ECLI:NL:RBZWB:2020:948

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
26 februari 2020
Zaaknummer
8271635 VV EXPL 20-3
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming in kort geding wegens ernstige overlast door huurder met psychische en alcoholproblemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Alwel (eiseres) en een huurder (gedaagde) die ernstige overlast veroorzaakte. De huurder, die sinds 1 september 2013 een woning huurt van Alwel, kampt met psychische problemen en een alcoholverslaving. Alwel ontving sinds 2014 regelmatig klachten van omwonenden over de overlast die de huurder veroorzaakte, waaronder schreeuwen, het gooien van spullen van het balkon en bedreigingen aan het adres van omwonenden. De situatie escaleerde verder met een brand op het balkon van de huurder in januari 2020, wat leidde tot een formele waarschuwing van de burgemeester van Breda.

Alwel vorderde in kort geding de ontruiming van de woning van de huurder, met als argument dat de overlast een onhoudbare situatie creëerde voor de andere bewoners van het wooncomplex. De kantonrechter oordeelde dat Alwel een spoedeisend belang had bij de ontruiming, gezien de aanhoudende overlast en de angst onder omwonenden. De rechter overwoog dat de huurder in strijd had gehandeld met zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en dat de overlast een tekortkoming in de zin van artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek opleverde.

De kantonrechter besloot dat de belangen van de huurder, ondanks zijn psychische problemen, niet opwogen tegen de belangen van de overige huurders en de noodzaak om de openbare orde te handhaven. De rechter verleende Alwel de gevorderde ontruiming en stelde een termijn van twee weken voor de huurder om de woning te verlaten. Daarnaast werd de huurder veroordeeld tot betaling van een voorschot op de huurachterstand van € 1.155,66 en de proceskosten van Alwel. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ontruiming onmiddellijk kon worden uitgevoerd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 8271635 VV EXPL 20-3
vonnis in kort geding d.d. 25 februari 2020
inzake
de stichting met volledige rechtsbevoegdheid Stichting Alwel,
gevestigd en kantoorhoudende te Roosendaal,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.A. Vermeeren, advocaat te Etten-Leur,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [adres] ,
gemachtigde: mr. O. Lenselink, advocaat te Breda.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 21 januari 2020 met producties;
- de brief van 11 februari 2020 van mr. Vermeeren voornoemd met aanvullende producties, tevens inhoudende een eiswijziging;
- de brief van 12 februari 2020 van mr. Lenselink voornoemd met producties;
- de pleitaantekeningen van mr. Lenselink;
- de aantekeningen van de griffier van de op 14 februari 2020 gehouden mondelinge behandeling.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 februari 2020. Ter zitting waren aanwezig namens eiseres (hierna te noemen: Alwel), [juridisch adviseur] (juridisch adviseur) en [wijkconsulente] (wijkconsulente), bijgestaan door mr. Vermeeren. Gedaagde (hierna te noemen: [gedaagde] ) is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. Lenselink. Partijen hebben over en weer op elkaars standpunten kunnen reageren en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.

2.Het geschil

2.1
Alwel vordert – na vermeerdering van eis – bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om:
- het gehuurde aan de [adres] te Breda binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis te verlaten en ontruimen, met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt, en verlaten en ontruimd te houden met afgifte van alle passende sleutels aan Alwel;
- aan Alwel te betalen een voorschot van € 1.155,66 op de huurachterstand;
- aan Alwel te beetalen de kosten van deze procedure, de nakosten inbegrepen.
2.2
[gedaagde] voert verweer.

3.De beslissing

3.1
Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
- [gedaagde] huurt sinds 1 september 2013 van Alwel (voorheen Allee Wonen) de woning aan het adres [adres] te Breda (nader te noemen: “het gehuurde”) tegen een huurprijs van laatstelijk 464,70 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
- Het gehuurde maakt deel uit van een wooncomplex, waarin onder andere bewoners met een zware lichamelijk beperking zijn gehuisvest, die worden verzorgd door Fokus.
