ECLI:NL:RBZWB:2020:876

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
AWB- 19_4634 tussenuitspraak
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.A.M.L. van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake aanvraag Wajonguitkering en beoordeling duurzaam ontbreken arbeidsvermogen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 24 februari 2020, wordt de aanvraag van eiseres voor een Wajonguitkering behandeld. Eiseres, geboren op 13 januari 2001, had op 6 november 2018 een aanvraag ingediend, die door het UWV op 13 december 2018 werd afgewezen. Het UWV stelde dat eiseres geen arbeidsvermogen had, maar dat er mogelijk in de toekomst wel arbeidsvermogen zou kunnen ontstaan. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 25 juli 2019. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank bespreekt de feiten en overwegingen rondom de aanvraag en de afwijzing door het UWV. De rechtbank stelt vast dat er een gebrek aan onderzoek en motivering is in de besluitvorming van het UWV. De rechtbank benadrukt dat het UWV de situatie van eiseres moet beoordelen volgens een vastgesteld stappenplan, dat niet is gevolgd. De rechtbank geeft het UWV de gelegenheid om de geconstateerde gebreken binnen zes weken te herstellen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij blijvend geen arbeidsvermogen heeft en dat de behandeling niet gericht is op verbetering van haar situatie, maar op stabilisatie.

De rechtbank concludeert dat het UWV onvoldoende heeft onderbouwd dat er geen duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen is. De rechtbank past de bestuurlijke lus toe, wat inhoudt dat het UWV de kans krijgt om de gebreken in de besluitvorming te herstellen. De rechtbank zal pas een einduitspraak doen na het herstel van het besluit door het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4634 WAJONG T
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 februari 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. A.M.W.A. van der Hoeven,
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 13 december 2018 (primair besluit) heeft het UWV de aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) afgewezen.
In het besluit van 25 juli 2019 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 17 januari 2020. Hierbij waren aanwezig eiseres, haar vader en haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres, geboren op 13 januari 2001, heeft op 6 november 2018 een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor een Wajonguitkering.
Bij het primaire besluit heeft het UWV geweigerd aan eiseres een Wajonguitkering toe te kennen. Hieraan heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres geen arbeidsvermogen heeft, maar dat de verwachting is dat ze mogelijk in de toekomst wel arbeidsvermogen heeft.
Bij brief van 16 januari 2019, aangevuld op 27 februari 2019, heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Op grond van het vierde lid wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Verder blijkt uit de nota van toelichting bij het Besluit van 8 oktober 2014 ‘tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de Invoeringswet Participatiewet (Stb. 2014, 359)’ dat het duurzaam niet hebben van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie betekent dat de mogelijkheden noch door medisch herstel noch door training (bijvoorbeeld scholing) kunnen verbeteren.
3.
Omvang geding
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres geen arbeidsvermogen heeft. Eiseres en het UWV verschillen van mening of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is.
4.
Beoordeling rechtbank
4.1
De rechtbank overweegt hierover dat het UWV voor de bepaling of er sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen de werkinstructie het ‘Compendium Participatiewet’ (Compendium) hanteert. In Bijlage 1 van het Compendium wordt het begrip duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen behandeld en is een beoordelingskader opgenomen. In het beoordelingskader is het volgende stappenplan opgenomen:
Stap 1 - voor de verzekeringsarts
De verzekeringsarts stelt vast of er sprake is van een progressief ziektebeeld. Als het antwoord bevestigend is, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 2 - voor de verzekeringsarts
De verzekeringsarts stelt vast of de situatie van cliënt aan beide volgende voorwaarden voldoet:
 er is sprake van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden;
 de aandoening is zodanig ernstig dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht.
Als aan deze beide voorwaarden wordt voldaan, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 3 - voor de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige samen:
De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige stellen in gezamenlijk overleg vast of het ontbreken van arbeidsvermogen van de cliënt duurzaam is. Zij betrekken daarbij ten minste de volgende aspecten in onderlinge samenhang:
 het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid;
 het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot verdere ontwikkeling;
 het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot toename van bekwaamheden.
Op grond van hun gezamenlijk overleg concluderen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige of het arbeidsvermogen al dan niet duurzaam ontbreekt. De beoordeling is afgerond.
4.2
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018) heeft over de vraag naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen overwogen dat het gaat om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij de betrokkene kunnen ontwikkelen. Dit brengt voor een zorgvuldige besluitvorming mee dat de inschatting van de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betrokkene aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de situatie van de betrokkene op de datum in geding. In het geval de inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de betrokkene. Als de betrokkene bezwaar maakt tegen het oordeel dat geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen, zullen de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, rekening houdend met alle medische en arbeidskundige gegevens die in de bezwaarfase voorhanden zijn, voor zover deze betrekking hebben op de datum in geding, beoordelen of de inschatting van het niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen gehandhaafd moet blijven.
