft gedaan. Als gevolg daarvan heeft Stichting Blue-Care onvoorziene verbouwingskosten moeten maken en heeft zij haar cliënten later dan gepland in het gehuurde kunnen huisvesten. Bovendien bleek er geen woonbestemming op het pand te rusten. Als gevolg van voornoemde toerekenbare tekortkomingen aan de zijde van [eisers] heeft Stichting Blue-Care schade geleden ten bedrage van in totaal € 54.541,91, welke schade in conventie dient te worden verrekend met de openstaande huurpenningen en van welke schade Stichting Blue-Care in reconventie vergoeding vordert. Gelet op de verrekenbare vordering, die de vordering van [eisers] overstijgt, is Stichting Blue-Care geen boeterente verschuldigd dan wel dient de boete te worden gematigd. Bovendien is de boete niet verschuldigd, nu deze is gegrond op de algemene bepalingen, welke niet van toepassing zijn. Hetzelfde geldt met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Ten aanzien van de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst voert Stichting Blue-Care aan dat de problemen die Stichting Blue-Care heeft ondervonden als gevolg van de tekortkomingen aan de zijde van [eisers] en de schade die daarvan het gevolg is geweest, maken dat de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. Voor zover de huurovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt Stichting Blue-Care om een ruimere ontruimingstermijn, van minimaal 2 kalendermaanden.
3.5
De kantonrechter overweegt het volgende. Stichting Blue-Care heeft erkend dat zij de huurpenningen over de periode tot en met januari 2019 van in totaal € 16.562,70 onbetaald heeft gelaten. Gelet daarop komt dit deel van de vordering in conventie in beginsel voor toewijzing in aanmerking, tenzij het beroep op verrekening (met de tegenvordering) slaagt.
3.6
Stichting Blue-Care heeft daartoe gesteld dat zij kosten heeft moeten maken voor de verbouwing van het gehuurde, zodat het voldeed aan de door haar voor het sluiten van de huurovereenkomst gestelde vereisten. Tijdens een bezichtiging voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst heeft Stichting Blue-Care te kennen gegeven dat op elke kamer een vaste internet-aansluiting en een tv-aansluiting aanwezig moest zijn en dat elke kamer afzonderlijk moest kunnen worden afgesloten. Voorts zou de wand tussen de keuken en aangrenzende kamer verwijderd moeten worden, moest er kunnen worden gekookt in de keuken en zouden er voorzieningen aanwezig zijn in de andere ruimte naast de keuken om
2 douches te kunnen realiseren. Stichting Blue-Care stelt dat zij duidelijk aan [eisers] heeft aangegeven dat zonder voornoemde voorzieningen het gehuurde voor haar ongeschikt was en [eisers] heeft de toezegging gedaan dat de voorzieningen in orde waren dan wel zouden worden gemaakt. Bij aanvang van de huur bleek het gehuurde niet aan de vereisten te voldoen, als gevolg waarvan Stichting Blue-Care schade heeft geleden.
3.7
Naar het oordeel van de kantonrechter bestaat er onvoldoende grond voor de stelling van Stichting Blue-Care dat de kosten voor het treffen van de door haar gestelde voorzieningen –behalve voor wat betreft de internetaansluitingen, aangezien [eisers] ter zitting heeft erkend dat zij hiervoor zou zorgdragen maar waarvan tevens vaststaat dat zij deze toezegging alsnog is nagekomen – voor rekening van [eisers] komen. Uit de schriftelijke huurovereenkomst blijkt niet dat [eisers] ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst de verplichting op zich heeft genomen om de door Stichting Blue-Care gestelde voorzieningen te treffen en evenmin heeft Stichting Blue-Care voldoende onderbouwd dat er dienaangaande mondelinge toezeggingen zijn gedaan door [eisers] .
Weliswaar blijkt uit de huurovereenkomst dat partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst hebben gesproken over het treffen van bepaalde voorzieningen en faciliteiten in het gehuurde, doch het verzorgen daarvan komt evenwel blijkens artikel 10.2 van de huurovereenkomst voor rekening en risico van Stichting Blue-Care.
