ECLI:NL:RBZWB:2021:1316

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
02/178433-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Beudeker
  • J. Vermolen
  • M. Veldhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van verlengde invoer van 900 kilogram cocaïne met gebruik van onrechtmatige pincodes

Op 19 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij de invoer van ongeveer 900 kilogram cocaïne. De verdachte, geboren in 1982 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. G.J. Woodrow. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 maart 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging, die als bijlage aan het vonnis was gehecht, betrof medeplegen van verlengde invoer van cocaïne.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk cocaïne had ingevoerd, waarbij gebruik werd gemaakt van onrechtmatige pincodes. De verdachte had een actieve rol gespeeld in het ophalen en vervoeren van de container met cocaïne, die was vermomd als een lading ananassen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op de hoogte moest zijn geweest van de illegale activiteiten, gezien de complexiteit van de logistiek rondom de invoer van verdovende middelen en de betrokkenheid van meerdere personen.

De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de (verlengde) invoer van cocaïne. De strafoplegging bestond uit een gevangenisstraf van vijf jaar en een geldboete van € 5.000,00, subsidiair 60 dagen hechtenis. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de ontwrichtende invloed van de georganiseerde drugshandel op de samenleving. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 23, 24c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/178433-20
vonnis van de meervoudige kamer van 19 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats]
wonende te [adres verdachte]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsman mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 maart 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen ongeveer 900 kilogram cocaïne heeft ingevoerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) invoer van ongeveer 900 kilogram cocaïne.
4.2
Het standpunt van de verdediging
In de optiek van de verdediging zijn er geen redengevende bewijsmiddelen voorhanden op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de cocaïne, zodat ook niet kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het invoeren dan wel het vervoeren of aanwezig hebben van cocaïne. De verdediging bepleit daarom vrijspraak van het ten laste gelegd feit.
De verklaring van verdachte, dat hij slechts in opdracht heeft gewerkt en niets wist van de in de container aangetroffen cocaïne, moet als betrouwbaar worden aangemerkt. De verklaring wordt op diverse punten bevestigd dan wel ondersteund door onderzoeksbevindingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feitelijke gang van zaken
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is ten aanzien van de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de invoer van de cocaïne, het verdere vervoer naar het pand aan de [adres 1] in Breda en de bevindingen op
die locatie, het volgende komen vast te staan.
[bedrijf 1] , gevestigd aan de [adres bedrijf 1] te Ridderkerk, heeft een lading ananassen gekocht in Costa Rica. [bedrijf 1] heeft het vervoer van de lading uitbesteed aan [bedrijf 2] . [bedrijf 2] heeft op haar beurt het overzeese transport uitbesteed aan [bedrijf 3] . Op 23 juni 2020 om 16:59 uur is het schip [schip] in opdracht van [bedrijf 3] met de lading ananassen in de container met nummer [kenmerk] vertrokken uit Costa Rica richting de Maasvlakte in Rotterdam. Deze container was verzegeld en voorzien van zegelnummer [zegelnummer]
Op 7 juli 2020 om 15:49 uur is de container op de Maasvlakte bij de terminal gelost van het schip. Het verdere transport vanaf de terminal op de Maasvlakte heeft [bedrijf 2] uitbesteed aan [bedrijf 4] . [bedrijf 4] heeft daarvoor meerdere vooraanmeldingen gedaan in Portbase. Op 7 juli 2020 omstreeks 19:53 uur is voormelde container echter opgehaald bij de terminal door een niet bedoelde transporteur. Om 19:55 uur heeft een vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] de Maasvlakte verlaten. Deze vrachtwagen bleek voornoemde container te vervoeren.
De bestuurder van de vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] heeft voornoemde container rechtstreeks vervoerd naar het adres [adres 1] te Breda, waar het bedrijf [bedrijf 5] is gevestigd. De bestuurder is omstreeks 21:00 uur ter plaatste gearriveerd. Omstreeks 21:05 uur heeft de politie het terrein [adres 1] te Breda betreden.
Op het moment dat de politie voornoemd terrein betrad, zat verdachte in de cabine van de vrachtwagen die de container had vervoerd en renden twee personen weg van wie één persoon een breekijzer uit de hand liet vallen. Eén deur van de container stond al open op het moment dat de politie arriveerde. Door de geopende deur was te zien dat de container geladen was met dozen ananassen. In de deuropening van de container stond ook nog een pallet met zwart jute balen. Medeverdachte [medeverdachte 1] werd vervolgens door de politie aangetroffen achter een schutting. Hij bleek degene te zijn die het breekijzer in de hand had gehad. Medeverdachte [medeverdachte 2] werd door de politie aangetroffen bij de geluidswal van de rijksweg A16. Verder zijn er geen personen op het terrein aangetroffen.
Op de pallet in de geopende zeecontainer lagen 36 zwart jute balen. In elke baal zaten 25 pakketten. De inhoud van elk pakket is positief getest op cocaïne. Het totale nettogewicht van de cocaïne bedraagt 897,44 kilogram.
Naast de container werden een betonschaar en een koevoet aangetroffen. Ter hoogte van de achterzijde van de container werd ook een verbroken zegel aangetroffen met zegelnummer [zegelnummer] .
Betrokkenheid en rol verdachte
Op de telefoon van verdachte is een bericht aangetroffen, dat hij op 7 juli 2020 om 14:54 uur heeft gestuurd naar het contact “ [naam 1] ”. Hij zegt tegen “ [naam 1] ” dat de bak is geland en vraagt of “ [naam 1] ” denkt dat hij de bak meekrijgt en of ze het kunnen proberen.
Ook is een printscreen aangetroffen van een whatsappgesprek van 7 juli 2020 dat verdachte kort voor het lossen van de container heeft ontvangen. Nu de container om 15:49 uur in de haven in Rotterdam is gelost en in het whatsappgesprek waarvan de printscreen is verstuurd, wordt gezegd dat er een gaatje is tussen 15:00 uur en 16:00 uur, gaat de rechtbank ervan uit dat wordt gesproken over de container met nummer [kenmerk] .
