ECLI:NL:RBZWB:2021:1035

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
02-169673-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Goossens
  • A. van der Linden
  • I. Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending ambtsgeheim door douanebeambte met computervredebreuk, gewoontewitwassen en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een douanebeambte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte, geboren in 1994 en gedetineerd in P.I. Grave, werd beschuldigd van het schenden van zijn ambtsgeheim door vertrouwelijke douanengegevens te delen via Encrochat, computervredebreuk, gewoontewitwassen en valsheid in geschrift. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 3 mei 2020 vertrouwelijke informatie over een container had gedeeld, wat leidde tot een schending van zijn ambtsgeheim. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan computervredebreuk door onbevoegd gebruik te maken van zijn toegang tot douanesystemen. De rechtbank vond voldoende bewijs voor gewoontewitwassen, waarbij verdachte samen met een medeverdachte een geldbedrag van € 112.220,- en een auto had gewitwasht. Tot slot werd hij schuldig bevonden aan valsheid in geschrift door een werkgeversverklaring te vervalsen voor een hypotheekaanvraag. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, met aftrek van voorarrest, en ontzette de verdachte voor drie jaar van het recht om een openbaar ambt te bekleden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/169673-20
vonnis van de meervoudige kamer van 4 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
gedetineerd te P.I. Grave, Muntlaan 1, 5361 ME Grave
raadsman: mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 februari 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Schreurs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zijn ambtseed heeft geschonden door vertrouwelijke informatie van zijn werk bij de douane met derden te delen;
in de douanesystemen heeft ingebroken door onbevoegd gebruik te maken van zijn gebruikersnaam en wachtwoord, gegevens op te zoeken en deze gegevens vervolgens met derden te delen;
in de douanesystemen heeft ingebroken door onbevoegd gebruik te maken van zijn gebruikersnaam en wachtwoord en gegevens op te zoeken;
geldbedragen en auto’s heeft witgewassen;
werkgeversverklaringen heeft vervalst met als doel om deze valse verklaringen te gebruiken voor de aanvraag van zijn hypotheek.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie voert aan dat ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 uit de bewijsmiddelen in het dossier geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat verdachte degene is geweest die de bevragingen in de douanesystemen heeft gedaan. Gelet op het beperkte tijdsverloop is het ook verdachte geweest die de gegevens van de desbetreffende container op 3 mei 2020 aan een derde heeft verstrekt. Er is echter onvoldoende bewijs voor het delen van gegevens met anderen op 11, 12 en 13 mei 2020, waardoor op dit punt partiële vrijspraak dient te volgen voor feit 1. De verklaring van verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3, te weten dat hij in het kader van zijn opleiding/inwerktraject thuis moest oefenen met de douanesystemen, dient gelet op de verklaringen van zijn leidinggevenden en collega als ongeloofwaardig ter zijde te worden geschoven. Voor wat betreft feit 4 voert de officier van justitie aan dat bewezen kan worden dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging heeft begaan met [medeverdachte] , zijn vriendin, en dat er gelet op de lange duur sprake is van gewoontewitwassen. Onder verwijzing naar onder meer de bekennende verklaring van verdachte ter zitting voert hij ten slotte aan dat voor feit 5 ook een bewezenverklaring dient te volgen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor de feiten 1 tot en met 3 wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsman voert aan dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de raadplegingen in de douanesystemen zijn gedaan vanaf de laptop van verdachte en dat verdachte de enige persoon was die hiertoe toegang had. Ten aanzien van feit 1 is er echter onvoldoende bewijs voorhanden, waaruit blijkt dat verdachte degene is geweest die de gegevens aan een derde heeft verstrekt.