Partijen hebben op 28 maart 2018 een nadere schriftelijke overeenkomst gesloten. Ook in deze overeenkomst valt geen steun te vinden voor de stelling dat [eisers] de door Stichting Blue-Care gestelde toezeggingen heeft gedaan. Integendeel, in deze nadere overeenkomst wordt gerefereerd aan artikel 10.1 van de huurovereenkomst, waarin is bepaald dat alle verbouwingskosten voor rekening van Stichting Blue-Care komen en in uitzondering daarop heeft [eisers] de bereidheid op zich genomen de helft van de verbouwingskosten te vergoeden. Er wordt in de nadere overeenkomst overigens ook op geen enkele wijze melding gemaakt van tekortkomingen aan de zijde van [eisers] .
3.8
Evenmin is – zoals [eisers] in haar conclusie van antwoord in reconventie terecht aanvoert – gesteld of gebleken dat Stichting Blue-Care [eisers] – eerder dan op 1 december 2018 in gebreke heeft gesteld ten aanzien van de vermeende tekortkoming, zodat [eisers] niet in verzuim is komen te verkeren, hetgeen voor toewijzing van een vordering tot betaling van schadevergoeding wel is vereist.
3.9
Overigens merkt de kantonrechter nog op dat indien al zou moeten worden aangenomen dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [eisers] als gevolg waarvan Stichting Blue-Care schade heeft geleden en er sprake zou zijn van verzuim, Stichting Blue-Care haar schade onvoldoende heeft onderbouwd, zodat ook om die reden de vordering dient te worden afgewezen.
3.1
Nu vaststaat dat de grondslag voor de door Stichting Blue-Care gevorderde schadevergoeding ontbreekt, zal het beroep op verrekening in conventie worden gepasseerd en zal de in reconventie gevorderde schadevergoeding worden afgewezen. Dit betekent dat de in conventie gevorderde huurpenningen toewijsbaar zijn. Beoordeeld dient vervolgens te worden tot welk moment de huurpenningen verschuldigd zijn.
3.11
[eisers] heeft ter zitting aangegeven dat het gehuurde op 21 augustus 2019 door Stichting Blue-Care is ontruimd, zodat tot die datum (een bedrag ter grootte van de) huurpenningen verschuldigd zijn. Stichting Blue-Care heeft aangevoerd dat zij het gehuurde reeds medio juli 2019 heeft ontruimd. De kantonrechter overweegt dat Stichting Blue-Care haar verweer niet heeft onderbouwd, terwijl [eisers] ter zitting heeft verwezen naar een proces-verbaal van constatering van de deurwaarder waaruit blijkt dat er medio juli 2019 nog spullen in het gehuurde aanwezig waren. Gelet daarop dient er thans in rechte van uit te worden gegaan dat de ontruiming niet eerder dan 21 augustus 2019 plaats heeft gevonden, zodat de vordering ter zake de huurpenningen zal worden toegewezen tot en met augustus 2019.
3.12
Voor zover Stichting Blue-Care ter zitting heeft gesteld dat zij eerder tot ontruiming had willen overgaan, maar dat dit door toedoen van [eisers] is verhinderd en om die reden de huurbetalingsverplichting eerder is geëindigd, wordt overwogen dat Stichting Blue-Care haar stelling op dit punt niet heeft onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan.
3.13
Stichting Blue-Care heeft ter zitting ten aanzien van de verschuldigdheid van de huurpenningen nog aangevoerd dat het gehuurde als gevolg van de brand op 11 mei 2019 onbewoonbaar is geworden en zij om die reden vanaf dat moment geen huur meer verschuldigd is aan [eisers] . De kantonrechter begrijpt dat Stichting Blue-Care daarmee een beroep doet op huurprijsvermindering.
3.14
Op grond van artikel 7:207 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de huurder in geval van vermindering van het huurgenot ten gevolge van een gebrek een daaraan evenredige vermindering van de huurprijs vorderen voor de periode dat sprake is van genotsvermindering. Ingevolge artikel 7:204 lid 2 BW vormen alle genotsbeperkingen aan het gehuurde die niet aan de huurder zijn toe rekenen een gebrek.