- Alwel ontvangt sinds 2014 met regelmaat klachten van omwonenden over overlast afkomstig van of uit de woning van [gedaagde] .
- In maart 2016 heeft een zorgoverleg plaatsgevonden tussen [gedaagde] , Alwel, hulpverleners van Buro Maks en Novadic Kentron, de wijkagent en de zus van [gedaagde] , waarna een Begeleid Wonen project is geïndiceerd. Voor dit traject is vereist dat [gedaagde] aantoonbaar controleerbaar omgaat met alcohol- en drugsgebruik.
- Eind december 2016 heeft [gedaagde] zijn huisraad vanaf de 4e etage over het balkon op straat gegooid.
- Alwel heeft [gedaagde] begin januari 2017 gesommeerd om de overlast te stoppen.
- In februari 2017 heeft Alwel een gesprek met [gedaagde] gevoerd over de door hem veroorzaakte overlast en de consequenties daarvan. Naar aanleiding van dit gesprek heeft Alwel [gedaagde] een schriftelijk aanhangsel bij de huurovereenkomst toegestuurd. Hierin is het volgende opgenomen:
“2. Het verhuurder bekend is dat huurder ernstige overlast (heeft) veroorzaakt, welke overlast kan worden gezien als een ernstige en toerekenbare tekortkoming van huurder in de nakoming van diens verplichtingen jegens verhuurder uit hoofde van der tussen partijen gesloten/te sluiten huurovereenkomst, en die overlast voor verhuurder aanleiding kan zijn om tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning te komen;
3. Verhuurder zich evenwel bereid heeft verklaard een uitzondering te maken op het door haar ter zake overlast gevoerde beleid, doch dit uitsluitend op basis van de door huurder daartoe aangevoerde uitzonderlijke omstandigheden die van dien aard zijn dat verhuurder die uitzondering in dit geval rechtvaardig acht;
4. Verhuurder zich daarom bereid verklaard heeft een huurovereenkomst met huurder te sluiten/de huurovereenkomst met huurder voort te zetten, doch uitsluitend onder de voorwaarde dat huurder instemt met het onderhavige aanhangsel aan de huurovereenkomst en dit aanhangsel ten blijke van diens instemming daarmee ondertekent”.
- Op 12 mei 2017 heeft Alwel – naar aanleiding van klachten van omwonenden en de politie – [gedaagde] gesommeerd om de door hem veroorzaakte overlast te stoppen.
- Op 18 mei 2017 heeft Alwel het aanhangsel, waarop [gedaagde] zijn naam heeft ingevuld, retour ontvangen.
- Op 5 januari 2020 is brand ontstaan op het balkon van [gedaagde] .
- Bij brief van 8 januari 2020 heeft Alwel bericht dat zij de huurovereenkomst niet langer wenst voort te zetten en heeft zij [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen. [gedaagde] heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
- Bij brief van 6 februari 2020 heeft de burgemeester van Breda [gedaagde] een formele waarschuwing gegeven vanwege ernstige en herhaaldelijke hinder veroorzaakt door [gedaagde] , met als doel [gedaagde] een kans te geven om zijn gedrag te verbeteren. De als bijlage bij de brief gevoegde bestuurlijke rapportage van de politie vermeldt onder meer het volgende:
“ [gedaagde] zorgt voor woonoverlast in de flat aan de [adres] . Door deze woonoverlast wordt het veiligheidsgevoel van omwonende ernstig aangetast. Het woongenot wordt de bewoners van de flat ontnomen. Hieronder is kort omschreven waar de overlast uit bestaat:
- [gedaagde] schreeuwt in zijn woning en gooit spullen van zijn balkon.
- [gedaagde] gebruikt alcohol, cocaïne en wiet en vertoont onder invloed agressief gedrag (waaronder schreeuwen en dreigen).
- Hij dreigt mensen neer te steken.