Voor wat betreft de feiten 2 en 3 kunnen de raadplegingen die door hem zijn gedaan niet worden gekwalificeerd als computervredebreuk. Er is geen beveiliging doorbroken. Verdachte had door middel van zijn inloggegevens rechtmatig toegang tot de systemen en maakte hiervan dus niet onbevoegd gebruik. Aangezien verdachte van zijn teamleider de opdracht had gekregen te oefenen met de douanesystemen en niet strikt was gekaderd wat hieronder werd verstaan, kan niet worden gesproken van wederrechtelijk binnendringen in de zin van artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht. Verder heeft verdachte aangevoerd dat het mogelijk is dat niet alle bevragingen daadwerkelijk nieuwe zoekopdrachten betreffen, aangezien hij geopende tabbladen niet sluit en hij zijn laptop nooit volledig afsluit, waardoor openstaande bevragingen onbewust opnieuw kunnen zijn geladen. Tenslotte heeft verdachte aangevoerd dat hij bevragingen uit nieuwsgierigheid heeft gedaan en dat zijn collega’s dit ook deden. Ook van feit 4 dient verdachte volgens de verdediging te worden vrijgesproken, nu hij een aannemelijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van de geldbedragen en de twee auto’s. Hierdoor kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat deze goederen een illegale herkomst hebben. Subsidiair wordt aangevoerd dat het uit misdrijf verkregen geldbedrag niet exact is vast te stellen. Voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 5 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1: schending ambtsgeheim
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er op 3 mei 2020 om 11:59:56 uur via Encrochat tussen de gebruikers [naam 1] en [naam 2] een schermafbeelding/foto van het douanesysteem Douane Manifest (hierna: DMF) is gedeeld. Op deze schermafdruk/foto is het equipementnummer [nummer 1] zichtbaar. [naam 1] stuurt enkele seconden na deze foto de berichten ‘en dit is de bak die 12 gaat komen’ en ‘aub die foto’s niet op straat komen’ Gelet op de processen-verbaal van identificatie van deze gebruikersnamen gaat de rechtbank ervan uit dat [naam 3] deze afbeelding naar [naam 4] heeft verstuurd. Het gaat hierbij om een raadpleging in het systeem, waarbij is gezocht op zoeksleutel [nummer 1] en informatie is bevraagd over een container met equipementnummer [nummer 1] vanuit het account met gebruikersnaam [naam 5] . Dit account was in gebruik bij verdachte, die werkzaam was bij de afdeling Fysiek Toezicht Onbewapend van de Belastingdienst/Douane. Uit het onderzoek blijkt dat enkel met het account van verdachte in DMF op dit equipementnummer is gezocht en wel op 3 mei 2020 om 1:29:11 uur. Verdachte heeft verklaard zijn wachtwoord met niemand te hebben gedeeld. Voornoemde bevraging in het DMF systeem op 3 mei 2020 is gedaan vanaf de werklaptop van verdachte, die op dat moment verbinding had met het wifinetwerk op het toenmalige woonadres van verdachte in Schiedam.
Door de verdediging is aangevoerd dat op grond van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die voornoemde schermafbeelding/foto heeft gedeeld.
Vaststaat dat de schermafdruk/foto een aantal uren nadat het equipementnummer met het account van verdachte, op zijn laptop vanaf het wifinetwerk van zijn woning is bevraagd, is gedeeld door twee Encrochat-gebruikers. Nu door de verdediging geen alternatief scenario is geschetst, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die voornoemde gegevens uit het douanesysteem DMF op 3 mei 2020 heeft bevraagd en met een derde heeft gedeeld.
Aangezien verdachte bij zijn aanstelling als ambtenaar bij de Belastingdienst/Douane een geheimhoudingsverklaring heeft ondertekend en voorts de belofte heeft afgelegd, waarbij hij onder meer heeft beloofd dat hij zaken die hem uit hoofde van zijn functie vertrouwelijk ter kennis zouden komen of waarvan hij het vertrouwelijke karakter moest inzien, geheim zou houden voor anderen dan die personen aan wie hij ambtshalve tot mededeling verplicht was, heeft verdachte door voornoemd handelen op 3 mei 2020 zijn ambtsgeheim geschonden.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor het delen van gegevens met anderen op 11, 12 en 13 mei 2020, waardoor op dit punt partiële vrijspraak dient te volgen voor feit 1.
De rechtbank is verder van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen. De rechtbank zal verdachte daarom ook partieel vrijspreken op dit punt.