3.15
Tussen partijen is niet in geschil dat het huurgenot van Stichting Blue-Care ten gevolge van de brand geheel onmogelijk is geworden, nu het gehuurde vanaf 11 mei 2019 onbewoonbaar is geworden. Beoordeeld dient dan te worden of deze genotsbeperking is toe te rekenen aan Stichting Blue-Care. [eisers] stelt in dit verband dat de brand is ontstaan door gedragingen van een bewoner van het gehuurde vanwege het uit het raam werpen van brandende kaarsjes op het platte dak. [eisers] verwijst hiervoor naar het door hem bij brief van 3 september 2019 rapport van I-Tek B.V. van 27 augustus 2019.
Stichting Blue-Care heeft ter zitting niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist dat de oorzaak van de brand is te wijten aan de gedragingen van een van haar bewoners, voor welke gedragingen zij op grond van artikel 7:219 BW aansprakelijk en verantwoordelijk is. Daarmee staat naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast dat de oorzaak van de brand is toe te rekenen aan Stichting Blue-Care, zodat van een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW geen sprake is en de vermindering van het huurgenot niet voor rekening van [eisers] komt. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om de door Stichting Blue-Care verschuldigde huur na 11 mei 2019 te matigen tot nihil.
3.16
Stichting Blue-Care heeft ter zitting te kennen gegeven zich niet langer te verzetten tegen de gevorderde ontbinding, zodat dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
3.17
De gevorderde ontruiming – die zich mede richt tegen Blue-Care B.V. – zal bij gebrek aan belang worden afgewezen, aangezien vaststaat dat het gehuurde reeds is ontruimd.
3.18
Stichting Blue-Care zal worden veroordeeld tot betaling van € 16.562,70 ter zake van achterstallige huurpenningen tot 1 februari 2019 en € 23.538,90 ter zake van de nadien opeisbaar geworden huurpenningen tot en met augustus 2019, in totaal neerkomende op
€ 40.101,60.
3.19
Ten aanzien van de gevorderde boeterente wordt het volgende overwogen.
In de schriftelijke huurovereenkomst zijn in artikel 2.1 de algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte van toepassing verklaard. Vast staat dat niet deze algemene voorwaarden maar de algemene voorwaarden voor winkelruimte aan Stichting Blue-Care ter hand zijn gesteld en door partijen zijn geparafeerd. [eisers] baseert haar vordering ter zake de boeterente op artikel 25.3 van de ter hand gestelde voorwaarden (winkelruimte), waarin is – kort samengevat – bepaald dat indien huurder een uit hoofde van de huurovereenkomst verschuldigd bedrag niet tijdig betaalt, verhuurder een direct opeisbare boete van € 300,- per kalenderdag vordert. De op de huurovereenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden (kantoorruimte) bevatten een gelijkluidende bepaling (artikel 23.2). De vraag is thans, of [eisers] zich met succes kan beroepen op artikel 25.3 van de algemene voorwaarden winkelruimte. Stichting Blue-Care stelt dat dit niet het geval is, nu op de overeenkomst de algemene voorwaarden kantoorruimte van toepassing zijn verklaard, maar deze niet aan haar ter hand zijn gesteld. Daaraan dient volgens haar de conclusie te worden verbonden dat de algemene voorwaarden kantoorruimte niet van toepassing zijn. De algemene voorwaarden winkelruimte – waarvan niet wordt betwist dat deze aan Stichting Blue-Care ter hand zijn gesteld – zijn volgens Stichting Blue-Care evenmin van toepassing omdat dit andere voorwaarden zijn dan in de huurovereenkomst worden vermeld. Dat deze algemene voorwaarden door Stichting Blue-Care zijn ondertekend, maakt niet dat zij op de overeenkomst van toepassing zijn.