- Hij heeft politieagenten met een mes bedreigd.
- Hij verklaart zelf altijd een mes bij zich te hebben in zijn broeksband . Dit is ook eerder aangetroffen door de politie.
- Er is brand ontstaan op zijn balkon.
- Hij intimideert bewoners nadat ze een melding hebben gedaan van overlast.
De onrust in de flat neemt toe en het veiligheidsgevoel wordt in ernstige mate aangetast. Bewoners zijn bang dat het tot een confrontatie tussen hen en [gedaagde] gaat leiden. De openbare orde dreigt hierdoor in het geding te komen.
De aanleiding voor deze bestuurlijke rapportage is de onrust die toeneemt onder omwonende van de flatwoning aan de [adres] (…) De eerste melding van overlast door verward persoon op dit adres viel op 10 februari 2016. Sindsdien zijn er nog 16 verschillende meldingen binnen gekomen van o.a. overlast door verward persoon, bedreiging, poging zelfdoding en brandstichting. Onder deze meldingen zijn verschillende afspraken op locatie en op persoon gemaakt zodat collega’s weten wat er speelt op het adres en waar ze rekening mee moeten houden als ze [gedaagde] benaderen. Een aantal omliggende flatwoningen betreffen woningen van Fokus Wonen. Onder deze bewoners maar ook onder de overige bewoners heerst een gevoel van onveiligheid in en rond hun eigen woning. Dit gevoel van onveiligheid is nog verder toegenomen na de brand die op 5 januari 2020 is ontstaan op het balkon van [gedaagde] . Ook bij de begeleiding van de Fokus woningen heerst angst. Zij hebben aangegeven op te zien tegen het feit dat ze tijdens de nachtdienst alleen zijn.
[gedaagde] gebruikt met regelmaat alcohol en drugs. Uit het verleden blijkt dat [gedaagde] agressief kan worden als hij onder invloed is. Eerder heeft hij politieambtenaren bedreigd met een mes. [gedaagde] heeft een hulpvraag en geeft vaker bij meldingen aan dat hij willekeurig mensen neer gaat steken als hij geen hulp krijgt. Ook heeft hij vaker goederen van zijn balkon gegooid en er is tevens brand ontstaan op zijn balkon. Hieronder zijn de specifieke meldingen uit de politiesystemen omschreven vanaf februari 2016:
- Op 12 februari 2020 is Alwel een bodemprocedure gestart waarin zijn ontbinding van de huurovereenkomst vordert. De zaak staat voor het nemen van een conclusie van antwoord op 4 maart 2020.
3.2
Alwel vordert in rechte ontruiming van het gehuurde. Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] door het veroorzaken van ernstige (nachtelijke) geluidsoverlast, het bedreigen van omwonenden, de suïcide pogingen, het gooien van inboedel van het balkon al dan niet gericht naar passanten, het verstoren van (hulpbehoevende) omwonenden met een mes in de hand, het stichten van brand in het gehuurde en het meer in algemene zin het verslechteren van het leefklimaat van het wooncomplex, in strijd heeft gehandeld met de huurovereenkomst en de wet. Dit kwalificeert als een tekortkoming in de zin van artikel 6:265 Burgerlijk Wetboek (BW) op basis waarvan (ontbinding van de huurovereenkomst en vooruitlopend daarop) ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is. Daarnaast vordert Alwel betaling van achterstallige huurpenningen.