Feiten 2 en 3: computervredebreuk
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat er in de periode van 3 mei 2020 tot en met 13 mei 2020 in de douanesystemen DMF en Plato (hierna: DPL) diverse malen is gezocht op zoeksleutel [nummer 1] en informatie is bevraagd over een container met equipementnummer [nummer 1] . Daarnaast zijn in de periode van 25 maart 2020 tot en met 29 juni 2020 vele bevragingen gedaan in DMF en DPL in relatie tot de aankomst van zendingen met dossiernummers [nummer 2] en [nummer 3] en zendingen in relatie tot het bedrijf [naam 6] V. Al deze bevragingen, in totaal 489, zijn gedaan met het account met gebruikersnaam [naam 5] .
De bevraging in het DMF systeem op 3, 11, 12 en 13 mei 2020 met betrekking tot de container met equipementnummer [nummer 1] zijn gedaan vanaf de werklaptop van verdachte, die op dat moment verbinding had met het wifinetwerk op het toenmalige woonadres van verdachte in Schiedam.
De bevragingen die in de periode van 25 maart 2020 tot en met 29 juni 2020 zijn gedaan, zijn eveneens gedaan vanaf de werklaptop van verdachte, terwijl die laptop verbinding had met het wifinetwerk van zijn toenmalige woning en wifinetwerken in Rotterdam en Den Haag.
Aangezien verdachte heeft verklaard dat de gebruikersnaam [naam 5] bij hem in gebruik is uit hoofde van zijn functie bij de Belastingdienst/Douane en hij zijn wachtwoord met niemand heeft gedeeld, gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte voornoemde bevragingen in de systemen DMF en Plato heeft gedaan.
Zowel de leidinggevenden van verdachte als een directe collega hebben verklaard dat het binnen de functie van verdachte niet gebruikelijk is om in de douanesystemen naar containers te zoeken als hij niet fysiek bij de containers aanwezig is en dat het bevragen van zendingen die nog op zee zijn onder het takenpakket van een ander team valt. Ook hebben zij aangegeven dat het meermalen zoeken op hetzelfde containernummer ongebruikelijk is en dat het zoeken naar containers in relatie tot bepaalde bedrijven in het geheel niet onder de werkzaamheden van verdachte valt.
Dat deze bevragingen door verdachte zijn gedaan om met de systemen te oefenen en niet strikt was gekaderd wat hieronder werd verstaan, zoals verdachte heeft verklaard, vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Het gaat namelijk om een grote hoeveelheid zoekopdrachten die verdachte heeft gedaan, waarbij hij grotendeels dezelfde zoeksleutels heeft gebruikt.
Opvallend hierbij is dat verdachte soms meerdere keren per dag dezelfde bevraging deed in de systemen, dat hij op opvallende tijdstippen – zoals gedurende de nachtelijke uren – bevragingen deed in de systemen, dat hij bevragingen deed ten aanzien van containers die nog op zee waren en dat een aantal van deze bevragingen informatie bevatte omtrent drugsinspecties en drugsvondsten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de zoekslagen van verdachte in de douanesystemen gericht zijn geweest en dat zijn handelen verder is gegaan dan oefenen met de systemen. Bovendien blijkt uit de verklaring van zijn teamleider dat verdachte moest werken met zijn instructieboek voor nieuwkomers waar opdrachten in staan met specifieke containernummers en werkinstructies. Het gaat dan om één of twee opdrachten waarin dan maximaal twee containernummers staan genoemd. Volgens de teamleider zijn dat de enige bevragingen die verdachte gedaan zou kunnen hebben in het kader van oefenen met de systemen.
Dat niet alle bevragingen daadwerkelijk nieuwe zoekopdrachten betreffen, maar reeds geopende tabbladen betreffen die opnieuw laden bij het openen van de systemen, omdat verdachte zijn werklaptop nooit volledig afsluit, acht de rechtbank gelet op het voorgaande eveneens ongeloofwaardig.
