4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feitelijke gang van zaken
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is ten aanzien van de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de invoer van de cocaïne, het verdere vervoer naar het pand aan de [adres 1] in Breda en de bevindingen op
die locatie, het volgende komen vast te staan.
[bedrijf 1] , gevestigd aan de [adres bedrijf 1] te Ridderkerk, heeft een lading ananassen gekocht in Costa Rica. [bedrijf 1] heeft het vervoer van de lading uitbesteed aan [bedrijf 2] . [bedrijf 2] heeft op haar beurt het overzeese transport uitbesteed aan [bedrijf 3] . Op 23 juni 2020 om 16:59 uur is het schip [schip] in opdracht van [bedrijf 3] met de lading ananassen in de container met nummer [kenmerk] vertrokken uit Costa Rica richting de Maasvlakte in Rotterdam. Deze container was verzegeld en voorzien van zegelnummer [zegelnummer]
Op 7 juli 2020 om 15:49 uur is de container op de Maasvlakte bij de terminal gelost van het schip. Het verdere transport vanaf de terminal op de Maasvlakte heeft [bedrijf 2] uitbesteed aan [bedrijf 4] . [bedrijf 4] heeft daarvoor meerdere vooraanmeldingen gedaan in Portbase. Op 7 juli 2020 omstreeks 19:53 uur is voormelde container echter opgehaald bij de terminal door een niet bedoelde transporteur. Om 19:55 uur heeft een vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] de Maasvlakte verlaten. Deze vrachtwagen bleek voornoemde container te vervoeren.
De bestuurder van de vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] heeft voornoemde container rechtstreeks vervoerd naar het adres [adres 1] te Breda, waar het bedrijf [bedrijf 5] is gevestigd. De bestuurder is omstreeks 21:00 uur ter plaatste gearriveerd. Omstreeks 21:05 uur heeft de politie het terrein [adres 1] te Breda betreden.
Op het moment dat de politie voornoemd terrein betrad, zat verdachte in de cabine van de vrachtwagen die de container had vervoerd en renden twee personen weg van wie één persoon een breekijzer uit de hand liet vallen. Eén deur van de container stond al open op het moment dat de politie arriveerde. Door de geopende deur was te zien dat de container geladen was met dozen ananassen. In de deuropening van de container stond ook nog een pallet met zwart jute balen. Medeverdachte [medeverdachte 1] werd vervolgens door de politie aangetroffen achter een schutting. Hij bleek degene te zijn die het breekijzer in de hand had gehad. Medeverdachte [medeverdachte 2] werd door de politie aangetroffen bij de geluidswal van de rijksweg A16. Verder zijn er geen personen op het terrein aangetroffen.
Op de pallet in de geopende zeecontainer lagen 36 zwart jute balen. In elke baal zaten 25 pakketten. De inhoud van elk pakket is positief getest op cocaïne. Het totale nettogewicht van de cocaïne bedraagt 897,44 kilogram.
Naast de container werden een betonschaar en een koevoet aangetroffen. Ter hoogte van de achterzijde van de container werd ook een verbroken zegel aangetroffen met zegelnummer [zegelnummer] .
Betrokkenheid en rol verdachte
Op de telefoon van verdachte is een bericht aangetroffen, dat hij op 7 juli 2020 om 14:54 uur heeft gestuurd naar het contact “ [naam 1] ”. Hij zegt tegen “ [naam 1] ” dat de bak is geland en vraagt of “ [naam 1] ” denkt dat hij de bak meekrijgt en of ze het kunnen proberen.
Ook is een printscreen aangetroffen van een whatsappgesprek van 7 juli 2020 dat verdachte kort voor het lossen van de container heeft ontvangen. Nu de container om 15:49 uur in de haven in Rotterdam is gelost en in het whatsappgesprek waarvan de printscreen is verstuurd, wordt gezegd dat er een gaatje is tussen 15:00 uur en 16:00 uur, gaat de rechtbank ervan uit dat wordt gesproken over de container met nummer [kenmerk] .
De rechtbank houdt het ervoor dat de berichten ‘ja proberen”, “straks wilt bv ophalen”, “en zien ze dat we aangemeld staan”, die ook op de printscreen te zien zijn, zo moeten worden begrepen, dat de container moet worden opgehaald vóórdat de eigenlijke transporteur die de vooraanmelding in Portbase heeft gedaan, in dit geval [bedrijf 4] , zou zien dat de oneigenlijke transporteur ook een vooraanmelding heeft gedaan in Portbase.