De rechtbank houdt het ervoor dat de berichten ‘ja proberen”, “straks wilt bv ophalen”, “en zien ze dat we aangemeld staan”, die ook op de printscreen te zien zijn, zo moeten worden begrepen, dat de container moet worden opgehaald vóórdat de eigenlijke transporteur die de vooraanmelding in Portbase heeft gedaan, in dit geval [bedrijf 4] , zou zien dat de oneigenlijke transporteur ook een vooraanmelding heeft gedaan in Portbase.
Verder zijn op de telefoon van verdachte berichten aangetroffen van het contact “ [naam 1] ”, dat hij nog even moet wachten en maar net moet doen alsof hij belt. Er zijn tarcodes gestuurd en berichten, waaruit kan worden afgeleid dat er snel gehandeld moet worden. Als verdachte de container heeft, moet hij van dichtbij een foto maken van de zegel.
Naar het oordeel van de rechtbank past deze wijze van opereren in de modus operandi ten aanzien van “pincode smokkel”, zoals weergegeven in bijlage II. Hierin wordt toegelicht hoe een container kan worden “gestolen” van een terminal door het onrechtmatig gebruik maken van de daarvoor benodigde pincodes. De hiervoor weergegeven whatsappberichten in de telefoon van verdachte geven voor de rechtbank aanleiding aan te nemen dat die werkwijze door verdachte en het contact “ [naam 1] ” is gevolgd.
In de cabine van de vrachtwagen die door verdachte werd bestuurd is een vrachtbrief aan- getroffen. Relevante gegevens als het nummer van de container, de inhoud en het gewicht van de lading zijn niet ingevuld. De enkele gegevens die zijn ingevuld, heeft verdachte zelf ingevuld. Ook is de vrachtbrief door hem ondertekend. Dit wordt ook door hem bevestigd. Als plaats van inontvangstneming heeft hij Rotterdam ingevuld, terwijl hij vervolgens rechtstreeks naar de [adres 1] te Breda is gereden.
Door het observatieteam is gezien dat de vrachtwagen die door verdachte werd bestuurd om 19:55 uur de Maasvlakte verliet en dat deze vrachtwagen en de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] bij elkaar in de buurt richting Breda reden. In een ander strafrechtelijk onderzoek is een verdachte naar voren gekomen die gebruik maakt van de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] en die ervan wordt verdachte cocaïne binnen en/of buiten Nederland te brengen. Op de telefoon van verdachte is voorts een afbeelding aangetroffen van deze vrachtwagen en whatsappberichten van 7 juli 2020 om 20:02 uur van het contact “ [naam 1] ”, waarin staat dat
ze hem niet bij kunnen houden en dat hij een beetje gas moet verminderen. Ook is door het observatieteam gezien dat de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] op de rotonde nabij de [adres 1] in Breda is gekeerd en doorgereden toen verdachte het terrein opreed. Naar het oordeel van de rechtbank wijzen deze bevindingen erop dat er in ieder geval enig contact moet zijn geweest tussen verdachte en de bestuurder van de andere vrachtwagen.
Opzet (verlengde) invoer
De rechtbank stelt voorop dat er in totaal ongeveer 900 kilogram cocaïne in de container is aangetroffen en dat het hierbij dus ging om een miljoenentransport, waarvan mag worden aangenomen dat dit niet aan willekeurig gekozen personen wordt toevertrouwd. Daarom acht de rechtbank het zeer onaannemelijk dat er bij een dergelijk transport volstrekt onwetende personen worden betrokken. Dit brengt immers enorme risico’s met zich, zoals het risico dat diegene het ontdekt en zich de waardevolle drugs zou toe-eigenen of zou besluiten de politie in te lichten.
Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat de logistiek rond de invoer van verboden verdovende middelen complex is, waarbij meerdere personen betrokken zijn. Het is immers niet mogelijk dergelijke goederen via de reguliere weg door een reder per schip vanuit Latijns-Amerika naar Europa te vervoeren. Drugs moeten verhuld worden gesmokkeld.
Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet
tot het binnen het grondgebied van - in dit geval - Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen. Uit de tekst van artikel 1 vierde lid juncto artikel 2 aanhef en onder
A van de Opiumwet blijkt voorts wat onder het invoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is dus niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf, maar ook het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen (de zogenaamde ‘verlengde invoer’).
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, volgt dat de rol van verdachte bestond uit het ophalen van de container op de Maasvlakte en het vervoeren van de container naar de [adres 1] in Breda, waar de cocaïne uit de zeecontainer zou worden gehaald. Uit de combinatie van de berichten op de telefoon van verdachte die passen binnen de modus operandi “pincode smokkel”, de onvolledig ingevulde vrachtbrief door verdachte, waaruit kan worden afgeleid dat, in afwijking van het oorspronkelijke afleveradres, is afgeleverd aan een bedrijf dat niets van doen heeft met fruit en de bevindingen met betrekking tot verdachte en de (bestuurder van de) vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] , leidt de rechtbank af dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte moet hebben geweten van de illegale activiteiten die te maken hadden met de invoer van verdovende middelen en dat geen sprake was van een gangbaar transport.
Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij werkzaam was voor [bedrijf 6] en dat hij via [naam 2] bij [bedrijf 6] terecht is gekomen, maar het onderzoek naar [naam 2] en [bedrijf 6] heeft niets opgeleverd. Alle sporen naar deze persoon en dit bedrijf lopen dood.
Verder heeft verdachte verklaard dat [bedrijf 3] via [bedrijf 6] bij hem terecht zou zijn gekomen en dat hij rechtstreeks via [bedrijf 3] de opdracht had gekregen voor het vervoeren van de container. Medewerkers van [bedrijf 3] hebben echter verklaard dat een chauffeur geen contact heeft met [bedrijf 3] en na het tonen van de op de telefoon van verdachte aangetroffen e-mail van [naam 3] van [bedrijf 3] , is door hen verklaard dat die mail niet afkomstig is van [bedrijf 3] . Ook is er volgens hen geen [naam 3] bij haar werkzaam. Nu de verklaring van verdachte tegenstrijdig is met de bewijsmiddelen in het dossier schuift de rechtbank deze als ongeloofwaardig ter zijde.
