ECLI:NL:RBZWB:2020:889

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 januari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
7642587 CV EXPL 19-1388
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • R. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan caravan bij particulier gestald; vriendendienst en subrogatie

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de onderlinge waarborgmaatschappij ZLM U.A. en een particulier, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft de aansprakelijkheid voor schade aan een caravan die was gestald bij [gedaagde]. De caravan, eigendom van de heer [naam], raakte beschadigd toen [gedaagde] tijdens kluswerkzaamheden met een zware houten balk tegen de caravan aanstootte. ZLM, de verzekeraar van de caravan, heeft de schade van € 2.397,76 vergoed aan de reparateur en vorderde dit bedrag, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, van [gedaagde].

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een overeenkomst van bewaarneming tussen [naam] en [gedaagde], waarbij [gedaagde] de zorg van een goed bewaarder diende te betrachten. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] tekortgeschoten was in deze zorgplicht, aangezien hij de caravan beschadigde tijdens zijn werkzaamheden. De rechtbank verwierp het verweer van [gedaagde] dat hij geen zorgplicht had geschonden omdat het om een vriendendienst ging. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden niet zodanig waren dat volledige schadevergoeding tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden.

De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 2.757,32 aan ZLM, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaak/rolnr.: 7642587 CV EXPL 19-1388
vonnis d.d. 15 januari 2020
inzake
De onderlinge waarborgmaatschappij onderling verzekeringsmaatschappij ZLM U.A.,
gevestigd te Goes,
eiseres, hierna te noemen: ZLM,
gemachtigde: mr. H.C. Struijk te Goes,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] ,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. P.N. Meijer, werkzaam bij DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 21 maart 2019 met producties;
b. de conclusie van antwoord met producties;
c. de conclusie van repliek met één productie;
d. de conclusie van dupliek.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De heer [naam] (hierna te noemen: [naam] is eigenaar van een caravan met kenteken [kentekennummer] . De caravan is tegen schade verzekerd bij ZLM. Op 26 maart 2018 stond de caravan van [naam] gestald bij [gedaagde] . Op die datum heeft [gedaagde] schade toegebracht aan de caravan. [gedaagde] is bij het verrichten van (klus)werkzaamheden in zijn loods tijdens het lopen met een zware houten balk bij een indraaimanoeuvre met die balk tegen de caravan aan gestoten. Dit heeft geleid tot schade aan de caravan.
2.2.
De schade aan de caravan is gerepareerd. Dit heeft € 2.397,76 gekost. Deze reparatiekosten zijn door ZLM vergoed aan de reparateur.
2.3.
ZLM heeft [gedaagde] verzocht het schadebedrag van € 2.397,76 aan haar te betalen. [gedaagde] weigert betaling.

3.Het geschil

3.1.
ZLM vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot:
- betaling van € 2.757,32 (hoofdsom € 2.397,76 en buitengerechtelijke kosten € 359,56);
- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2018 tot en met 17 november 2018 over een bedrag van € 2.397,76 en vanaf 17 november 2018 tot de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 2.757,32;
- met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten.
3.2.
ZLM baseert haar vordering op het volgende. Tussen [naam] en [gedaagde] is een overeenkomst van bewaarneming gesloten. Op grond van die overeenkomst moet [gedaagde] bij de bewaring de zorg van een goed bewaarder in acht nemen. Ook moet [gedaagde] de caravan teruggeven in de staat waarin hij deze heeft ontvangen. Hierin is [gedaagde] tekortgeschoten. Dit tekortschieten is jegens [naam] ook onrechtmatig. [gedaagde] moet de schade van [naam] vergoeden. ZLM heeft de schade aan de caravan van [naam] vergoed, zodat de vordering van [naam] op grond van subrogatie (artikel 7:962 BW) op ZLM is overgegaan.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering van ZLM met veroordeling van ZLM in de proceskosten.
3.4.
[gedaagde] baseert zijn verweer op het volgende. [gedaagde] heeft geen zorgplicht geschonden, omdat [naam] zijn caravan bij hem heeft gestald als kosteloze vriendendienst. [naam] blijft in die situatie primair verantwoordelijk voor zijn eigendom. Hij draagt dan ook het risico op achteruitgang van de caravan. Het intreden van schade tijdens normale, dagelijkse bewegingen van [gedaagde] in zijn eigen loods is niet onzorgvuldig en niet onrechtmatig ten opzichte van [naam] . Het was een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