Verdachte heeft, toen hij in dienst trad als ambtenaar bij de Belastingdienst/Douane, toegang gekregen tot de beveiligde douanesystemen DMF en DPL. Om deze systemen te kunnen raadplegen, heeft verdachte moeten inloggen met een gebruikersnaam ( [naam 5] ) en een wachtwoord. Deze autorisatie was aan hem verstrekt om tijdens een fysieke controle in de haven, containers te kunnen controleren. Verdachte werd uitdrukkelijk via het systeem gewaarschuwd dat oneigenlijk gebruik dan wel misbruik van deze gegevens, waaronder het verstrekken van deze gegevens aan derden welke niet de vereiste autorisatie bezaten, ten strengste verboden was.
Nu verdachte vele bevragingen deed in de douanesystemen, zonder dat is gebleken dat daartoe in de uitoefening van zijn functie dan wel in het kader van zijn inwerktraject enige aanleiding bestond, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zijn autorisatie heeft gebruikt voor andere doeleinden. Hiermee heeft hij zijn autorisatie misbruikt om informatie/gegevens over specifieke zendingen en containers in te zien en ten aanzien van de container met nummer [nummer 1] om deze informatie/gegevens over te nemen en vervolgens aan een derde te verstrekken. Hij is met behulp van de aan hem toegekende autorisatie de douanesystemen opzettelijk en wederrechtelijk binnengedrongen om inzage te krijgen in gegevens, waartoe hij niet bevoegd was en heeft deze vervolgens overgenomen. Door op deze wijze de betreffende gegevens in te zien en over te nemen, heeft verdachte – wetende dat het beveiligde systemen betroffen – doelbewust de beveiliging van deze systemen doorbroken en is hij dus de systemen binnengedrongen. Hij heeft zich daarbij bediend van een valse sleutel en het aannemen van een valse hoedanigheid. Verdachte heeft immers weliswaar geautoriseerd, maar onbevoegd ter zake van de betreffende gegevens zich opzettelijk en wederrechtelijk de toegang verschaft tot de douanesystemen.
Dat verdachte uit nieuwsgierigheid bepaalde zoekopdrachten in de douanesystemen zou hebben uitgevoerd en om die reden bepaalde informatie zou hebben geraadpleegd, zoals hij ook nog heeft gesteld, wordt, gezien de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden, niet geloofwaardig geacht, maar voor zover daarvan – in enigerlei mate – sprake is geweest, maakt dat dit oordeel niet anders.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk, meermalen gepleegd, en dat de feiten 2 en 3 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Feit 4: medeplegen (gewoonte-)witwassen
Beoordelingskader
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte zich – al dan niet met anderen – schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte-)witwassen van het geldbedrag en de twee auto’s. Ook moet de rechtbank de vraag beantwoorden of verdachte verhuld heeft wie de rechthebbende van de auto’s was.
In deze zaak kan geen direct verband worden gelegd tussen een bepaald misdrijf en het tenlastegelegde geldbedrag en de auto’s. Verdachte is niet veroordeeld voor of wordt niet verdacht van feiten die de herkomst van die voorwerpen direct verklaren. Dat betekent dat er geen gronddelict bekend is. De rechtbank zal daarom gebruik maken van het toetsingskader dat voor dergelijke gevallen volgt uit het zogenaamde 6-stappen arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 11 januari 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481). Hieruit volgt dat het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ pas bewezen kan worden, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank doorloopt bij de toets of sprake is van witwassen de volgende stappen. Allereerst moet worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van zodanige aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dit het geval is, dan mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de goederen. Deze verklaring moet concreet, in enige mate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren. Zodra de verklaring van verdachte voldoende tegenwicht biedt, is het aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde alternatieve herkomst van de goederen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal moeten blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
Ten aanzien van het geldbedrag van € 112.220,-
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er vanaf 27 januari 2018 tot en met 18 mei 2020 grote contante stortingen zijn gedaan op twee bankrekeningen die op naam van verdachte stonden. In totaal gaat het om een bedrag van € 112.220,-. Er zijn meerdere witwastypologieën van toepassing op het op deze wijze voorhanden hebben van een groot geldbedrag. Er kan sprake zijn van witwassen als men een grote hoeveelheid contant geld voorhanden heeft, zonder noodzaak daartoe op grond van bedrijf op beroep. Dit kan ook het geval zijn als de transacties – in dit geval: het doen van contante stortingen – niet in verhouding staan tot de inkomsten en daarvoor (op voorhand) ook geen legale economische verklaring kan worden gegeven. De aanwezigheid van meerdere witwastypologieën versterkt het vermoeden dat sprake is van witwassen.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de periode vanaf januari 2018 op vijf momenten van zijn vader contante geldbedragen heeft gekregen. Deze bedragen heeft hij gekregen in briefjes van € 20,- en € 50,- met een totaalbedrag van tussen de € 38.100,- en € 45.100,-. Met een deel daarvan heeft hij gegokt in casino’s in Nederland en het buitenland, waarbij zijn winsten contant werden uitbetaald. In drie keer heeft verdachte in totaal een cashbedrag van € 149.000,- gewonnen, in briefjes van € 50,-, € 100,- en € 200,-, aldus verdachte.
