ECLI:NL:RBZWB:2021:126
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van aanvullende beurs door DUO en de gevolgen van niet-aangetekende aanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) over de toekenning van een aanvullende beurs. Eiser had in januari 2020 een aanvraag ingediend voor een aanvullende beurs over de periode van september 2019 tot augustus 2020, na het overlijden van zijn vader in april 2018. Eiser stelde dat hij eerder, medio juli 2018, een aanvraag had verzonden naar het Centraal Meldpunt overledenen, maar deze aanvraag was niet aangetekend verzonden en DUO had deze niet ontvangen.
De rechtbank oordeelde dat DUO op goede gronden de aanvullende beurs had toegekend, aangezien de aanvraag pas in januari 2020 was ontvangen. De rechtbank benadrukte dat de wettelijke bepalingen van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) bepalen dat studiefinanciering niet kan worden toegekend voor een periode voorafgaand aan het studiejaar waarin de aanvraag is ingediend. Eiser had de verantwoordelijkheid om zijn aanvraag aangetekend te verzenden, en het risico van niet-ontvangst lag bij hem.
De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.