3.2
De kantonrechter overweegt dat voor het overeenkomen van algemene voorwaarden geen andere voorwaarden gelden dat voor het tot stand komen van overeenkomsten in het algemeen. Dat betekent dat de vraag of algemene voorwaarden tot contractsinhoud zijn geworden, wordt beheerst door de regulier regels van aanbod en aanvaarding uit de artikelen 6:217, 3:33 en 3:35 BW. Op grond van die wettelijke bepalingen kunnen algemene voorwaarden alleen tot inhoud van de overeenkomst worden – en dus partijen binden – doordat de ene partij (gebruiker) ze aan de ander aanbiedt en de andere partij (wederpartij) de gelding van deze algemene voorwaarden aanvaardt. In de huurovereenkomst staat vermeld dat de algemene bepalingen kantoorruimte van toepassing zijn. Vaststaat echter dat niet deze maar de algemene voorwaarden winkelruimte door [eisers] ter hand zijn gesteld en dat deze bepalingen door beide partijen zijn ondertekend. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn daarmee de algemene bepalingen winkelruimte aangeboden door [eisers] en door Stichting Blue-Care aanvaard en onderdeel geworden van de huurovereenkomst. Dit betekent dat [eisers] zich met recht kan beroepen op artikel 25.3 van de algemene voorwaarden winkelruimte.
3.21
Ten aanzien van de hoogte van de gevorderde boete overweegt de kantonrechter dat [eisers] artikel 25.3 van de algemene voorwaarden winkelruimte zo interpreteert dat bij het berekenen van de boete per maand ook de boete over de achterstand van de aan de betreffende maand voorafgaande maanden wordt opgeteld. Zodoende heeft hij voor iedere afzonderlijk openstaande maand huur de (minimum)boete van € 300,- in rekening gebracht. De kantonrechter acht deze interpretatie niet juist en gaat er vanuit dat de bepaling van artikel 25.3 zo dient te worden gelezen dat per maand over het totale openstaande saldo aan huur in de betreffende maand 2% boeterente is verschuldigd, met dien verstande dat er per maand een bedrag van € 300,-verschuldigd is aan boeterente als de voormelde berekening lager uit zou vallen dan € 300,00. Voorgaande leidt ertoe dat een bedrag van € 3.600,- (12 maanden, namelijk september 2018 tot en met augustus 2019, x € 300,-) toewijsbaar is.
3.22
De gevorderde wettelijke rente over de achterstallige huurpenningen zal worden afgewezen. Ingevolge artikel 6:92 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek treedt hetgeen ingevolge een boetebeding is verschuldigd in de plaats van de schadevergoeding op grond van de wet. Partijen kunnen van deze bepaling in de wet afwijken echter, gesteld noch gebleken is dat partijen in deze van de wet zijn afgeweken. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat de schade in deze de boete overtreft (artikel 6:94 lid 2 BW). Derhalve zal de vordering ter zake van wettelijke rente worden afgewezen.
3.23
De door [eisers] gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten komt op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst in beginsel voor toewijzing in aanmerking. In het onderhavige geval acht de kantonrechter echter termen aanwezig om deze vergoeding op grond van het bepaalde in artikel 242 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te matigen, omdat niet gesteld of gebleken is dat de werkelijke kosten van [eisers] hoger zijn dan het toepasselijke tarief op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Toegewezen wordt derhalve
€ 1.156,31 (berekend over de huurachterstand en verschuldigde boete ten tijde van dagvaarden).

4.De kosten

Stichting Blue-Care wordt als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie. Dit komt neer op een bedrag van
€ 2.038,39, bestaande uit € 486,- aan griffierecht, € 110,39 aan dagvaardingskosten en
€ 1.442,- aan gemachtigdensalaris in conventie en een bedrag van € 721,- aan gemachtigdensalaris in reconventie.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
veroordeelt Stichting Blue-Care om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen een bedrag van € 44.857,91;
veroordeelt Stichting Blue-Care in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 2.038,39 daarin begrepen een bedrag van € 1.442,- als salaris voor de gemachtigde van [eisers] ;
wijst de vordering voor het overige af;
verklaart voornoemde veroordelingen tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
wijst de vorderingen van Stichting Blue-Care en Blue-Care B.V. af;
veroordeelt Stichting Blue-Care en Blue-Care B.V. in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 721,- als salaris voor de gemachtigde van [eisers] .
Dit vonnis is gewezen door mr. Ketelaars-Mast, en in het openbaar uitgesproken op
15 januari 2020.