ECLI:NL:RBZWB:2021:1318

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
02/178516-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Beudeker
  • J. Vermolen
  • M. Veldhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van verlengde invoer van 900 kilogram cocaïne met gebruik van Encrochat-berichten

Op 19 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij de invoer van ongeveer 900 kilogram cocaïne. De verdachte, geboren in 1974 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. G.N. Weski. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 maart 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging betrof medeplegen van verlengde invoer van cocaïne, waarbij de verdediging aanvoerde dat de Encrochat-berichten, die door de Franse autoriteiten waren onderschept, niet rechtmatig waren verkregen. De rechtbank oordeelde dat de rechtmatigheid van de Franse opsporingsmethoden niet ter beoordeling stond en dat de Encrochat-berichten op basis van de JIT-overeenkomst en artikel 126dd Sv rechtmatig aan het dossier waren toegevoegd. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van vormverzuim en dat de verdachte opzettelijk betrokken was bij de invoer van de cocaïne. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf van zes jaar op, naast een geldboete van € 20.000,00.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/178516-20
vonnis van de meervoudige kamer van 19 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats]
wonende te [adres verdachte]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Alphen aan den Rijn
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 maart 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen ongeveer 900 kilogram cocaïne heeft ingevoerd.

3.Verweren met betrekking tot de Encrochat-gegevens

3.1
Het standpunt van de verdediging
In het dossier zijn Encrochat-berichten weergegeven. De verdediging voert aan dat de Encrochat-berichten door de Franse opsporingsautoriteiten zijn onderschept en ervoor hebben gezorgd dat de Nederlandse opsporingsautoriteiten mee konden lezen. Aan de hand van de thans in het dossier aanwezige stukken kan volgens de verdediging niet worden beoordeeld of het optreden van de Franse opsporingsautoriteiten rechtmatig is geweest en of de berichten, die door gebruikers van cryptotelefoons van Encrochat zijn uitgewisseld, als gevolg daarvan rechtmatig zijn verkregen. Verder ontbreekt een machtiging van de rechter-commissaris van dit arrondissement om die rechtmatigheid te kunnen toetsen.
In dit verband heeft de verdediging in de eerste plaats gesteld dat, in het geval de rechtbank Encrochat-berichten gebruikt voor het bewijs, de behandeling van de zaak moet worden aangehouden voor het verrichten van onderzoekswensen die met name zien op het toevoegen van documenten op grond waarvan kan worden beoordeeld of er een wettelijke grondslag was voor het optreden van de Franse autoriteiten.
Indien de rechtbank het voorwaardelijk aanhoudingsverzoek en dus de onderzoekswensen afwijst en er aldus een beoordeling dient plaats te vinden op basis van de thans beschikbare stukken, stelt de verdediging dat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) wegens het niet kunnen controleren van de rechtmatigheid en de grondslag van de verkregen Encrochat-berichten. In de optiek van de verdediging moet dit vormverzuim primair leiden tot niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, subsidiair tot bewijsuitsluiting van de Encrochat-berichten en meer subsidiair tot strafvermindering.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie voert aan dat de verdediging zich weliswaar op het standpunt stelt dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 359a Sv, maar in de optiek van de officier van justitie is daarvan geen sprake. De machtiging van de Nederlandse rechter-commissaris om Encrochat-berichten aan het dossier toe te voegen, maakt onderdeel uit van het onderzoek 26Lemont. De toets naar de rechtmatigheid heeft wel plaatsgevonden en van schending van de door de rechter-commissaris gestelde voorwaarden is geen sprake. Vervolgens is door de rechter-commissaris een akkoord gegeven om de Encrochat-gegevens te verstrekken. Daar komt bij dat de informatie is vergaard in het onderzoek 26Lemont en niet in het onderzoek tegen verdachte. Indien er dus al sprake zou zijn van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, waarvan in de optiek van de officier van justitie geen sprake is, dan is dat niet in deze zaak begaan. Daarom is de officier van justitie van mening dat het aanhoudingsverzoek en de onderzoekswensen moeten worden afgewezen en dat de verweren tot niet-ontvankelijkheid, bewijsuitsluiting en strafvermindering niet kunnen slagen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat in de brief van 28 september 2020 van het Landelijk Parket die aan het dossier is toegevoegd, wordt uitgelegd op basis van welke juridische grondslag het bewijsmateriaal van de gebruikers van cryptotelefoons van Encrochat in het dossier terecht is gekomen. Hieruit komt de volgende gang van zaken naar voren.