4.De beoordeling

Verplichtingen uit een overeenkomst tot bewaarneming
4.1.
Partijen zijn het erover eens dat tussen [naam] en [gedaagde] een overeenkomst van bewaarneming is gesloten en dat [naam] hiervoor geen loon hoefde te betalen. Op grond van artikel 7:602 BW is de bewaarnemer verplicht ‘de zorg van een goed bewaarder’ in acht te nemen. Op grond van artikel 7:605 lid 4 BW is de bewaarnemer (hier: [gedaagde] ) verplicht de zaak terug te geven in de staat waarin hij haar heeft ontvangen. Die verplichtingen gelden niet alleen in de situatie waarin de bewaarnemer in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft gehandeld, maar ook in de situatie waarin de bewaarnemer particulier heeft gehandeld. Of voor de bewaarneming wel of niet is betaald maakt hierbij niet uit.
Wie moet wat stellen
4.2.
Voor de bewaargever volstaat het gemotiveerd te stellen dat hij de zaak niet terug heeft gekregen in de staat waarin hij deze heeft afgegeven. Denkbaar is dat de zaak niet meer in dezelfde staat kan worden teruggegeven, maar dat de bewaarnemer toch ‘de zorg van een goed bewaarder’ in acht heeft genomen. Dat laatste moet dan door de bewaarnemer gemotiveerd worden gesteld.
Heeft [gedaagde] zich aan zijn verplichtingen gehouden?
4.3.
ZLM heeft gesteld dat [gedaagde] de caravan niet terug heeft gegeven in de staat waarin hij deze van [naam] heeft ontvangen. Dat is niet betwist. Daarmee is de tekortkoming van [gedaagde] gegeven, tenzij hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan.
4.4.
[gedaagde] heeft de caravan beschadigd tijdens (klus)werkzaamheden. Daarmee heeft [gedaagde] niet gehandeld overeenkomstig de zorg die van een goed bewaarder mag worden verwacht. [gedaagde] had beter moeten opletten en/of voorzorgsmaatregelen moeten nemen om te voorkomen dat dit zou gebeuren. Ook voor een gratis bewaarneming van een caravan geldt, dat moet worden voorkomen dat tijdens het lopen met een balk de caravan wordt geraakt. Van een ongelukkige samenloop van omstandigheden is in dit geval geen sprake. Dit betekent dat [gedaagde] tekortgeschoten is in zijn verplichting de caravan ‘in dezelfde staat’ terug te geven; door de schade aan de caravan kon hij aan die verplichting niet meer voldoen.
Gevolg: betalen van schadevergoeding
4.5.
Op grond van artikel 6:74 lid 1 BW is [gedaagde] verplicht de schade die [naam] door deze tekortkoming lijdt te vergoeden. Dat is alleen anders als de tekortkoming [gedaagde] niet kan worden toegerekend, anders gezegd: als er sprake is van overmacht. Dat is niet gesteld en evenmin gebleken.
Matiging van de te betalen schadevergoeding?
4.6.
Dat de reparatiekosten een schadepost zijn is niet betwist. In beginsel moet [gedaagde] dan ook deze kosten betalen. De vraag of sprake is geweest van een vriendendienst, is van belang bij de vraag of de door [gedaagde] te betalen schadevergoeding moet worden gematigd in de zin van artikel 6:109 BW. [gedaagde] heeft niet uitdrukkelijk een beroep hierop gedaan, maar de kantonrechter moet op basis van de gestelde feiten de rechtsgronden aanvullen.
4.7.
De maatstaf hierbij is of toekenning van volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden zou leiden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen. Of in hoeverre daarvan sprake is, is afhankelijk van alle omstandigheden. Met name kan hierbij worden gedacht aan
de tussen partijen bestaande rechtsverhouding, de mate van schuld van de aansprakelijke persoon, de draagkracht en de rol van een verzekering. Toepassing hiervan leidt tot het volgende.
4.8.
[naam] en [gedaagde] hebben een overeenkomst gesloten, waarbij alleen [gedaagde] verplichtingen op zich heeft genomen. Tegenover de omstandigheid dat [naam] voor de bewaarneming niets hoefde te betalen, staat de omstandigheid dat [gedaagde] vrijwillig heeft ingestemd met deze bewaarneming om niet.
