3.1Tussen partijen staan de volgende feiten – voor zover relevant – vast:
a. [gedaagde sub 2] huurt met ingang van 4 oktober 2018 van Laurentius de woning, staande en gelegen te ( [adres] ) Breda, aan de [adres] (hierna te noemen: “de woning”), tegen een maandelijkse bij vooruitbetaling te betalen huurprijs van
€ 695,99;
op de huurovereenkomst zijn de Huurvoorwaarden Laurentius van 1 januari 2017 (hierna te noemen: “algemene voorwaarden”) van toepassing;
in artikel 8.6 van de algemene voorwaarden is bepaald:
“Omdat het gehuurde is bestemd als woonruimte, is het huurder zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder niet toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk te gebruiken als bedrijfsruimte. (…)”. Voorts is in artikel 8.13 bepaald:
“Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde en/of bijbehorende (gemeenschappelijke) ruimten en/of de directe omgeving van het gehuurde hennep of andere drugs te (laten) kweken, drogen, verknippen, stekken of op enige andere wijze te (laten) bewerken of te (laten) produceren, dan wel andere activiteiten te (laten) verrichten die op grond van de Opiumwet of het strafrecht strafbaar zijn gesteld. Huurder is bekend met het feit dat het handelen in strijd met dit verbod dermate ernstig is dat de enkele constatering van een overtreding hiervan door verhuurder, dan wel door een derde, tot de ontbinding van de huurovereenkomst kan leiden.”;
in artikel 19 van de algemene voorwaarden is bepaald:
“Indien huurder enige bepaling uit deze algemene huurvoorwaarden overtreedt, is huurder verplicht ten behoeve van verhuurder een onmiddellijk opeisbare boete te betalen, zoals onderstaand vermeld, onverminderd de verplichting van huurder om alsnog overeenkomstig deze algemene huurvoorwaarden te handelen en onverminderd verhuurders overige rechten op schadevergoeding, nakoming, ontbinding of anderszins.
(…)
Bij overige strafbare dan wel drugsgerelateerde feiten (zoals het in het gehuurde voorhanden hebben van een hoeveelheid drugs die de hoeveelheid voor eigen gebruik overstijgt en het verstrekken dan wel verkopen van drugs vanuit of rondom het gehuurde):
-
Bij constatering: € 2.500,--;
-
Bij herhaling: € 3.750,--.
(…)”;
bij beschikking van 29 juli 2020 zijn de goederen van [gedaagde sub 2] onder bewind gesteld en is [gedaagde sub 1] tot bewindvoerder benoemd;
per brief van 1 december 2020 is door de burgemeester van de gemeente Breda aan Laurentius bericht:
“(…) Uit informatie van de politie Zeeland-West-Brabant is mij gebleken dat op
22 oktober 2020 handelshoeveelheden harddrugs zijn aangetroffen in het pand [adres] in Breda.
(…)
Op grond van de geconstateerde overtreding van de Opiumwet overweeg ik sterk over te gaan tot sluiting van de woning voor de duur van drie maanden. (…)”;
bij beschikking van 8 december 2020 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch de voorlopige hechtenis van [gedaagde sub 2] met ingang van 9 december 2020 onder bepaalde voorwaarden geschorst tot aan de dag van de einduitspraak in eerste aanleg. Daartoe heeft zij overwogen:
“In het dossier bevindt zich een schrijven van [naam 3] , manager Mensz Zorg waarin schorsing van de voorlopige hechtenis wordt bepleit in verband met de kans dat verdachte anders zijn woning kwijt zal raken waarna hij van de zorgradar verdwijnt, terwijl verdachte thans begeleiding krijgt. Tevens is aannemelijk geworden dat verdachte thans onder bewind staat en dat hij open staat voor begeleiding door de reclassering. Naar het oordeel van het hof is de samenleving niet gebaat bij een verder afglijden van verdachte en het hof zal de voorlopige hechtenis schorsen onder na te melden voorwaarden.”;
in een brief van 14 december 2020 van de burgemeester van de gemeente Breda is onder meer vermeld:
“(…) Uit de rapportage van de politie is mij gebleken dat er op 22 oktober 2020 een pseudokoop van de verdovende middelen heeft plaatsgevonden. Deze pseudokoop vond plaats naar aanleiding van een online advertentie waarin verdovende middelen werden aangeboden. Tijdens deze koop werd de verkoper van de verdovende middelen door de politie aangehouden. Deze persoon staat ingeschreven op de [adres] in Breda.
Doorzoeking van woning
Naar aanleiding van de pseudokoop en de aanhouding van verkoper heeft de politie de woning gelegen aan [adres] in Breda doorzocht. Tijdens de ‘doorzoeking’ trof de politie het volgende aan:
249 gram (netto)Amfetamine;
50 gram (netto) vermoedelijk Meth-Amfetamine;
4447 pillen MDMA;
Contact geldbedrag van Euro 585,--
Twee verschillende mobiele telefoons
(…)
Uit informatie van de politie Zeeland-West-Brabant is mij gebleken dat in de woning gelegen aan [adres] in Breda harddrugs is verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel zou worden verkocht, afgeleverd of verstrekt. De op 22 oktober 2020 aangetroffen hoeveelheid harddrugs is immers zodanig dat er geen sprake kan zijn van een hoeveelheid voor eigen gebruik.
(…)
Gelet op de geconstateerde overtredingen en de beoogde effectiviteit acht ik een sluiting van drie maanden in dit geval dan ook noodzakelijk. (…)”:
bij brief van 21 december 2020 van de burgemeester van de gemeente Breda is vervolgens aan Laurentius bericht dat het op 14 december 2020 voorgenomen besluit wordt ingetrokken, nu er geen zienswijze is opgenomen in dat besluit en dat er opnieuw een voorgenomen besluit is om de woning te sluiten;
[gedaagde sub 1] heeft in een brief van 16 februari 2021 het volgende verklaard:
“(…) Indien de huurovereenkomst van meneer wordt beëindigd, heeft dit verstrekkende gevolgen voor meneer zijn financiële situatie. Meneer zal hierdoor zijn uitkering kwijtraken, waarna er geen betalingen meer verricht kunnen worden voor de vaste lasten. Een bijkomend gevolg is dat wij onze taak als beschermingsbewindvoerder dan moeten neerleggen, gezien wij qua financiën dan niks meer voor meneer kunnen betekenen. Meneer zal door deze gevolgen steeds verder afglijden, waar de samenleving niet bij gebaat is. (…)”;
[gedaagde sub 2] c.q. [gedaagde sub 1] heeft over de maanden februari, maart en augustus 2020 een huurachterstand laten ontstaan, welke op moment van de mondelinge behandeling
€ 1.836,09 bedroeg.