3.3
[gedaagde] heeft ter zitting – zakelijk weergegeven – het volgende verweer gevoerd. [gedaagde] kamp al jaren met ernstige stemmingswisselingen en een alcoholverslaving, maar is in de kern een prettige en vriendelijke persoon. [gedaagde] erkent dat hij te ver is gegaan als het gaat om het naar beneden gooien van huisraad en dat hij uit pure onmacht heeft gedreigd zichzelf iets aan te zullen doen en dat hij regelmatig zelf het alarmnummer heeft gebeld vanwege zijn psychische gesteldheid. Van brandstichting – die kennelijk voor Alwel directe aanleiding is geweest voor het onderhavige kort geding – is geen sprake. De brand is ontstaan in een vuilniszak, waarin hij voor het slapen gaan zijn asbak had geleegd. Bovendien was de omvang van de brand niet zodanig dat er een gevaarlijke situatie ontstond voor bewoners van het wooncomplex. [gedaagde] heeft altijd opengestaan voor professionele hulp bij zijn psychische en verslavingsproblematiek maar heeft te maken met wachtlijsten. De stelling van Alwel dat zij daarbij altijd alle hulp heeft geboden kan [gedaagde] niet plaatsen. Alwel mobiliseert de afgelopen maanden juist alle hulp om hem niet te helpen.
Het kunnen blijven in het gehuurde is – gelet op zijn psychische en verslavingsproblematiek – van levensbelang voor [gedaagde] , hetgeen zwaar dient te worden meegenomen in de beslissing in kort geding. Tot slot erkent [gedaagde] dat hij een huurachterstand heeft opgelopen. [gedaagde] stelt dat hij gelden achter de hand heeft gehouden, voor het geval hij het gehuurde kwijtraakt. Bij afwijzing van de ontruimingsvordering is [gedaagde] bereid de huurachterstand te voldoen.
3.4
De kantonrechter overweegt dat voor toewijzing van een vordering in kort geding, allereerst is vereist dat er feiten of omstandigheden zijn die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist.
Alwel heeft gesteld dat er sprake is van een aanhoudende, onhoudbare overlastsituatie en dat zij ten behoeve van zowel zichzelf als haar andere huurders genoodzaakt is om met spoed maatregelen te treffen teneinde de goede en veilige leefomgeving te herstellen. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee voldoende onderbouwd dat Alwel een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde ontruiming van het gehuurde. Gelet daarop zal aan het verweer van [gedaagde] dat er geen sprake is van een spoedeisend belang voorbij worden gegaan. Alwel kan dan ook in haar vordering worden ontvangen.
3.5
Bij de beoordeling wordt vooropgesteld dat de gevorderde ontruiming van woonruimte een vergaande maatregel is, die diep ingrijpt in het woonrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder en in de praktijk vaak een definitief karakter zal hebben. Om die reden zal een onverwijlde ontruiming in kort geding slechts gerechtvaardigd zijn, als met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden, terwijl bovendien sprake moet zijn van een situatie die zodanig ernstig of acuut is dat van de verhuurder niet kan worden gevergd dat zij de beslissing in de bodemprocedure afwacht.
3.6
In beginsel geeft iedere tekortkoming van een partij, hier [gedaagde] , in de nakoming van haar verbintenissen aan de wederpartij, hier Alwel, in geval van huur de kantonrechter de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoning gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Of de tekortkoming toerekenbaar is, is in dit kader niet van belang.
3.7
Alwel heeft haar stellingen ten aanzien van de overlast onderbouwd door overlegging van een aanzienlijk aantal op schrift gestelde waarnemingen en klachten van omwonenden en de door de politie opgestelde bestuurlijke rapportage met overlastmeldingen. Hierin is samengevat, melding gemaakt van langdurige overlast in de vorm van schreeuwen, het gooien van spullen, waaronder glas, van het balkon, het dreigen om zichzelf en andere mensen – waaronder politieagenten – neer te steken, het intimideren van omwonenden, veelal onder invloed van alcohol en drugs. De verklaringen en waarnemingen met betrekking tot [gedaagde] komen in hoge mate met elkaar overeen en schetsen tezamen een duidelijk beeld van telkens terugkerend wangedrag dat storend en beangstigend is voor de woonomgeving. De brief van de burgemeester van 6 februari 2020, waarin aan [gedaagde] een waarschuwing tot oplegging van een last onder dwangsom is gegeven (een zogenaamde gedragsaanwijzing), ondersteunt de ernst van het wangedrag.
