ECLI:NL:RBZWB:2021:1189

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 maart 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 21_750 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder bestuursdwang en dwangsom door college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, waarin een last onder bestuursdwang en dwangsom werd opgelegd. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening was dat de gestelde begunstigingstermijn te kort was om aan de lastgeving te voldoen. Het college had in het bestreden besluit een begunstigingstermijn tot 15 februari 2021 vastgesteld, maar na verzoek van verzoekster werd deze termijn verlengd tot 1 maart 2021. Tijdens de zitting op 5 maart 2021 werd overeengekomen dat de termijn verder zou worden verlengd tot 1 april 2021. Verzoekster trok vervolgens haar verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg wel om een proceskostenveroordeling.

De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens artikel 8:75a kan de voorzieningenrechter het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. Het college stelde echter dat verzoekster in staat was om binnen de gestelde termijn aan de lastgeving te voldoen, en dat de verlenging van de termijn enkel om pragmatische redenen was gegeven. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van tegemoetkomen door het college, en dat verzoekster niet voldeed aan de voorwaarden voor vergoeding van proceskosten. Het verzoek om proceskostenveroordeling werd dan ook afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 15 maart 2021. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/750 GEMWT VV
uitspraak van 15 maart 2021 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster], te [vestigingsplaats verzoekster], verzoekster,

gemachtigde: mr. T.D. Rijs,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder,

gemachtigden: mr. dr. T.N. Sanders en mr. M. Buitenhuis.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 2 februari 2021 (bestreden besluit 1) van het college inzake het opleggen van een last onder bestuursdwang en dwangsom.
Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de gestelde begunstigingstermijn volgens haar te kort is om aan de lastgeving te kunnen voldoen.
Het college heeft verzoekster in bestreden besluit 1 een begunstigingstermijn gegeven tot en met 15 februari 2021.
Op verzoek van verzoekster heeft het college bij besluit van 11 februari 2021 (bestreden besluit 2) de gestelde begunstigingstermijn verlengd tot 1 maart 2021.
Het college heeft naar aanleiding van het ingediende verzoek om voorlopige voorziening bericht dat de begunstigingstermijn verder is verlengd tot twee weken na de datum van de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Het verzoek om voorlopige voorziening is op zitting behandeld van 5 maart 2021. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. M. Buitenhuis en S. Gangabisoensingh.
Ter zitting is met partijen overeengekomen dat de begunstigingstermijn verder wordt verlengd tot 1 april 2021. Daarop heeft de voorzieningenrechter het onderzoek ter zitting geschorst en het college verzocht om dit nog schriftelijk te bevestigen. In de schriftelijke bevestiging van het college van 8 maart 2021 is toegelicht dat het de gestelde begunstigingstermijn voldoende acht om de opgelegde werkzaamheden uit te voeren, maar dat het vanwege pragmatische redenen bereid is om de begunstigingstermijn verder te verlengen tot 1 april 2021.
Vervolgens heeft verzoekster het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft op 10 maart 2021 op het verzoek om proceskostenveroordeling gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Het college heeft in zijn schriftelijke reactie op het verzoek om proceskostenveroordeling nogmaals toegelicht dat het bij zijn standpunt blijft dat het voor verzoekster mogelijk was om binnen de gestelde begunstigingstermijn aan de opgelegde lastgeving te voldoen, en dat het alleen uit pragmatische overwegingen de termijn verder heeft verlengd.
Gelet daarop is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen door het college aan verzoekster geen sprake. Daaruit volgt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van gemaakte proceskosten. Het verzoek daartoe zal dan ook worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, op 15 maart 2021, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak mede te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.