Verder zijn op de telefoon van verdachte berichten aangetroffen van het contact “ [naam 1] ”, dat hij nog even moet wachten en maar net moet doen alsof hij belt. Er zijn tarcodes gestuurd en berichten, waaruit kan worden afgeleid dat er snel gehandeld moet worden. Als verdachte de container heeft, moet hij van dichtbij een foto maken van de zegel.
Naar het oordeel van de rechtbank past deze wijze van opereren in de modus operandi ten aanzien van “pincode smokkel”, zoals weergegeven in bijlage II. Hierin wordt toegelicht hoe een container kan worden “gestolen” van een terminal door het onrechtmatig gebruik maken van de daarvoor benodigde pincodes. De hiervoor weergegeven whatsappberichten in de telefoon van verdachte geven voor de rechtbank aanleiding aan te nemen dat die werkwijze door verdachte en het contact “ [naam 1] ” is gevolgd.
In de cabine van de vrachtwagen die door verdachte werd bestuurd is een vrachtbrief aan- getroffen. Relevante gegevens als het nummer van de container, de inhoud en het gewicht van de lading zijn niet ingevuld. De enkele gegevens die zijn ingevuld, heeft verdachte zelf ingevuld. Ook is de vrachtbrief door hem ondertekend. Dit wordt ook door hem bevestigd. Als plaats van inontvangstneming heeft hij Rotterdam ingevuld, terwijl hij vervolgens rechtstreeks naar de [adres 1] te Breda is gereden.
Door het observatieteam is gezien dat de vrachtwagen die door verdachte werd bestuurd om 19:55 uur de Maasvlakte verliet en dat deze vrachtwagen en de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] bij elkaar in de buurt richting Breda reden. In een ander strafrechtelijk onderzoek is een verdachte naar voren gekomen die gebruik maakt van de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] en die ervan wordt verdachte cocaïne binnen en/of buiten Nederland te brengen. Op de telefoon van verdachte is voorts een afbeelding aangetroffen van deze vrachtwagen en whatsappberichten van 7 juli 2020 om 20:02 uur van het contact “ [naam 1] ”, waarin staat dat
ze hem niet bij kunnen houden en dat hij een beetje gas moet verminderen. Ook is door het observatieteam gezien dat de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] op de rotonde nabij de [adres 1] in Breda is gekeerd en doorgereden toen verdachte het terrein opreed. Naar het oordeel van de rechtbank wijzen deze bevindingen erop dat er in ieder geval enig contact moet zijn geweest tussen verdachte en de bestuurder van de andere vrachtwagen.
Opzet (verlengde) invoer
De rechtbank stelt voorop dat er in totaal ongeveer 900 kilogram cocaïne in de container is aangetroffen en dat het hierbij dus ging om een miljoenentransport, waarvan mag worden aangenomen dat dit niet aan willekeurig gekozen personen wordt toevertrouwd. Daarom acht de rechtbank het zeer onaannemelijk dat er bij een dergelijk transport volstrekt onwetende personen worden betrokken. Dit brengt immers enorme risico’s met zich, zoals het risico dat diegene het ontdekt en zich de waardevolle drugs zou toe-eigenen of zou besluiten de politie in te lichten.
Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat de logistiek rond de invoer van verboden verdovende middelen complex is, waarbij meerdere personen betrokken zijn. Het is immers niet mogelijk dergelijke goederen via de reguliere weg door een reder per schip vanuit Latijns-Amerika naar Europa te vervoeren. Drugs moeten verhuld worden gesmokkeld.
Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet
tot het binnen het grondgebied van - in dit geval - Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen. Uit de tekst van artikel 1 vierde lid juncto artikel 2 aanhef en onder
A van de Opiumwet blijkt voorts wat onder het invoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is dus niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf, maar ook het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen (de zogenaamde ‘verlengde invoer’).
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, volgt dat de rol van verdachte bestond uit het ophalen van de container op de Maasvlakte en het vervoeren van de container naar de [adres 1] in Breda, waar de cocaïne uit de zeecontainer zou worden gehaald. Uit de combinatie van de berichten op de telefoon van verdachte die passen binnen de modus operandi “pincode smokkel”, de onvolledig ingevulde vrachtbrief door verdachte, waaruit kan worden afgeleid dat, in afwijking van het oorspronkelijke afleveradres, is afgeleverd aan een bedrijf dat niets van doen heeft met fruit en de bevindingen met betrekking tot verdachte en de (bestuurder van de) vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] , leidt de rechtbank af dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte moet hebben geweten van de illegale activiteiten die te maken hadden met de invoer van verdovende middelen en dat geen sprake was van een gangbaar transport.
Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij werkzaam was voor [bedrijf 6] en dat hij via [naam 2] bij [bedrijf 6] terecht is gekomen, maar het onderzoek naar [naam 2] en [bedrijf 6] heeft niets opgeleverd. Alle sporen naar deze persoon en dit bedrijf lopen dood.
Verder heeft verdachte verklaard dat [bedrijf 3] via [bedrijf 6] bij hem terecht zou zijn gekomen en dat hij rechtstreeks via [bedrijf 3] de opdracht had gekregen voor het vervoeren van de container. Medewerkers van [bedrijf 3] hebben echter verklaard dat een chauffeur geen contact heeft met [bedrijf 3] en na het tonen van de op de telefoon van verdachte aangetroffen e-mail van [naam 3] van [bedrijf 3] , is door hen verklaard dat die mail niet afkomstig is van [bedrijf 3] . Ook is er volgens hen geen [naam 3] bij haar werkzaam. Nu de verklaring van verdachte tegenstrijdig is met de bewijsmiddelen in het dossier schuift de rechtbank deze als ongeloofwaardig ter zijde.
Ook weegt de rechtbank mee dat er op 19 juni 2020 een zeecontainer door een oneigenlijke transporteur was opgehaald bij de terminal. Uit onderzoek is gebleken dat verdachte toen ook de chauffeur was van de vrachtwagen die de zeecontainer onrechtmatig had opgehaald. Verder is uit onderzoek gebleken dat de telefoon van verdachte die dag tussen 09:33 uur en 10:15 uur aanstraalde op de mastlocatie bij de Maasvlakte en tussen 17:38 uur en 18:54 uur op de mastlocatie bij de Effenseweg te Breda, in de nabijheid van de [adres 1] in Breda. Dit versterkt het beeld dat verdachte moet hebben geweten dat geen sprake was van een gangbaar transport.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er bij verdachte sprake is geweest van opzet gericht op de (verlengde) invoer van verdovende middelen.
MedeplegenVoor medeplegen is noodzakelijk dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Dit betreft een samenwerking die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Verdachte dient daarvoor een materiële of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit de beschreven gang van zaken en de overige bewijsmiddelen, in onderling verband en
in samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van de rechtbank van gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Verdachte is via zijn onbekend gebleven contact “ [naam 1] ” in het bezit gekomen van de benodigde codes en documenten om de zeecontainer onrechtmatig bij de terminal af te kunnen halen. Verdachte heeft de container vervolgens vervoerd naar de [adres 1] te Breda, alwaar volgens zijn verklaring al mensen op hem stonden te wachten om de container in ontvangst te nemen. Op deze locatie werden medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangetroffen, die kort voordat verdachte met de container arriveerde,
op het terrein zijn aangekomen. Er bleken geen andere personen aanwezig. Op de locatie was geschikt materiaal aanwezig om de verzegeling van de container te verbreken en toen de politie arriveerde was de verzegeling al doorgeknipt. Eén van de containerdeuren stond al open en medeverdachte [medeverdachte 1] had een breekijzer vast. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de rechter-commissaris op 25 februari 2021 verklaard dat hij 5 minuten in zijn auto had gewacht totdat de vrachtwagen kwam, dat hem een paar dagen tevoren was gevraagd een container te gaan openen, dat dit eerst op 6 juli 2020 zou zijn, maar dat het op 7 juli 2020 werd en dat hij de aldaar aanwezige koevoet heeft gebruikt. [medeverdachte 1] verklaart dat eind mei begin juni op dezelfde plaats eenzelfde klus was met een vrachtwagen, waarvan hij een filmpje heeft gemaakt. Op de locatie stond de deur van de loods open en het licht was aan. Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, vertonen een proces van handelen dat nauw op elkaar is aangesloten. Deze handelingen hebben geleid tot een gezamenlijke uitvoering van het vervoer van de zeecontainer met cocaïne vanuit de Maasvlakte naar Breda, hetgeen een onderdeel vormt van het logistieke proces van de invoer van een miljoenentransport aan verdovende middelen, waarvan het niet anders kan zijn dat dit vooraf is afgestemd. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de gedragingen van verdachte en de medeverdachten is naar het oordeel van de rechtbank daarmee gegeven. Daarom kunnen de gedragingen van verdachte worden gekwalificeerd als medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde (verlengde) invoer van 900 kilogram cocaïne.