De Rijksrecherche heeft vervolgens onderzoek gedaan naar deze verklaring. Er is uitgebreid onderzoek gedaan om de gokwinsten te kunnen verifiëren. Uit het dossier blijkt dat verdachte met regelmaat [naam 7] bezocht. De door verdachte genoemde gokwinsten die hij zou hebben behaald konden echter niet door [naam 7] worden bevestigd. Daarnaast is de vader van verdachte gehoord om zijn giften te kunnen verifiëren, maar hij wilde geen verklaring afleggen. De verklaring van verdachte dat hij geld heeft ontvangen van zijn vader vindt echter wel steun in tapgesprekken. Er zijn meerdere telefoongesprekken opgenomen tussen verdachte en zijn vriendin die daarop wijzen, zoals een tapgesprek van 23 juni 2020. Tijdens dit telefoongesprek zegt verdachte tegen zijn vriendin dat hij zijn vader heeft geconfronteerd met het niet kunnen missen van ‘drugsgeld’. In een later telefoongesprek die dag zegt de vriendin van verdachte dat verdachte niet zo ‘verradend’ tegen zijn vader moet zijn, omdat zij ook heel erg geprofiteerd hebben van dat geld en verdachte het nu een naam – de rechtbank begrijpt: drugsgeld – heeft gegeven. De rechtbank merkt hierbij op dat het een feit van algemene bekendheid is dat met de handel in verdovende middelen inkomsten worden gegenereerd en dat handel in verdovende middelen veel geld in kleine coupures oplevert. Uit het dossier blijkt voorts dat de vader van verdachte in een strafrechtelijk onderzoek verdacht wordt van betrokkenheid bij onder meer invoer van drugs en witwassen.
De rechtbank overweegt daarom dat er aanwijzingen in het dossier zitten die het verhaal van verdachte met betrekking tot de giften van zijn vader staven, maar dat die feiten en omstandigheden ook meteen maken dat die giften uit enig misdrijf afkomstig waren en dat verdachte dit wist. Dit geldt te meer nu verdachte de bedragen van zijn vader in kleine coupures – briefjes van € 20,- en van € 50,- – heeft ontvangen. Met dit geld van zijn vader heeft hij volgens eigen verklaring gegokt.
Ten aanzien van de Volkswagen Tiguan (kenteken [kenteken 1] )
De factuur van de Tiguan stond op naam van verdachte, maar is volgens verdachte van zijn ouders: zij hebben de Tiguan betaald. Verdachte heeft verklaard dat hij aanwezig was bij de aankoop en dat de Tiguan toen ten onrechte op zijn naam zijn gezet, daarom is die auto drie dagen later alsnog op naam van zijn moeder gezet. Hij gebruikte de Tiguan wel veel vaker dan zijn ouders. De Rijksrecherche heeft hierover de ouders van verdachte gehoord, maar zij wensten geen verklaring af te leggen. Bij de aankoop van de Tiguan is een auto die op naam stond van de ouders van verdachte ingeruild en is daarnaast een factuur opgemaakt voor een bedrag van € 17.000,-. Een bedrag van € 8.000,- is overgemaakt via de bankrekening van de vriendin van verdachte en het resterende bedrag is cash betaald met 180 briefjes van € 50,-.