[gedaagde] had door meer oplettendheid en/of het nemen van voorzorgsmaatregelen kunnen voorkomen, dat de caravan beschadigd zou raken. Het is immers voorzienbaar, dat aan het lopen met een forse balk in een ruimte met een voertuig het gevaar kleeft dat het voertuig wordt geraakt. Daarvoor hoefde [gedaagde] geen kostbare maatregelen te nemen.
Daarbij komt, dat [gedaagde] heeft erkend af en toe ook enkele caravans te stallen tegen vergoeding. [gedaagde] stelt niet verzekerd te zijn geweest voor schade aan de caravan van [naam] , maar omdat hij ook tegen vergoeding caravans van anderen stalt, had van hem verwacht mogen worden zich tegen aansprakelijkheid te verzekeren. Het ontbreken van een verzekering kan hem onder deze omstandigheden worden verweten.
Het schadebedrag is relatief beperkt en [gedaagde] heeft niet gemotiveerd gesteld dat hij geen draagkracht heeft om deze schade te betalen. De ontvangen vergoedingen voor het stallen van andere caravans kunnen ook worden aangewend voor betaling van de schade.
Toekenning van volledige schadevergoeding leidt in deze situatie niet tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen. Dat ZLM de schade van [naam] heeft vergoed, legt onder de hiervoor genoemde omstandigheden te weinig gewicht in de schaal.
4.9.
Nu er geen reden is de schadevergoeding te matigen, heeft [naam] een vordering op [gedaagde] en is deze vordering op ZLM overgegaan bij wijze van subrogatie. [gedaagde] dient daarom de hoofdsom van € 2.397,76 aan ZLM te betalen.
Buitengerechtelijke kosten
4.10.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen nu uit de overgelegde stukken voldoende blijkt dat door de gemachtigde van ZLM werkzaamheden zijn verricht ter verkrijging van betaling van de vordering buiten rechte. Gelet op de vastgestelde hoofdsom, is het gevorderde bedrag van € 359,56 in overeenstemming met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten gehanteerde tarief.
Wettelijke rente
4.11.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom van € 2.397,76 is toewijsbaar vanaf 23 april 2018. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten van € 359,56 is toewijsbaar vanaf datum dagvaarding (21 maart 2019), omdat ZLM niet heeft gesteld op welke datum deze kosten zijn betaald.
Proceskosten
4.12.
Als de in het ongelijk gestelde partij moet [gedaagde] worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot als volgt:
- Exploot € 83,40
- Vastrecht 486,00
- Salaris
420,00(2 punten x tarief € 210,00)
Totaal € 989,40
Nakosten
4.13.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en [gedaagde] niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving door ZLM aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. De nakosten zullen worden begroot conform landelijk beleid tot een half salarispunt (met een maximum van € 120,00), zijnde een bedrag van € 105,00. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningkosten van het vonnis indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan ZLM te betalen een bedrag van € 2.757,32, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.397,76 vanaf 23 april 2018 en over een bedrag van € 359,56 vanaf 21 maart 2019, steeds tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van ZLM tot op heden begroot op € 989,40, daarin begrepen een bedrag van € 420,00 als salaris voor de gemachtigde van ZLM;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door ZLM volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 105,00 aan salaris voor de gemachtigde van ZLM, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers, en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2020.