In deze zaak heeft eiser, woonachtig in [naam woonplaats], een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van beschermingsbewind, welke aanvankelijk door het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers werd afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Na aanvullende stukken te hebben ingediend, heeft Baanbrekers besloten het eerdere besluit gedeeltelijk te herzien en bijzondere bijstand toe te kennen voor een bedrag van € 50,99 per maand, met terugwerkende kracht vanaf 9 oktober 2018. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 6 september 2019, waar eisers gemachtigde en de bewindvoerder aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van Baanbrekers. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen nadere stukken in te dienen. Uiteindelijk heeft de rechtbank op 4 december 2019 het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen objectieve gegevens heeft over de waarde van de caravan die hij in zijn bezit heeft, wat een belangrijke factor was in de beoordeling van zijn recht op bijzondere bijstand.
De rechtbank concludeert dat Baanbrekers terecht heeft geoordeeld dat het recht op bijzondere bijstand niet kan worden vastgesteld zonder de benodigde objectieve gegevens. Eiser heeft weliswaar een verklaring van zijn oom overgelegd, maar deze wordt niet als objectief bewijs beschouwd. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij het besluit van Baanbrekers om de caravan als inkomen te beschouwen en de waarde ervan vast te stellen op € 1.000,- wordt bekritiseerd, maar niet als onterecht beoordeeld. De rechtbank benadrukt dat er geen wettelijke grondslag is voor de toegepaste coulance door Baanbrekers, maar dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn standpunt te onderbouwen.