Op 11 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker bezwaar had gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Dit besluit, genomen op 18 december 2020, betrof de aanspraken van verzoeker op een uitkering op grond van de Participatiewet. Verzoeker had op 10 februari 2021 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij meende dat het college geen deugdelijk onderzoek had gedaan naar de rechtsgeldigheid van zijn religieuze huwelijk, dat hij in Guinee had gesloten. Tijdens de zitting op 4 maart 2021 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat het college niet had aangetoond dat er sprake was van een rechtsgeldig huwelijk naar Nederlands recht.
De voorzieningenrechter overwoog dat op het college de bewijslast rustte om aan te tonen dat het huwelijk van verzoeker ook naar burgerlijk recht erkend kon worden. De enkele verwijzing naar een nummer op het door verzoeker overgelegde certificat de mariage religieux was onvoldoende om dit te onderbouwen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven, omdat niet vaststond dat er sprake was van een rechtsgeldig huwelijk. Daarom werd het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen, en werd het bestreden besluit geschorst. Verzoeker kreeg recht op de eerder vastgestelde bijstandsnorm voor alleenstaanden, en het college werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.
De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijk onderzoek naar de rechtsgeldigheid van huwelijken in het kader van de Participatiewet, en de gevolgen die dit kan hebben voor de uitkeringsnormen van betrokkenen. De voorzieningenrechter heeft de beslissing genomen met inachtneming van de belangen van verzoeker, die met zijn huidige uitkering niet in zijn levensonderhoud kan voorzien, en heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.068,--.