Ook weegt de rechtbank mee dat er op 19 juni 2020 een zeecontainer door een oneigenlijke transporteur was opgehaald bij de terminal. Uit onderzoek is gebleken dat verdachte toen ook de chauffeur was van de vrachtwagen die de zeecontainer onrechtmatig had opgehaald. Verder is uit onderzoek gebleken dat de telefoon van verdachte die dag tussen 09:33 uur en 10:15 uur aanstraalde op de mastlocatie bij de Maasvlakte en tussen 17:38 uur en 18:54 uur op de mastlocatie bij de Effenseweg te Breda, in de nabijheid van de [adres 1] in Breda. Dit versterkt het beeld dat verdachte moet hebben geweten dat geen sprake was van een gangbaar transport.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er bij verdachte sprake is geweest van opzet gericht op de (verlengde) invoer van verdovende middelen.
MedeplegenVoor medeplegen is noodzakelijk dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Dit betreft een samenwerking die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Verdachte dient daarvoor een materiële of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit de beschreven gang van zaken en de overige bewijsmiddelen, in onderling verband en
in samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van de rechtbank van gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Verdachte is via zijn onbekend gebleven contact “ [naam 1] ” in het bezit gekomen van de benodigde codes en documenten om de zeecontainer onrechtmatig bij de terminal af te kunnen halen. Verdachte heeft de container vervolgens vervoerd naar de [adres 1] te Breda, alwaar volgens zijn verklaring al mensen op hem stonden te wachten om de container in ontvangst te nemen. Op deze locatie werden medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangetroffen, die kort voordat verdachte met de container arriveerde,
op het terrein zijn aangekomen. Er bleken geen andere personen aanwezig. Op de locatie was geschikt materiaal aanwezig om de verzegeling van de container te verbreken en toen de politie arriveerde was de verzegeling al doorgeknipt. Eén van de containerdeuren stond al open en medeverdachte [medeverdachte 1] had een breekijzer vast. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de rechter-commissaris op 25 februari 2021 verklaard dat hij 5 minuten in zijn auto had gewacht totdat de vrachtwagen kwam, dat hem een paar dagen tevoren was gevraagd een container te gaan openen, dat dit eerst op 6 juli 2020 zou zijn, maar dat het op 7 juli 2020 werd en dat hij de aldaar aanwezige koevoet heeft gebruikt. [medeverdachte 1] verklaart dat eind mei begin juni op dezelfde plaats eenzelfde klus was met een vrachtwagen, waarvan hij een filmpje heeft gemaakt. Op de locatie stond de deur van de loods open en het licht was aan. Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, vertonen een proces van handelen dat nauw op elkaar is aangesloten. Deze handelingen hebben geleid tot een gezamenlijke uitvoering van het vervoer van de zeecontainer met cocaïne vanuit de Maasvlakte naar Breda, hetgeen een onderdeel vormt van het logistieke proces van de invoer van een miljoenentransport aan verdovende middelen, waarvan het niet anders kan zijn dat dit vooraf is afgestemd. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de gedragingen van verdachte en de medeverdachten is naar het oordeel van de rechtbank daarmee gegeven. Daarom kunnen de gedragingen van verdachte worden gekwalificeerd als medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde (verlengde) invoer van 900 kilogram cocaïne.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 23 juni 2020 tot en met 7 juli 2020 te Breda en te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 900 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het bewezen geachte feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en daarnaast een geldboete van € 5.000,00, subsidiair 60 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafoplegging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van 900 kilogram cocaïne.
De rechtbank is van oordeel dat het invoeren van harddrugs een ernstig feit is. Harddrugs, zoals onder meer cocaïne, bevatten immers stoffen die schadelijke zijn voor de gezondheid en sterk verslavend zijn. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. De strafbaarheid en de grote winstgevendheid ervan brengt mee dat de georganiseerde handel in cocaïne een ontwrichtende invloed heeft op de samenleving. Een aanzienlijk deel van de vermogensdelicten valt te herleiden tot de behoefte aan verdovende middelen bij armlastige gebruikers. Voorts zijn vrijwel alle liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot grootschalige drugshandel. Ook brengt de handel in harddrugs mee dat een zwart-geld circuit ontstaat met alle gevolgen van dien.
Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet meer dan terecht dat er voor de georganiseerde handel in cocaïne lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Enerzijds dient dit als vergelding voor de ontwrichting waar de dader indirect aan heeft bijgedragen. Anderzijds heeft het opleggen van vrijheidsstraffen tot doel anderen ervan te weerhouden zich met de georganiseerde drugscriminaliteit in te laten. Daarnaast is de invoer van cocaïne een ondermijnende vorm van criminaliteit. Het geldelijk gewin en de winstaspiraties die gepaard gaan met deze strafbare feiten zijn enorm en doorgaans de belangrijkste drijfveer om hieraan deel te nemen. Deze elementen vormen voor de rechtbank aanleiding om, naast een gevangenisstraf, ook de oplegging van een geldboete te overwegen.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor het invoeren van cocaïne, bij een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram in georganiseerd verband, geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 72 maanden of hoger. De rechtbank slaat verder acht op de straffen die plegen te worden opgelegd in vergelijkbare gevallen voor overtreding van artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet.
De rechtbank slaat mede acht op het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke zaken met justitie in aanraking is gekomen. Verdachte kan daarom in zoverre worden beschouwd als first offender. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de rol van verdachte, die weliswaar essentieel te noemen is, maar die in verhouding met andere rollen bij deze vorm van cocaïnesmokkel iets minder groot is.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast wordt aan verdachte een geldboete opgelegd van € 5.000,00, te vervangen door 60 dagen hechtenis indien verdachte de geldboete niet of niet tijdig betaalt.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vijf (5) jaren;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak
in voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 5.000,00;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Beudeker, voorzitter, mr. Vermolen en mr. Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting
op 19 maart 2021.
Mr. Vermolen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2020 tot en met 7 juli 2020 te Breda en/of te
Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval opzettelijk heeft vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 900 kilogram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 10 lid 5 Opiumwet)

10.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindprocesverbaal met dossiernummer ZB3R020048 van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 803, alsmede de aanvullende processen-verbaal die afzonderlijk en ongenummerd zijn toegevoegd.
1. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 325 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
[bedrijf 1] , groothandel in groente en fruit, had een lading ananassen in Costa Rica gekocht. De opdracht voor het vervoer had zij uitbesteed aan [bedrijf 2] .
heeft [bedrijf 3] ingehuurd voor het vervoer over zee.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 300 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Uit de gevorderde gegevens van [bedrijf 3] , die het transport heeft geregeld van de container [kenmerk] , blijken de volgende gegevens met betrekking tot de container:
Schipper/verkoper: [bedrijf 7] , Costa Rica
Haven laden: Puorto Limon, Costa Rica
Haven lossen: Rotterdam, Nederland
Geadresseerde: [bedrijf 1] [adres bedrijf 1] te Ridderkerk
Gefactureerde: [bedrijf 2] , [adres bedrijf 2] te Barendrecht
Levering agent: [bedrijf 3]
Naam schip: [schip]
Datum (vertrek): 23-06-2020 16:59
Lading: 21560 kilo verse ananas.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 326 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
[bedrijf 2] had op 6-7-2020 te 10:58 uur het transport uitbesteed aan [bedrijf 4] .
4. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 183 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Binnen het onderzoek 26Norridge is een verdachte aangemerkt die ervan wordt verdachte samen met anderen partijen cocaïne binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland te brengen. Gedurende het onderzoek is gebleken dat de verdachte gebruik maakt van een vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] . De vrachtwagen werd voorzien van een baken.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 423 en 431 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , bekeek de gegevens afkomstig van het privételefoontoestel van [verdachte] . Dit is een Samsung GSM SM-G935F Galaxy S7 Edge. Op 8 mei 2020 is een afbeelding opgeslagen. Dit is een foto van een vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] .
6. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 186 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 6 juli 2020 omstreeks 18:00 uur bleek dat de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] stond geparkeerd aan de Elbeweg te Rotterdam nabij de brandweerkazerne.
Op 7 juli 2020 omstreeks 11:15 uur is het onderzoeksteam naar de Elbeweg gereden om te kijken naar de situatie rond de vrachtwagen. Gezien werd dat de vrachtwagen op de locatie geparkeerd stond. Naast de vrachtwagen bevond zich een andere vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] . Beide vrachtwagens staan op naam van [bedrijf 8] en waren niet voorzien van een container.
Op 7 juli 2020 omstreeks 15:00 uur kwam het observatieteam ter plaatse om de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] onder observatie te nemen. Op dat moment was de vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] niet meer aanwezig. Door het onderzoeksteam werd de vrachtwagen met [kenteken 1] in de ANPR geplaatst.
7. Het geschrift, te weten een email van [bedrijf 2] aan [bedrijf 3] d.d. 8 juli 2020, pagina 318 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
De container [kenmerk] is gisterenmiddag om 15:49 uur gelost van de boot.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 411 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Er zijn twee telefoons in beslag genomen die in gebruik waren bij verdachte [verdachte] . Een betreft een Samsung J2. In deze telefoon is het whatsappgesprek aangetroffen tussen het contact “ [naam 1] ” en de gebruiker van de telefoon.
Om 15:00 uur stuurt het contact “ [naam 1] ” een foto van een gesprek:
3:58 PM: ja proberen
3:58 PM: straks wilt bv ophalen
3:58 PM: En zien ze dat we aangemeld staan.
3:58 PM: Er is een kleine gaatje tussen 15:00 t/m 16:00.
9. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 380 tot en met 384 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Onder verdachte [verdachte] werd een mobiele telefoon in beslag genomen en uitgelezen. Het betreft een Samsung Core J2.
Op 7 juli 2020 vindt er een inkomend gesprek plaats in whatsapp tussen het telefoonnummer [telefoonnummer 1] met de naam “ [naam 1] ” en de telefoon die in beslag is genomen onder verdachte [verdachte] . De tijden in de berichten komen niet overeen met de werkelijke tijd. In de whatsapp-gesprekken zit een tijdsverschil van een uur. De daadwerkelijke tijd is dus de tijd van deze whatsappgesprekken plus een uur.
14:54 uur: [naam 1] is het nog druk. Bak is geland. Denk je dat je hem mee krijg? Kunnen we proberen denk je?
(…)
14:57 uur: Geen kans tenzij er iets wordt geregeld kwa tijd bij de aanmelding
14:58 uur: Kan je proberen [naam 1] om toch te gaan
(…)
15:00 uur: Kijk er is een klein gaatje
15:01 uur: Probeer maar gewoon [naam 1]
15:01 uur: Oke wat jullie willen
(…)
17:00 uur: Ben je al bij de poort
17:04 uur: Ja
(…)
17:05 uur: Wacht even
17:05 uur: Nog nix doe
17:05 uur: Doe maar net of je bel
(…)
17:07 uur: Krijg nieuwe tar
17:07 uur: Ik stuur die gewoon hier op. Moment. En daarna stuur ik die in de mail
17:09 uur: [nummer] . Doe deze tar [naam 1]
(…)
17:15 uur: Gas erop [naam 1]
17:22 uur: Sta je al in blokken [naam 1] ?
(…)
17:23 uur: Als je container heb maak dan foto van contajner en zegel. Van zegel dicht bij aub
17:23 uur: Dat we goed nr kunnen zien
(…)
10. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 358, 359 en 361 van voormeld eind-proces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb de camerabeelden bekeken van [bedrijf 14] van de haven Rotterdam. Op 7 juli 2020 om 19:53:16 uur zag ik een vrachtwagen met oplegger weg rijden vanuit de terminal. Ik zag dat de oplegger op de vrachtwagen zat. Vervolgens
is te zien dat de vrachtwagen om 19:53:53 weg reed in de richting van de uitgang van de haven. Het kenteken [kenteken 1] is te zien.
11. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 186 en 187 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 7 juli 2020 omstreeks 18:23 uur reed de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] naar het parkeerterrein nabij de toegang van “ [bedrijf 15] ” aan de [adres 2] te Rotterdam ( [adres 3] ). Omstreeks 19:55 uur reed de vrachtwagen weer weg van het terrein en verliet de Maasvlakte. De vrachtwagen heeft zich ongeveer 29 uur bevonden op de Maasvlakte met chauffeur zonder enige bedrijfsmatige handelingen te verrichten. Nadat de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] was weggereden reed deze richting de autosnelweg A15. Omstreeks 20:20 uur reed de vrachtwagen door de Botlektunnel. Op dat moment kreeg het onderzoeksteam een melding van de ANPR dat de vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] ook in dezelfde richting door deze tunnel reed. Door het observatieteam werd gezien dat de vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] op dat moment was voorzien van een container met nummer [kenmerk] . Door het observatieteam werd gezien dat beide vrachtwagens, bij elkaar in de buurt rijdend, in de richting van Breda reden.
12. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 380 en 385 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 7 juli 2020 vind er een inkomend gesprek plaats in whatsapp tussen het telefoonnummer [telefoonnummer 1] met de naam “ [naam 1] ” en de telefoon die in beslag is genomen onder verdachte [verdachte] . De tijden in de berichten komen niet overeen met de werkelijke tijd. In de whatsapp-gesprekken zit een tijdsverschil van een uur. De daadwerkelijke tijd is dus de tijd van deze whatsappgesprekken plus een uur.
(…)
19:02 uur: Ze kunnen jou niet bijhouden
19:02 uur: Beetje gas minderen aub
19:02 uur: emoji duimpje omhoog
20:00 uur: En in de truck blijven
20:01 uur: Niet uit stappen
(…)
13. Het proces-verbaal observeren 7 juli 2020, pagina 207 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Omstreeks 21:00 uur werd waargenomen dat de vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] met daaraan gekoppeld de oplegger met kenteken [kenteken 3] met daarop de container, het terrein van [bedrijf 9] aan de [adres 1] te Breda op reed. Omstreeks 21:01 werd gezien dat de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] met daaraan gekoppeld de oplegger met kenteken [kenteken 4] ter hoogte van de rotonde Rijsbergseweg met de Effenseweg te Breda keerde en richting de Graaf Engelbertlaan te Breda reed.
14. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 136 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik moest naar Breda rijden. Toen ik daar was stonden er al mensen op mij te wachten.
15. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 274 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
[medeverdachte 2] heeft eerder al de [adres 1] bij zijn contactgegevens opgegeven. Ook heeft hij in 2010 een mailadres opgegeven dat eindigt op [internetsite] , een website die te linken is aan het bedrijf aan de [adres 1] .
16. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 275, van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
[naam 4] verklaarde dat hij directeur is van het bedrijf [bedrijf 5] . [naam 5] was de eigenaar van het bedrijf. Op 7 juli 2020 te 16:45 uur was hij weggegaan en [medeverdachte 2] was nog als enige in het bedrijf aanwezig.
17. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 210 en 211 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 7 juli 2020 omstreeks 21:05 uur reed ik, verbalisant [verbalisant 3] , samen met collega [verbalisant 4] het terrein aan de [adres 1] te Breda op. Ik zag aan de achterzijde een trekker-opleggercombinatie achter het pand staan. Ik zag dat de bestuurder van de vrachtwagen nog in de cabine zat. Collega [verbalisant 4] liep in de richting van de chauffeur. Ik liep naar de linker- zijde van de vrachtwagen. Tijdens het aanlopen zag ik aan de achterzijde van de oplegger de containerdeur openstaan en zag daar een man met een breekijzer staan. Ik ben hierop in de richting gelopen van deze man. Ik zag dat hij mij zag en zichtbaar schrok. Ik zag dat hij de breekijzer liet vallen en van mij wegrende. Hierop heb ik op niet misstaande wijze de man aangeroepen met de woorden “staan blijven, politie”. De man reageerde daar niet op en bleef van mij af rennen. Hierop ben ik achter de man aangerend en tijdens het rennen hoorde ik collega [verbalisant 4] ook roepen “staan blijven, politie”. Kort daarna hoorde ik twee pistool schoten. Terwijl ik achter de rennende man aanrende zag ik dat er aan de rechterzijde van mij een tweede man kwam aanrennen. Ik zag dat beide personen over een houten schutting klommen om aan mij te ontkomen. Hierop klom ik op een stellage en zag dat de man waar ik in eerste instantie achteraan liep aan de andere zijde van de schutting lag. Ik zag dat de verdachte zijn handen in de lucht stak en bleef zitten. De tweede man kon ontkomen. De verdachte werd geboeid en bleek verdachte [medeverdachte 1] te zijn. Nadat verdachte [medeverdachte 1] was afgevoerd door collega’s ben ik achtergebleven op de locatie. Ik hoorde portofonisch van
de ZULU dat zij een persoon hadden waargenomen die tegen de geluidswal aan zat. Hierop ben ik samen met collega [verbalisant 5] naar de persoon gelopen. Ik zag dat het de man was die ik eerder had zien ontkomen. De man hebben wij aangehouden en bleek verdachte [medeverdachte 2] te zijn.
18. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 220 en 221 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag dat er een chauffeur in de cabine van de vrachtwagen zat en riep met harde stem “politie laat je handen zien”. Ik zag direct daarna dat er twee andere mannen achter de container van de vrachtwagen stonden. Ik zag dat de mannen achter de container vandaan kwamen en mij aankeken. Ik riep daarna met al mijn stemvermogen “politie, staan blijven”. Ik zag dat de twee mannen achter de container direct er rennend vandoor gingen. In verband met de gevaarzetting van verdachten die zich bezig houden met grootschalige import van verdovende middelen besloot ik om mijn vuurwapen ter hand te nemen en twee waarschuwingsschoten te lossen in de lucht. Ik riep daarbij nog een keer “politie staan blijven”. Ik zag dat collega [verbalisant 3] achter de twee verdachten aanrenden en ik besloot de chauffeur onder controle te houden ter aanhouding. De chauffeur bleek verdachte [verdachte] te zijn.
19. Het proces-verbaal van bevindingen, afzonderlijk en ongenummerd toegevoegd aan dossier, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag nadat ik was uitgestapt dat er een chauffeur in de vrachtwagen zat en riep deze als eerste aan. Op datzelfde moment keek ik naar de achterzijde van de vrachtwagen en zag dat er daar twee mannen naast elkaar stonden op ongeveer een meter afstand achter de container.
20. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 219 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , zag dat de rechter containerdeur open stond.
21. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 227 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik zag dat de vrachtwagen aan de achterzijde van genoemd pand was geparkeerd en dat er een deur open stond vlakbij de openstaande containerdeur. In het pand zijn geen personen meer aangetroffen.
22. Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris van 25 februari 2021, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Voor 7 juli 2020 had ik een andere klus. Ik moest een filmpje maken van het openen van een bepaalde container. Ik moest laten zien hoe die container openging met een betonschaar en een koevoet. Die klus was op hetzelfde bedrijf aan de [adres 1] in Breda.