Het is een feit van algemene bekendheid dat tenaamstelling op naam van een ander dan de werkelijke eigenaar ertoe strekt die eigendom te verhullen. Daarnaast gaat de rechtbank – gelet op wat hiervoor is overwogen – ervan uit dat het niet anders kan dat verdachte wist dat de grote hoeveelheid contante gelden van zijn vader van misdrijf afkomstig waren. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft verhuld wie rechthebbende van de Tiguan was, terwijl hij wist dat die Tiguan van misdrijf afkomstig was.
Ten aanzien van de Volkswagen Golf (kenteken [kenteken 2] )
De factuur van de Golf stond op naam van de vriendin van verdachte. De Golf is na acht dagen overgezet op naam van de oom van de vriendin van verdachte. Dit is gedaan omdat het aanzienlijk scheelde in de no-claimkorting. De vriendin van verdachte heeft verklaard dat zij de Golf betaald heeft met de opbrengst van de verkoop van haar vorige auto en met de overwaarde die zij van de bank had gekregen in verband met een scheiding.
De rechtbank is van oordeel dat dit een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring is. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het enkele feit dat de Golf een week later op naam van de oom is gezet, onvoldoende om te concluderen dat de Golf van misdrijf afkomstig is. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan partieel vrijspreken.
Tussenconclusie
De rechtbank concludeert dat het vermoeden van witwassen ten aanzien van het tenlastegelegde geldbedrag en de Tiguan niet is ontkracht en stelt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben. Dit betekent dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft. Gelet op de frequentie van de contante stortingen gedurende een periode van ongeveer 2,5 jaar en daarbij het witwassen van de Tiguan, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van gewoontewitwassen.
Conclusie: medeplegen gewoontewitwassen
Eerder is overwogen dat verdachte en zijn vriendin het tijdens hun telefoongesprekken hebben gehad over het drugsgeld van de vader van verdachte en dat zij daar erg veel profijt van hebben gehad. In een ander opgenomen telefoongesprek wordt gesproken over een bedrag van € 450,- wat uit de kofferbak van de Tiguan is ‘gevlogen’ (in briefjes van € 20,- en € 50,-). In nog een ander telefoongesprek hebben zij het over de nieuw aan te schaffen keuken en zegt de vriendin van verdachte dat zij niet boven de € 10.000,- uit wil komen omdat zij geen melding wil. De rechtbank merkt op dat het feit dat het kennelijk de bedoeling was om de meldgrens te ontduiken, ook een witwastypologie is.
Gelet op de inhoud van de tapgesprekken tussen verdachte en zijn vriendin is de rechtbank – anders dan de verdediging – van oordeel dat een zodanig nauwe en bewuste samenwerking kan worden vastgesteld, dat sprake is van medeplegen. Ook is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn vriendin heeft verhuld wie rechthebbende van de Tiguan was, terwijl zij wisten dat die Tiguan van misdrijf afkomstig was.
Feit 5: valsheid in geschrifte
Aangezien verdachte ten aanzien van de valsheid in geschrifte een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen en acht de rechtbank dit feit bewezen zoals na te melden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 3 mei 2020 te Schiedam, een geheim waarvan hij, verdachte, wist dat hij dat uit hoofde van ambt, te weten als douane ambtenaar, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft de verdachte op 3 mei 2020 in het douanesysteem Douane Manifest (DMF) gezocht op zoeksleutel [nummer 1] en informatie bevraagd over een container met nummer [nummer 1] en bovenvermelde informatie verstrekt aan een derde, welke derde niet bevoegd was tot kennisneming van die informatie.
2.
in de periode van 3 mei 2020 tot en met 13 mei 2020 te Schiedam, opzettelijk en wederrechtelijk in geautomatiseerde werken, namelijk het douanesysteem Douane Manifest en het douanesysteem Plato, is binnen gedrongen met behulp van één of meer valse sleutels, namelijk door onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en wachtwoord en door zich met een gebruikersnaam en wachtwoord toegang te verschaffen tot voornoemde douanesystemen met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor hem die toegang was toegestaan, door
- in het douanesysteem Douane Manifest (DMF) te zoeken op zoeksleutel [nummer 1] en informatie te bevragen over een container met nummer TCLU11 12488 en
- in het douanesysteem Plato (DPL) te zoeken op equipementnummer [nummer 1] en
vervolgens gegevens die waren opgeslagen en/of verwerkt en/of overgedragen door middel van die geautomatiseerde werken waarin hij zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf heeft overgenomen, namelijk door vertrouwelijke informatie omtrent goederen uit een
douanesysteemte bevragen en/of te exporteren en vervolgens aan
eendaartoe niet-gerechtigde
persoon/derde te verstrekken en/of te openbaren.