De CRvB acht het ten behoeve van een zorgvuldige en transparante besluitvorming verder aangewezen dat de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige het stappenplan van het beoordelingskader volgen bij hun onderzoek naar de vraag of bij een betrokkene al dan niet sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen.
4.3
Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat het ontbreken van het arbeidsvermogen van eiseres niet duurzaam is. Aan dit standpunt ligt een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) ten grondslag. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat eiseres een Wajonguitkering heeft aangevraagd omdat zij last heeft van een dysthyme stoornis, dwangmatige handelingen, lichamelijke en psychische klachten, een negatief zelfbeeld en weinig zelfvertrouwen. De primaire verzekeringsarts heeft het behandeltraject omschreven dat reeds werd doorlopen en dat in de toekomst zal plaatsvinden. Uit het psychologisch rapport van 11 september 2018 blijkt dat er progressie is gemaakt in het functioneren. Er werd systeemtherapie ingezet en ook deze behandeling gaf verbetering. De duur van de dwanghandelingen nam namelijk fors af van 90 minuten naar 5 minuten. Vervolgens ligt de focus van de behandeling op het meer naar buiten gaan en het aanleren van een meer productieve copingstijl. Voor de verzekeringsarts b&b is duidelijk dat deze behandelingen niet gericht zijn op stabilisatie maar op verbetering. Dat wordt impliciet bevestigd door de FACT begeleider die stelt dat het verder uitbouwen van de dagbesteding tot 4 dagdelen de focus zal liggen op werknemersvaardigheden. Gezien er reeds een behandelingsresultaat is en gezien de focus op het ontwikkelen van werknemersvaardigheden, kan onmogelijk geconcludeerd worden dat er duurzaam sprake is van het ontbreken van arbeidsvermogen, aldus de verzekeringsarts b&b.
4.4
Eiseres heeft aangevoerd dat zij blijvend geen arbeidsvermogen heeft en geen arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Eiseres kan zich niet vinden in de rapportage van de verzekeringsarts b&b. De verzekeringsarts b&b neemt ten onrechte aan dat er argumenten zijn om aan te nemen dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is. Ten onrechte wordt op basis van het psychologisch rapport van 11 september 2018 gesteld dat er progressie is gemaakt in het functioneren. De verzekeringsarts b&b stelt ten onrechte dat is geconcludeerd dat de behandeling niet gericht was op stabilisatie maar op verbetering. De behandeling zal niet leiden tot een verbetering van de belastbaarheid. De behandeling is gericht op stabilisatie van het toestandsbeeld en het basale functioneren (dagelijks functioneren en dagbesteding). De behandeling is niet gericht op het vergroten van de werknemersvaardigheden. Wel wordt er gewerkt aan een uitbouw van een zinvolle dagbesteding. Toename van de druk leidt tot een terugval van klachten. De opbouw van de dagbesteding is heel moeizaam gebleken en door de toename van haar klachten zijn de doelstellingen niet gerealiseerd en weer teruggebracht naar een lager niveau. Ter staving van haar standpunt dat het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is, heeft eiseres op 3 januari 2020 een brief van psychiater [naam psychiater] ingebracht.
4.5
De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts b&b vragen aan psychiater [naam psychiater] heeft gesteld. De verzekeringsarts b&b heeft bij het opstellen van zijn rapportage van 24 juli 2019 geen kennis kunnen nemen van de latere brief van psychiater [naam psychiater] waarin op zijn vragen is gereageerd. De verzekeringsarts b&b heeft in beroep wel gereageerd op deze brief (zie rechtsoverweging 4.6). Psychiater [naam psychiater] heeft de vragen van de verzekeringsarts b&b als volgt beantwoord:

1. Een welke diagnose is aan de orde omstreeks 13.-01-2019?
Bij patiënte sprake van dysthyme stoornis. Ze zegt dat ze in de put zit, het gevoel heeft niet waar te zijn en ze is vaak gespannen en zenuwachtig er sprake van een negatief zelfbeeld en er is weinig zelfvertrouwen. Dat levert angst en dwanghandelingen.
2. Waaruit bestaat de behandeling?
Bandeling bestaat er vooral uit dat we haar proberen te activeren en te motivering voor dagbesteding en begeleid zelfstandig wonen. [naam eiseres] heeft hierin zelf aangegeven dat ze graag begeleid wil gaan wonen. Hierin is er gezocht naar verschillende plekken die [naam eiseres] niet passend vond. Hierin komt vooral naar voren dat als er druk bij komt kijken dat [naam eiseres] uitvalt. De spanning die dit met zich mee brengt zorgt voor meer spanning en een toename van de dwanghandelingen.