Ik heb ongeveer 5 minuten gewacht in de auto totdat de vrachtwagen kwam. U vraagt mij wanneer het aan mij is gevraagd om een container te gaan openen. Een paar dagen van te voren. Volgens mij zou eerst de datum 6 juli 2020 zijn, maar toen werd ik gebeld. Ik ben toen 7 juli 2020 tussen 17:00 uur en begin avond gebeld dat het die avond zou zijn. Het klopt dat ik een koevoet heb gebruikt. De afspraak was dat het gereedschap op de locatie zou liggen. Daarbuiten lag wat ik nodig had.
23. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 228 en 229 van het eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Wij zagen dat de rechterdeur van de koelcontainer geopend was en dat er op de grond ter hoogte van de rechterdeur een betonschaar en een koevoet lag.
Wij zagen, toen wij in deze geopende koelcontainer keken, dat deze onder meer was geladen met een pallet waarop in zwart plastic omwikkelde pakketten waren opgestapeld. In totaal zag en telde ik 36 soortgelijke pakketten. Naast deze pakketten zag ik dat de koelcontainer beladen was met dozen ananas met opschrift “Costa Rica”.
Door mij, verbalisant [verbalisant 7] , werd het verbroken zegel aangetroffen op de balustrade bij de achterzijde van het pand ter hoogte van de achterzijde van de koelcontainer. Ik zag dat het een oranje gekleurd containerzegel was voorzien van nummer [zegelnummer] .
Op 8 juli 2020 omstreeks 00:45 uur is de in beslag genomen vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] , de trailer met kenteken [kenteken 3] en de koelcontainer met nummer [kenmerk] , inclusief de lading ananas en de pallet met 36 zwarte in plastic omwikkelde pakketten voor nader onderzoek overgedragen aan het Team Bijzonder Bijstand van de Douane/FIOD.
24. Het proces-verbaal van overname, onderzoek en vernietiging, pagina 245 van het eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Wij, verbalisanten, zagen en telden 36 balen, gemaakt van zwart jute. Alle 36 balen zijn opengemaakt en geleegd. Wij zagen en telden in iedere baal 25 pakketten.
Het brutogewicht van de in totaal 900 pakketten bedroeg 923,62 kilogram. Het nettogewicht van deze 900 pakketten bedroeg in totaal 897,44 kilogram.
25. Het geschrift, te weten het rapport van het Douanelaboratorium, pagina’s 270 en 271 van het eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Een verzegelde plastic zak met daarin:
AANJ1794NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1795NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1796NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1797NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1798NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1799NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1800NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1801 NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1802NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1803NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1804NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1805NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1806NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1807NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1808NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1809NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1810NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1811 NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1812NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1813NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1814NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1815NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1816NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1817NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1818NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1819NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
Het materiaal werd onderzocht met behulp van microchemische reacties en met behulp van gaschromatografie met massaselectieve detectie. Het materiaal van alle bovenvermelde SIN-nummers bevat cocaïne. Deze substantie is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
26. Het geschrift, te weten een email van [bedrijf 2] aan [bedrijf 3] d.d. 8 juli 2020, pagina 318 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
De container [kenmerk] was gisterenmiddag vertrokken vanaf de terminal om 19:56 uur, echter niet door de door ons opgegeven transporteur en ook is niet bekend door wie wel.
27. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 286 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
In de vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] is een RWG routing ticket aangetroffen en een CMR vrachtbrief.
De routing ticket verkrijgt een chauffeur als hij een pincode intoetst om het terrein op te rijden. Hier staat het nummer van de container op vermeld en de locatie waar de container staat. Op het ticket staat vermeld dat het container [kenmerk] betreft, op de locatie terminal L026.
De CMR vrachtbrief betreft een document van 4 doorslagen. Normaliter is de vrachtbrief van te voren al getypt/geprint ingevuld. Het kan zijn dat de chauffeur deze handmatig invult. Als dit het geval is moet de vrachtbrief in zijn geheel ingevuld zijn. De aangetroffen CMR vrachtbrief d.d. 7-7-2020 is deels ingevuld en ondertekend door verdachte [verdachte] . Als zender staat ingevuld [adres 2] te Rotterdam. Als geadresseerde van de container staat ingevuld [bedrijf 3] [adres bedrijf 3] te Rotterdam. Als plaats voor de aflevering staat ingevuld Rotterdam NL. De invuller van de vrachtbrief heeft geen container nummer ingevuld, geen inhoud, geen gewicht, enkel het zegelnummer [zegelnummer] . Als vervoerder staat ingevuld [bedrijf 6] te Eindhoven. Bij de hand- tekening van de vervoerder stat ingevuld [verdachte] [kenteken 1] met een handtekening.
28. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 423, 424, 429 en 430 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , bekeek de gegevens afkomstig van het privételefoontoestel van [verdachte] .
Tekstberichten:
22-05-2020 15:06:30 (UTC+0)
Inkomend bericht van [telefoonnummer 2] “ [naam 6] ”
Alfa pass niet vergeten
(…)
22-05-2020 18:11:32 (UTC+0)
Inkomend bericht van [telefoonnummer 2]
Truck [kenteken 5] drive to
Lane 1/2/7/8/9/
Visit 4626156
Sent by DPWorld
(…)
In de politiesystemen zie ik dat er op 7 juli 2020 aangifte is gedaan waarbij kenteken [kenteken 5] als betrokken entiteit is ingevoerd. Dit is een aangifte betreffende diefstal dan wel verduistering van een zeecontainer met inhoud op 19 juni 2020. De aangifte is gedaan namens [bedrijf 10] . Kort samengevat geven zij aan dat zij een container op moesten laten halen bij de Euromax Container Terminal in Rotterdam. Toen hun transporteur daar aan kwam, bleek de container al te zijn afgehaald. De container was bedoeld voor [bedrijf 11] en zij gaven aan dat de container uiteindelijk naar [bedrijf 12] in Aartselaar, België, vervoerd moest worden. Echter voor dit afleveradres bekend was, is de container al onrechtmatig afgehaald bij de Terminal. De container is door de chauffeur die de container heeft afgehaald uiteindelijk naar [bedrijf 13] in Giessen gebracht. [bedrijf 13] heeft op 22 juni 2020 contact opgenomen met [bedrijf 10] dat zij een container geleverd hebben gekregen die niet voor hen bedoeld was. Zij hebben informatie betreffende die chauffeur aangeleverd. Hieruit bleek dat de chauffeur [verdachte] was.