3.
hij in de periode van 17 maart 2020 tot en met 29 juni 2020 te Rotterdam en/of Schiedam en/of Den Haag, opzettelijk en wederrechtelijk in geautomatiseerde werken, namelijk het douanesysteem Douane Manifest (DMF) en het douanesysteem Plato (DPL), is binnen gedrongen met behulp van één of meer valse sleutels, namelijk door onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en wachtwoord en door zich met een gebruikersnaam en wachtwoord toegang te verschaffen tot voornoemde douanesystemen met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor hem die toegang was toegestaan, door in Douane Manifest (DMF) en Plato (DPL)
- raadplegingen en/of bevragingen te doen in relatie tot de aankomst van zendingen met dossiernummers [nummer 2] en [nummer 3] en
- raadplegingen en/of bevragingen te doen in relatie tot de aankomst van zendingen in relatie tot het bedrijf [naam 6] .
4.
in de periode van 1 januari 2018 tot en met 30 juni 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben zij, verdachte en zijn mededader, telkens een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal € 112.220,= (zijnde het totaal van contante stortingen op rekening(en) van verdachte en/of zijn partner [medeverdachte] ) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet en van bovenomschreven geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, dat dat geldbedrag geheel – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf en van een voorwerp, te weten een personenauto VW Tiguan (kenteken [kenteken 1] ), verhuld wie rechthebbende op dit voorwerp is en dit voorwerp voorhanden hebben gehad, terwijl zij wisten dat bovenomschreven voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
5.
in de periode van 7 april 2020 tot en met 21 april 2020 te Schiedam een werkgeversverklaring – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – heeft vervalst, immers heeft hij, verdachte, in strijd met de waarheid in die
werkgeversverklaring
- een bedrag van € 6.911,95 vermeld bij Individueel Keuzebudget (IKB) en
- een bedrag van € 31.229,05 vermeld als totaal inkomen en
- die werkgeversverklaring naar [naam 8] verzonden voor de aanvraag van een hypotheek,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert, gelet op wat hij bewezen acht, aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, en ontzetting van het recht om een openbaar ambt te bekleden voor de duur van drie jaren. Hij heeft bij de formulering van zijn eis onder meer rekening gehouden met de ernst van de feiten en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt, indien een bewezenverklaring mocht volgen, primair aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest. Subsidiair verzoekt de raadsman een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest, op te leggen. Volgens de verdediging is er geen sprake van samenhang tussen de contante geldbedragen die verdachte heeft ontvangen, het schenden van zijn ambtsgeheim en het plegen van computervredebreuk. Daarnaast is het voor de vriendin van verdachte lastig om het gezin financieel te onderhouden. Ten slotte wijst de raadsman op de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 december 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:12597), waarbij sprake was van een langere pleegperiode dan in onderhavig geval. Een eventuele ontzetting van het recht om een openbaar ambt te bekleden, zou wat de verdediging betreft voor maximaal twee jaren mogen worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf strafbare feiten. Verdachte heeft allereerst zijn ambtsgeheim geschonden door als douaneambtenaar een schermafbeelding te maken van DMF en dit te delen met een derde. Het staat vast dat deze schermafbeelding vervolgens verstuurd is via Encrochat, een dienst die vooral door criminelen werd gebruikt om versleutelde berichten naar elkaar te sturen. In deze Encrochat-conversatie staat ook nog dat dit de bak is die 12 binnen gaat komen en die foto niet op straat terecht moet komen. Daarnaast heeft verdachte uit de douanesystemen een grote hoeveelheid informatie opgezocht die hij niet nodig had voor zijn functie. Verdachte heeft maar liefst 489 bevragingen gedaan die niets met zijn functie te maken hadden, waarbij opvalt dat een aantal van die bevragingen informatie bevat over drugsinspecties en drugsvondsten.
