ECLI:NL:RBZWB:2021:1087

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
10 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7691
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding door UWV wegens vermeende informatieplicht

Op 9 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De verzoeker had het UWV verzocht om schadevergoeding, omdat hij meende dat het UWV hem niet had geïnformeerd over de mogelijkheid om een (aanvullende) bijstandsuitkering aan te vragen. Dit verzoek was gebaseerd op een besluit van het UWV van 30 maart 2017, waarin een WW-uitkering en een toeslag waren toegekend, maar waarin ook werd vermeld dat de verzoeker zelf een aanvullende bijstandsuitkering moest aanvragen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker tot 15 februari 2017 een uitkering op grond van de Ziektewet ontving, waarna hij een WW-uitkering ontving. De verzoeker stelde dat hij niet was gewezen op de mogelijkheid om een aanvullende bijstandsuitkering aan te vragen, wat volgens hem leidde tot schade. De rechtbank oordeelde dat het UWV niet verplicht was om de verzoeker te informeren over andere uitkeringen die door andere bestuursorganen verstrekt worden. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een onrechtmatig besluit of het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV, en wees het verzoek om schadevergoeding af.

De uitspraak werd gedaan door rechter S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier A.J.M. van Hees. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en heeft de verzoeker geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7691 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 maart 2021 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker

gemachtigde: mr. F. Ergec,
en

De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Met de brief van 1 april 2020 heeft verzoeker aan het UWV gevraagd om zijn schade te vergoeden.
Met de brief van 7 februari 2020 heeft het UWV het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 18 februari 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser en zijn gemachtigde. Namens het UWV was drs. S. Barto aanwezig.

Overwegingen

1. Verzoeker ontving tot 15 februari 2017 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Aansluitend heeft hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen. Daarnaast ontving hij een toeslag. Het UWV heeft op 30 maart 2017 hierover een besluit genomen.
Over de periode 5 februari 2018 tot 2 maart 2018 heeft verzoeker een ZW-uitkering ontvangen in plaats van een WW-uitkering.
Per 10 mei 2019 is de WW-uitkering en de toeslag beëindigd.
3. Verzoeker heeft aangevoerd dat het UWV hem niet heeft gewezen op de mogelijkheid een (aanvullende) bijstandsuitkering aan te vragen. Hierdoor is het UWV zijn informatieverplichting niet nagekomen en is het UWV schadeplichtig. Zijn schade bestaat uit de niet ontvangen (aanvullende) bijstandsuitkering en de kosten van juridische bijstand.
4. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet Bestuursrecht is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van
a. een onrechtmatig besluit
b. een ander onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit
c. het niet tijdig nemen van een besluit
Ter zitting heeft verzoeker gesteld dat het besluit van 30 maart 2017 onrechtmatig is en dat hij daardoor schade heeft geleden. Omdat verzoeker zijn schadeclaim gerelateerd heeft aan een besluit is de bestuursrechter bevoegd te beslissen op het schadeverzoek. De rechtbank zal daarom eerst beoordelen of het besluit van 30 maart 2017 onrechtmatig is.
5.1
De rechtbank stelt vast dat in het besluit van 30 maart 2017 een WW-uitkering en een toeslag is toegekend. Tevens is in het besluit opgenomen dat verzoeker misschien een aanvullende bijstandsuitkering kan krijgen en dat hij deze uitkering zelf moet aanvragen.
Verzoeker heeft gesteld het besluit van 30 maart 2017 niet ontvangen te hebben en dat het er daarom voor gehouden moet worden dat hij niet geïnformeerd is over de mogelijkheid aanvullende bijstand aan te vragen.
5.2
Het rechtsgevolg van het besluit van 30 maart 2017 is dat aan verzoeker een uitkering en een toeslag is toegekend. Verzoeker heeft de hoogte van de uitkering en toeslag niet betwist. Het is dan ook niet gebleken dat het besluit onrechtmatig is. Dat het besluit mogelijk niet door verzoeker is ontvangen maakt dit niet anders.
5.3
Voor zover verzoeker het besluit van 30 maart 2017 niet heeft ontvangen en hij ook anderszins niet door het UWV is geïnformeerd over de mogelijkheid een (aanvullende) bijstandsuitkering aan te vragen betekent dat nog niet dat het UWV op grond van artikel 8:88 van de Awb schadeplichtig is. Daarvoor is het immers noodzakelijk dat er sprake is van een onrechtmatig besluit of het niet tijdig nemen van een besluit. Van een besluit is pas sprake als er een rechtsgevolg optreedt. Het al dan niet informeren over het mogelijke recht op een (aanvullende) uitkering is niet op rechtsgevolg gericht. Alleen om die reden al kan er geen sprake zijn van een onrechtmatig besluit of het niet tijdig nemen van een besluit.
5.4
Ter informatie van eiser merkt de rechtbank nog het volgende op. Er bestaat voor het UWV vanuit de sociale zekerheidswetgeving geen verplichting om eiser te informeren over het recht op mogelijke andere uitkeringen die worden verstrekt door andere bestuursorganen. De stelling ter zitting van eiser dat uit de rechtspraak [1] volgt dat er wel sprake is van een informatieplicht volgt de rechtbank niet. In die uitspraak ging het om een belanghebbende die diverse malen (impliciet) verzocht had om een toeslag op de uitkering, waarbij het UWV verzuimd had tijdig een toeslagformulier toe te sturen. Hierdoor kon de belanghebbende pas op een later moment de toeslag aanvragen en kreeg hij ook pas later een toeslag toegekend. Het niet tijdig toesturen van het aanvraagformulier had in die zaak als consequentie dat aan eiser eerder een toeslag moest worden toegekend. Dit is een wezenlijk andere situatie dan de situatie van eiser.
Voor zover er al een algemene informatieplicht zou bestaan voor het UWV en ook aangenomen zou kunnen worden dat verzoeker niet is geïnformeerd door het UWV, zou het gaan om een feitelijk nalaten te handelen. Schade ten gevolge van een feitelijk handelen of nalaten valt niet onder het bestuursrecht. Verzoeker zal zich met zijn schadeclaim dan moeten melden bij de civiele rechter.
5.4
Omdat er geen sprake is van een onrechtmatig besluit of het niet tijdig nemen van een besluit zal het schadeverzoek van verzoeker worden afgewezen.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 9 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.