3.8
[gedaagde] heeft niet, althans onvoldoende weersproken dat hij overlast heeft veroorzaakt en hij heeft geen stukken in het geding gebracht die een ander beeld laten zien.
[gedaagde] heeft van een aantal door Alwel gestelde incidenten betwist dat deze zich hebben voorgedaan, zoals het met een bebloed gezicht aanbellen bij een omwonende en het stichten van brand op zijn balkon, maar dit laat onverlet dat het overgrote deel van de overlast meldingen niet zijn weersproken. Ten aanzien van de brand heeft [gedaagde] aangevoerd dat er geen sprake was van (opzettelijke) brandstichting. Dit moge zo zijn, maar ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat de brand is ontstaan doordat hij, zoals hij wel vaker deed, zijn asbak in de vuilniszak heeft geleegd met daarin kennelijk een nog brandende sigarettenpeuk en dat hij daarna in slaap is gevallen. Daarmee heeft [gedaagde] – hoewel niet opzettelijk – wel onverantwoordelijk gehandeld en zichzelf maar ook omwonenden in gevaar gebracht. Hiermee is een voor de omwonenden angstige en dreigende situatie ontstaan.
3.9
Hierdoor heeft [gedaagde] in strijd gehandeld met zijn verplichting om zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen (artikel 7:213 BW). Daar komt nog bij dat als door [gedaagde] erkend vast staat dat hij een huurachterstand heeft laten ontstaan. Dit levert een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] op die in een bodemprocedure kan leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
3.1
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van een situatie die zodanig ernstig of acuut is, dat van Alwel niet kan worden gevergd dat zij de beslissing in de bodemprocedure afwacht. Een vraag die neerkomt op de weging van de in het geding zijnde belangen en de vraag welk belang in dit geval zwaarder dient te wegen.
3.11
[gedaagde] kampt met psychische problemen en een alcoholverslaving. Aannemelijk is dat [gedaagde] overlast veroorzaakt vanwege deze problemen. [gedaagde] stelt immers zelf dat hij zijn psychische problemen en verslavingsprobleem niet altijd onder controle heeft en erkent dat hij dan te ver gaat door bijvoorbeeld huisraad naar beneden te gooien of te dreigen zichzelf wat aan te doen en geluidsoverlast te veroorzaken. Bij een ontruiming zal hij naar alle waarschijnlijkheid op straat komen te staan hetgeen hoogstwaarschijnlijk een negatief effect zal hebben op de persoonlijke situatie van [gedaagde] . De kantonrechter overweegt dat Alwel echter ook de belangen van haar overige huurders heeft te beschermen en het woongenot dient te waarborgen. Vast staat dat de huurders in de directe nabijheid van [gedaagde] overlast ondervinden van de gedragingen van [gedaagde] . De omwonenden ervaren wellicht niet dagelijks of wekelijks overlast van [gedaagde] maar uit de door Alwel in het geding gebrachte tijdlijn volgt dat er zich al jarenlang, sinds 2014, in ieder geval elke paar maanden incidenten voordoen, waardoor een steeds groter groeiend gevoel van onveiligheid en angst voor wat er in de toekomst zal gebeuren is ontstaan. Alwel stelt overigens dat er een grote terughoudendheid is in het melden van de overlast, maar dat de overlast veel vaker voorkomt dan het aantal keren dat gemeld wordt voorkomt. Niet alleen de bewoners, maar ook de verzorgers van Focus hebben aangegeven zich onveilig te voelen en stress te ervaren door de nabije aanwezigheid van [gedaagde] .