Dit zijn ernstige feiten. De integriteit van overheidsdiensten moet onder alle omstandigheden boven elke twijfel verheven zijn. Daar komt in deze zaak bij dat de haven van Rotterdam geldt als buitengrens van de Europese Unie (EU), waardoor goederen na inklaring in Rotterdam vrij door de lidstaten van de EU mogen worden vervoerd. Door misbruik te maken van zijn positie als douanier heeft verdachte niet alleen schade toegebracht aan het imago van de Rotterdamse haven in zowel binnen- als buitenland, maar ook aan het publieke vertrouwen in de integriteit van de douane als overheidsorgaan.
Daarnaast is gebleken dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen. Verdachte heeft samen met zijn vriendin een geldbedrag van
€ 112.220,- en een auto witgewassen, over een periode van ongeveer 2,5 jaar. Witwassen tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en heeft een ontwrichtende werking op de economie. Deze werking wordt nog versterkt als het geld als vermeend legaal geld wordt gebruikt in de legale economie. Bovendien maakt het dat misdaad loont, waardoor het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand wordt gewerkt.
Ten slotte heeft verdachte valsheid in geschrifte gepleegd door zijn werkgeversverklaring te vervalsen met als doel een hogere hypotheek te kunnen afsluiten. Door zo te handelen heeft verdachte op ernstige wijze het vertrouwen geschonden dat in zakelijk verkeer in dergelijke documenten wordt gesteld.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij door het plegen van deze strafbare feiten heeft meegewerkt aan de ontwrichting van de maatschappij. Verdachte lijkt alleen gedacht te hebben aan zijn eigen financiële gewin en geen moment stil te hebben gestaan bij de gevolgen die deze feiten hebben voor zijn (oud) werkgever, zijn (ex-)collega’s en de maatschappij in zijn geheel. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Daarnaast is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat het noodzakelijk is om verdachte drie jaar te ontzetten van het recht om een openbaar ambt te bekleden. De rechtbank legt dit op ter bescherming van vertrouwelijke overheidsinformatie en om te voorkomen dat verdachte opnieuw in de verleiding komt om vertrouwelijke overheidsinformatie te delen met onbevoegden.
De rechtbank merkt nog op dat de officier van justitie bij zijn eis is uitgegaan van een bewezenverklaring van medeplegen van feit 1 en 2, en bij feit 4 ook van het witwassen van de Volkswagen Golf. Nu de rechtbank deze onderdelen niet bewezen acht, legt zij, mede om die reden, een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De onder verdachte inbeslaggenomen personenauto van het merk Volkswagen, type Tiguan, met kenteken [kenteken 1] is vatbaar voor verbeurdverklaring, aangezien gebleken is dat feit 4 is begaan met betrekking tot dit voorwerp.
7.2
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de onder verdachte inbeslaggenomen personenauto van het merk Volkswagen, type Golf, met kenteken [kenteken 2] aan de rechthebbende [medeverdachte] , omdat deze persoon redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 28, 33, 33a, 44, 55, 57, 138ab, 225, 272, 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 2:eendaadse samenloop van enig geheim waarvan hij weet of
redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt verplicht is het te
bewaren, opzettelijk schenden en computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens
gegevens die zijn opgeslagen/worden verwerkt/worden overgedragen door middel
van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf
of een ander overneemt;
feit 3:computervredebreuk, meermalen gepleegd;
feit 4:medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
feit 5:valsheid in geschrift;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte als bijkomende straf tot
ontzetting van het recht om een openbaar ambt te bekleden voor de duur van drie jaren;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
G_32118: 1 STK Personenauto, omschrijving: [kenteken 1] , merk Volkswagen;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende [medeverdachte] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
G_32119: 1 STK Personenauto, omschrijving: [kenteken 2] , merk Volkswagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goossens, voorzitter, mr. Van der Linden en
mr. Ides Peeters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 maart 2021.
De jongste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.