Binnen de thuissituatie komt naar voren dat het moeilijker is bezig te zijn met zelfstandigheid, het maken van keuzes en het loskomen van ouders binnen de thuissituaties dus is er gezocht naar een passende woonplek om te werken aan de praktische en emotionele zelfstandigheid.
3. Wat zijn de behandeldoelen op korte termijn en langere termijn en hoe kunnen die bereid worden?
Zie vraag 2. Tot heden is het niet gelukt. Toen de dagbesteding uitgebreid was naar vier dagdelen per week werd de angst zo groot dat ze terug moesten naar 3 dagdelen.
Binnen de nieuwe woonplek gaan ze aansluiten bij de hulpvragen vanuit [naam eiseres] . Het beter leren kennen van jezelf en je mogelijkheden. Omgaan met spanning, stress en dwanghandelingen.
4.6
De verzekeringsarts b&b heeft bij rapportage van 10 januari 2020 gereageerd. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat eiseres volgens de psychiater een dysthyme stoornis heeft en dat de behandeling is gericht op het activeren en motiveren voor dagbesteding en begeleid zelfstandig wonen. Omdat dit binnen de thuissituatie moeilijk is wordt gezocht naar een passende woonplek om te werken aan de praktische en emotionele zelfstandigheid. Op korte termijn is dit nog niet gelukt maar op langere termijn zijn er wel mogelijkheden wanneer de nieuwe woonplek aansluit bij de hulpvraag van eiseres. Volgens de verzekeringsarts b&b sluit deze reactie van de psychiater volledig aan bij de visie van de FACT-begeleider die stelt dat de focus ligt op het bekomen van werknemersvaardigheden. Gezien de aard van het ziektebeeld (dysthyme stoornis), de context waarin eiseres nu leeft (thuissituatie) en de behandeldoelen kan er onmogelijk gesteld worden dat er sprake is van een duurzaam karakter wat betreft het ontbreken van werknemersvaardigheden, aldus de verzekeringsarts b&b.
4.7
De rechtbank kan uit de rapportage(s) van de verzekeringsarts b&b niet opmaken dat het stappenplan is gevolgd voor de beoordeling of er sprake is van een duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. Ook anderszins is de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie onvoldoende onderbouwd. De rechtbank overweegt daartoe dat zij de verzekeringsarts b&b niet kan volgen dat de FACT-begeleider (impliciet) stelt dat de focus ligt op het bekomen van werknemersvaardigheden. Uit het plan van Amarant blijkt dat de focus juist ligt op het op zichzelf gaan wonen (begeleid) en op het ontwikkelen van eiseres naar meer zelfstandigheid, zowel op het praktische vlak als op het sociaal emotionele vlak. Verder wordt als uiteindelijk doel beschreven het zelfstandig naar de dagbesteding gaan en het daar een volledige week aanwezig zijn. Uit de informatie van psychiater [naam psychiater] blijkt eveneens dat de behandeling van eiseres vooral bestaat uit het haar proberen te activeren en te motivering voor dagbesteding en begeleid zelfstandig wonen. Tevens blijkt uit die informatie dat de behandeling (tot dat moment) niet is gelukt. De verzekeringsarts b&b heeft onvoldoende concreet inzichtelijk gemaakt welke (andere) behandelmogelijkheden er zijn. Evenmin is in beeld gebracht welke mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid er zijn. De stelling van de verzekeringsarts b&b dat onmogelijk gesteld kan worden dat er sprake is van een duurzaam karakter wat betreft het ontbreken van werknemersvaardigheden, kan zonder nadere onderbouwing niet worden gevolgd.
5. De rechtbank komt derhalve tot het oordeel dat aan het bestreden besluit een onderzoeksgebrek en een motiveringsgebrek kleven. De rechtbank ziet om proceseconomische redenen aanleiding tot toepassing van de zogeheten ‘bestuurlijke lus’ als bedoeld in artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat onder toepassing van een bestuurlijke lus het UWV in de gelegenheid wordt gesteld de in rechtsoverweging 4.7 geconstateerde gebreken te herstellen. Dit kan het UWV doen door alsnog conform het stappenplan de situatie van eiseres te beoordelen conform de eisen die daaraan door de CRvB worden gesteld. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV de gebreken kan herstellen op zes weken.
Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het UWV dit zo spoedig mogelijk aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres – gelet op artikel 8:51b van de Awb - in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
6. De rechtbank neemt nu nog geen beslissing over de vergoeding van het betaalde
griffierecht en de gemaakte proceskosten. Zij wacht hiermee tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het UWV in de gelegenheid om de in de overweging 4.7 geconstateerde gebreken overeenkomstig overweging 5 van deze tussenuitspraak te herstellen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak;
- draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van den Bosch, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.H.C.W. Vonk, griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.