3.12
Vast staat dat [gedaagde] meerdere malen door Alwel is aangesproken op zijn gedrag. [gedaagde] heeft onvoldoende aangetoond op welke wijze hij zijn best heeft gedaan om de overlast te verminderen, nadat hij daarop was aangesproken. Voldoende is komen vast te staan dat Alwel wel verschillende pogingen heeft gedaan om de situatie te verbeteren. Zo heeft zij meerdere gesprekken gevoerd, althans proberen te voeren met [gedaagde] en heeft zij hem hulp aangeboden. Nadat begeleid wonen is geïndiceerd is [gedaagde] niet bereid, althans niet in staat, gebleken om aan zijn alcoholverslaving te werken, zodat hij niet aan de voorwaarden voor begeleid wonen heeft kunnen voldoen. Uit het aanhangsel bij de huurovereenkomst, waarvan als onweersproken gesteld vaststaat dat [gedaagde] hiermee heeft ingestemd – staat vermeld dat de door [gedaagde] veroorzaakte overlast volgens vast beleid aanleiding is om ontbinding van de huurovereenkomst te vorderen, maar dat zij zich bereid verklaart van het beleid af te wijken en daarmee aan [gedaagde] een zogenaamde tweede kans heeft geboden. [gedaagde] heeft deze kans niet gegrepen en van Alwel kan in redelijkheid niet verwacht worden dat zij [gedaagde] nogmaals een kans biedt. [gedaagde] heeft geen hulpverlening, op af en toe telefonisch contact met Stichting Makker na. Onbetwist is dat hulpverlening nu geen hulp wil geven in verband met de veiligheid van de hulpverleners. De enkele omstandigheid dat [gedaagde] zich inmiddels heeft aangemeld voor hulp voor zijn verslavingsprobleem bij Novadic Kentron en waarvoor op korte termijn een intakegesprek gepland staat, is onvoldoende houvast om te kunnen concluderen dat de belangen van Alwel en de omwonenden in de toekomst voldoende gewaarborgd zijn. De overlast is inmiddels zodanig dat van Alwel niet gevergd kan worden dat zij dit langer laat voortduren. Dit blijkt ook wel uit de door de burgemeester van Breda, gelet op de door Alwel overgelegde stukken, op 6 februari 2020 gegeven gedragsaanwijzing.
3.13
Alle belangen afwegende komt de kantonrechter tot het oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat de tekortkomingen de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen en dat de inmiddels ingestelde vordering van Alwel tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde in de bodemzaak zal slagen, zodat in kort geding bevel tot ontruiming gegeven zal worden. De daarbij door [gedaagde] in acht te nemen termijn zal worden gesteld op de redelijke en gebruikelijke termijn van twee weken na betekening van dit vonnis.
3.14
Rest de vordering tot betaling van de achterstallige huurpenningen. Nu [gedaagde] de laatstelijk door Alwel gestelde huurachterstand ad € 1.155,66 heeft erkend en derhalve aannemelijk is dat deze vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen, zal dit bedrag bij wijze van voorschot worden toegewezen. Voor zover [gedaagde] het spoedeisend belang van Alwel bij deze vordering betwist, geldt dat nu reeds is geoordeeld dat de hoofdvordering voldoende spoedeisend is om in kort geding te kunnen worden toegewezen, de proceseconomie ermee is gebaat dat in hetzelfde geding ook over een daarmee nauw verwante nevenvordering als die ter zake van huurpenningen kan worden beslist.
3.15
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Alwel gevallen. Deze kosten worden tot op heden begroot op een bedrag van € 1.321,96 bestaande uit € 499,- aan griffierecht, € 102,96 aan dagvaardingskosten en € 720,- aan gemachtigdensalaris.
3.16
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en [gedaagde] niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van Alwel aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] , indien deze door de aanschrijving van Alwel pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden begroot conform landelijk beleid tot een half salarispunt (met een maximum van
€ 100,-), zijnde een bedrag van € 100,-. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningkosten van het vonnis indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend.

4.De beslissing bij wege van voorlopige voorziening

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde aan het adres [adres] met al de zijnen en het zijne te verlaten en te ontruimen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Alwel te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Alwel te betalen een voorschot op de huurachterstand ten bedrage van € 1.155,66;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van Alwel tot op heden begroot op € 1.321,96;
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Alwel volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 100,- aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op
25 februari 2020.