Zoekopdrachten
Ik zie in een map met “searched items” een aantal zoekvragen staan. (…)
19-06-2020 10:17:55 (UTC+0) [adres 1] breda
19-06-2020 13:43:03 (UTC+0) [adres 1] breda
19-06-2020 14:42:09 (UTC+0) [adres 1] breda
20-06-2020 09:42:44 (UTC+0) [adres 1] breda
21-06-2020 09:13:07 (UTC+0) [bedrijf 13] giessen
22-06-2020 03:36:48 (UTC+0) [bedrijf 13] giessen
22-06-2020 06:44:35 (UTC+0) [bedrijf 13] giessen.
29. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 449 en 450 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Uit het onderzoek van de Samsung S7 Edge van verdachte blijkt dat het nummer op 19 juni 2020 om 09:33 uur aanstraalde op de mastlocatie Maasvlakteweg [adres 2] . Het nummer straalde op deze locatie voor het laatst aan om 10:15 uur. Om 17:38 uur straalde het nummer aan op de mastlocatie Effenseweg in Breda. Het nummer straalde daar voor het laatst aan om 18:54 uur. De Effenseweg in Breda ligt in de nabijheid van de [adres 1] in Breda.
30. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 495 tot en met 509 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik, verbalisant [verbalisant 8] deed onderzoek naar de inhoud van de telefoon die op 7 juli 2020 onder verdachte [medeverdachte 1] in beslag werd genomen. Het toestel betreft een Iphone Xs.
Tussen de videobestanden trof ik een filmpje aan van de achterkant van een zeecontainer. Hieronder volgt een beschrijving van het bestand.
Ik herken de stem welke in dit filmpje zegt “kom maar dan hou ik die even vast” als de stem van [medeverdachte 1] . Ik herken zijn stem omdat ik deze op verschillende audiobestanden en spraakberichten heb gehoord welke op zijn mobiele telefoon staan. De andere stem werd door politieambtenaar [verbalisant 1] herkend als zijnde de stem van [medeverdachte 2] .
Hieronder volgt een volledig uitgewerkt verslag van het geluid van het filmpje:
(…)
De achterzijde van een zeecontainer is in beeld. De zegels welke op de container zitten worden in beeld gebracht.
Zegel 1 wordt van dichtbij in beeld gebracht.
[medeverdachte 1] : kom maar dan hou ik die even vast.
[medeverdachte 2] : Heel effe die omhoog, die draadje omhoog
Hierna wordt het staaldraadje omhoog gedaan zodat het nummer op het zegel duidelijk in beeld is. Hierna wordt het tweede zegel in beeld gebracht.
[medeverdachte 2] : Hé? Ja, dinges wij doen filmen, filmen doe ik.
[medeverdachte 2] : Oke wacht, even wachten dan. Doe ik, even wachten.
Hierna wordt een betonschaar in beeld gebracht welke om de tweede zegel gezet is.
(…)
[medeverdachte 2] : Nee nee nog niet nog niet, nog niet even wachten even wachten
De betonschaar wordt van de zegel af gehaald.
[medeverdachte 2] : Moet ook foto’s maken.
(…)
Ondertussen wordt de grond en achterzijde van de container en oplegger gefilmd. Kenteken van de oplegger betreft [kenteken 6] Onderzoek in de politiesystemen toont aan dat dit de oplegger met dit kenteken op 18 mei 2020 is aangetroffen met daarin een lading noten afkomstig uit Brazilië.
Betonschaar wordt om zegel 1 gezet.
(…)
[medeverdachte 1] knipt de eerste zegel door. En er valt een gedeelte op de grond.
Kort wordt de achterzijde van de container in beeld gebracht daarna wordt er een pand in beeld gebracht. Dit pand betreft de achterzijde van [bedrijf 5] gelegen aan de [adres 1] te Breda.
(…)
Tijdens het overgeven komt kort de man in het grijze trainingspak in beeld. De persoon heeft veel gelijkenissen qua uiterlijke kenmerken en silhouet met [medeverdachte 2] .
(…)
[medeverdachte 2] : [naam 1] niet te veel rommel maken. Zal ik een trapje pakken, trapje.
[medeverdachte 1] scheurt papier en klimt op de lading.
[medeverdachte 2] : Derde, uh derde
[medeverdachte 1] : Derde rij
[medeverdachte 2] : Ja derde
[medeverdachte 2] : Zie je ze zitten?
[medeverdachte 1] : Links of rechts?
[medeverdachte 2] : Allen twee
(…)
[medeverdachte 1] : Ik heb nog niks gezien.
[medeverdachte 1] scheurt het papier weg boven de zakken noten.
[medeverdachte 2] : Zie je wat?
[medeverdachte 1] : Nee niks die zitten er onder.
(…)
[medeverdachte 2] : Ja... ntv..als vorige keer. Ja das gewoon zoeken.
31. Het geschrift, te weten het mutatierapport, pagina 515 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
De eigenaar van Tybex, [naam 7] , gaf aan dat een container was binnengekomen waarvan hij de herkomst niet herkende. Het land van herkomst was Brazilië. Het was de bedoeling dat [bedrijf 10] deze container vervolgens verstuurde naar een klant van hen in Engeland. Hiervoor had [bedrijf 10] echter geen toestemming gegeven. Ook was het gegenereerde pinnummer onbekend voor [bedrijf 10] . Hier is vermoedelijk mee gefraudeerd.
Omdat [naam 7] het niet vertrouwde, had hij de container geopend en zag hij dat de
container gevuld was met big bags noten. [naam 7] zag verder dat er enkele big bags waren opengesneden. Vandaar zijn vermoeden dat er zich mogelijk illegale goederen in de container bevonden of hebben bevonden. De vrachtwagen was voorzien van kenteken [kenteken 7] , de oplegger was voorzien van het kenteken [kenteken 6] .
32. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 520 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 20 juli 2020 hoorde ik [medeverdachte 2] . Collega [verbalisant 8] heeft onderzoek verricht naar de digitale inhoud van de mobiele telefoon die in beslag is genomen onder [medeverdachte 1] . Zij toonde mij een aantal filmfragmenten. Ik herkende op deze filmfragmenten de stem van [medeverdachte 2] . Ik herkende dit door het stemgeluid en het accent, de manier van praten en de intonatie. Daarnaast herkende ik de omgeving op de filmfragmenten ook als de omgeving aan de achterzijde van het pand aan de [adres 1] .
33. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 273 en 274 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Volgens de Kamer van Koophandel is op de [adres 1] te Breda gevestigd [bedrijf 5] .
De directeur van dit bedrijf is [naam 4] .
[medeverdachte 2] heeft bij de politie eerder het adres [adres 1] opgegeven bij zijn contactgegevens. Ook heeft hij als aangever een aanvullende verklaring afgelegd van diefstal van buggy’s uit het bedrijf aan de [adres 1] , wat hij omschrijft als “ons”. Daarnaast heeft hij in 2010 een e-mailadres opgegeven dat eindigt op [internetsite] , de website die te linken is aan het bedrijf aan de [adres 1] .
34. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 275 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik, verbalisant [verbalisant 9] , trad ter doorzoeking binnen in het bedrijfspand [bedrijf 5] aan de [adres 1] te Breda. In het pand was een persoon aanwezig. Hij gaf mij op te zijn [naam 4] . Hij verklaarde dat [naam 5] de eigenaar van het bedrijf is. Hij verklaarde dat hij op 7 juli 2020 om 16:45 uur was weggegaan en dat [medeverdachte 2] toen nog als enige in het bedrijf aanwezig was.
35. Het geschrift, te weten Modus operandi “pincode smokkel”, pagina’s 284 en 285 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Modus Operandi “pincode smokkel”
Vanuit diverse opsporingsonderzoeken van onder andere het HARC-team, de Zeehaven- politie en de Dienst Regionale Recherche van de Eenheid Rotterdam is gebleken dat er een zeer sterke stijging is in vergelijking tot voorgaande jaren van de diefstal van containers vanaf diverse terminals door het onrechtmatig gebruik van zogeheten pincodes. Sinds eind 2018 zijn mij meer dan 60 incidenten bekend geworden. De diefstallen lijken voornamelijk gerelateerd aan de smokkel van verdovende middelen, want er zijn vele duizenden kilo's cocaïne onderschept. Vermoedelijk is een veelvoud hiervan op de criminele markt gekomen.
Modus operandi ‘pincode diefstal’
De modus operandi (MO) waarmee de diefstal werd gepleegd was in alle gevallen ongeveer
dezelfde: Een chauffeur komt bij de terminal om een recent geloste en vrijgegeven container op te halen. Hierbij heeft de chauffeur de juiste gegevens bij zich: een containernummer en de bijbehorende pincode. Na onderzoek van politie of een melding van de ontvanger (klant) blijkt echter dat deze chauffeur niet de vervoerder van de container had moeten zijn en dat de container buiten medeweten van de klant en de rechtmatige vervoerder is meegenomen. Op enig moment in het logistieke proces lijken criminelen de pincode van de container te hebben bemachtigd om de container onrechtmatig weg te halen. De containers worden soms helemaal niet meer aangetroffen, soms met een ontbrekende lading en in andere gevallen zonder ontbrekende lading, maar veelal met een vervalst zegel op de container. Daarnaast worden containers soms op verkeerde plaatsen afgeleverd, omdat de criminelen schijnbaar niet het juiste afleveradres weten. Het vermoeden bestaat dat de container verdovende middelen heeft bevat en dat deze uit de container zijn weggenomen.
Vrijstelreferentie/pincode
De vrijstelreferentie, in de volksmond pincode genoemd, wordt door de rederij gemaakt en verstrekt. De vrijstelreferentie (pincode) is een bij de container behorend uniek nummer dat uit een verschillend aantal cijfers en/of letters of een combinatie daarvan bestaat. In principe geeft een rederij na betaling van de kosten en het overleggen van het eigendomsbewijs van de container (Bill of Lading of Waybill) een pincode aan de klant (eigenaar van de goederen in de container) of een (douane-)expediteur welke vervolgens de douaneformaliteiten en het vervoer vanaf de containerterminal gaat regelen. De klant of expediteur zal een transport- onderneming benaderen en deze de vrijstelreferentie/pincode verstrekken, zodat deze de container kan gaan ophalen.
Uithalen container vanaf de terminal door middel van de pincode
Een container in de Rotterdamse haven kan bij de grote containerterminals pas worden opgehaald als deze is voorgemeld via Portbase, dit is, kort gezegd, een digitaal platform waarbinnen containers moeten worden aangemeld alvorens deze mogen worden opgehaald bij de Rotterdamse haventerminals. Daarnaast moet deze aanmelding aan vier voorwaarden voldoen (container is aanwezig, er is een commerciële vrijstelling, er is geen douane blokkade en de douane documenten zijn aanwezig), er wordt dan ook wel gezegd dat ‘alle vier de bolletjes op groen staan’.
Wat uit diverse onderzoeken is gebleken is dat indien een transportonderneming beschikt over een pincode, deze de bijbehorende container bij de ECT kan ophalen, ongeacht of dit ook de transportonderneming was welke zich heeft voorgemeld via Portbase. Anders gezegd: als de container is voorgemeld via Portbase en alles ‘staat op groen’ dan kan een willekeurige transporteur die de beschikking heeft over de pincode de container ophalen bij de ECT en Uniport.
Rol transportbedrijven
Zoals beschreven is het bij deze MO van belang dat er een transportbedrijf door criminelen wordt ingeschakeld om de container zo spoedig mogelijk, of in ieder geval eerder dan de legitieme vervoerder, op te halen van de terminal. In diverse onderzoeken is gezien dat de container daarna kortstondig in een loods of op een afgelegen plek wordt neergezet, waarna de cocaïne uit de container wordt gehaald, voordat de transporteur zijn weg vervolgd richting het beoogde legitieme afleveradres. Vaak wordt de container afgeleverd op de plaats van bestemming met een vervalst of ontbrekend zegel.
36. De verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 5 maart 2020, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik heb de vrachtwagen bestuurd vanuit de Maasvlakte naar Breda. Het hek stond open in Breda. Ik heb de vrachtwagen achteruit erin gezet. Daar werd ik opgevangen.