Op basis van een Frans strafrechtelijk onderzoek zijn het bedrijf Encrochat en de natuurlijke personen die daaraan gelieerd zijn onderzocht. Tijdens dit onderzoek in Frankrijk zijn strafvorderlijke bevoegdheden ingezet. Er is door middel van een ‘interceptie-tool’ inzicht en informatie verkregen over de communicatie die is gedeeld op het Encrochat-forum. De Franse politie heeft onder gezag van de Franse officier van justitie, na machtiging van een Franse rechter, de interceptietool ingezet. Omdat in Nederland een soortgelijk strafrechtelijk onderzoek is opgestart, is een Joint Investigation Team (hierna te noemen: JIT) opgericht door Nederland en Frankrijk. Het JIT richt zich op onderzoek van de verdenking rondom Encrochat en de personen die hiervan gebruik maken. In de JIT-overeenkomst is, zoals gebruikelijk, overeengekomen dat alle informatie en bewijsmiddelen die ten behoeve van het JIT worden vergaard, worden gevoegd in een gezamenlijk onderzoeksdossier.
Voorafgaand aan de fase van interceptie is binnen het Nederlands strafrechtelijk onderzoek 26Lemont onder ogen gezien dat de interceptie ook informatie zou (kunnen) opleveren, die direct afkomstig was van klanten en medewerkers van Encrochat die zich in Nederland bevonden. Binnen het onderzoek 26Lemont is door het Openbaar Ministerie geoordeeld dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van gebruikers in Nederland van Encrochat-telefoons voorzienbaar was. Er is daarom zekerheidshalve besloten om naast de rechterlijke machtiging in Frankrijk, waar de informatie werd vergaard, de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van Nederlandse gebruikers ook ter toetsing voor te leggen aan een Nederlandse rechter-commissaris, om die inbreuk te toetsen aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit en de aanwezigheid van een wettelijke grondslag. Dit heeft ertoe geleid dat een vordering als bedoeld in artikel 126uba Sv aan de rechter-commissaris is voorgelegd. De rechter-commissaris te Rotterdam heeft op 27 maart 2020 beslist om deze machtiging, ex artikel 126uba Sv, te verlenen onder een zevental voorwaarden.
Ten tijde van het indienen van de vordering als bedoeld in artikel 126uba Sv is een lijst van Nederlandse strafrechtelijke onderzoeken naar georganiseerde misdaadverbanden overgelegd, waarvan bekend was dat gebruik werd gemaakt van toestellen in Nederland. Ten aanzien van deze lijst heeft de rechter-commissaris toestemming gegeven om relevante gegevens uit 26Lemont te delen met die andere strafrechtelijke onderzoeken. Tevens is de informatie over de georganiseerde criminaliteit, die na analyse van de Franse informatie en de daarbij gehanteerde zoeksleutels later in beeld is gekomen, voorgelegd aan de rechter-commissaris ter toetsing aan diens machtiging. Het toevoegen van de later bekend geworden informatie aan in Nederland lopende strafrechtelijke onderzoeken is eveneens als rechtmatig beoordeeld.
In het dossier bevindt zich een tweetal documenten van het Landelijk Parket, waaruit blijkt dat op grond van artikel 126dd Sv, toestemming is gegeven voor het gebruik van de gegevens die zijn vergaard tijdens het onderzoek 26Lemont in deze zaak. De officier van justitie heeft deze Encrochat-berichten vervolgens aan het onderhavig dossier laten toevoegen.
Vooropgesteld wordt dat het internationale vertrouwensbeginsel in deze zaak aan de orde is. Dit brengt met zich dat de inzet van buitenlandse bevoegdheden op basis van buitenlands recht (in dit geval Frans recht) niet getoetst wordt door een Nederlandse rechter. De rechtmatigheid waarmee door de Franse autoriteiten de Encrochat-gegevens zijn achterhaald staat dus niet ter beoordeling en mag worden verondersteld aanwezig te zijn. Ditzelfde geldt voor de rechtmatigheid van de JIT-overeenkomst op basis waarvan de informatie in een gezamenlijk dossier is gevoegd.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het uit juridisch oogpunt noodzakelijk is geweest om een vordering in te dienen om een machtiging te verlenen ingevolge artikel 126uba Sv. Dit betreft een wettelijke bepaling die ondervangt onder welke voorwaarden kan worden binnengedrongen in een geautomatiseerd werk of gegevensdrager bij de georganiseerde criminaliteit. Dit is nu juist hetgeen reeds in Frankrijk heeft plaatsgevonden, aldaar als rechtmatig is beschouwd, en op basis van het vertrouwensbeginsel niet nog een keer door de Nederlandse Rechtspraak wordt beoordeeld.
In het licht van het internationale vertrouwensbeginsel wordt niet ingezien hoe de Nederlandse machtiging aan de in Frankrijk vastgestelde rechtmatigheid van eventuele aldaar geconstateerde inbreuken kan toe of af doen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat aan het eventueel niet voldoen aan voorwaarden gekoppeld aan die Nederlandse machtiging geen rechtsgevolgen kunnen worden verbonden. De Encrochat-gegevens zijn aan het onderhavige dossier toegevoegd op grond van artikel 126dd Sv. Dit betreft de wettelijke basis waarop informatie uit strafrechtelijke onderzoeken onderling gedeeld kan worden. Het is niet gebleken dat deze toevoeging onrechtmatig tot stand is gekomen.
De rechtbank concludeert uit het vorenstaande dat het internationaal vertrouwensbeginsel, de JIT-overeenkomst en artikel 126dd Sv ertoe leiden dat, zowel voor de achterhaalde Encrochat-berichten als voor de toevoeging daarvan aan dit dossier, niet is gebleken van enig vormverzuim of ander onrechtmatig handelen.
Het voorgaande leidt ertoe dat het voorwaardelijk aanhoudingsverzoek wordt afgewezen en dat de verweren tot niet-ontvankelijkheid, bewijsuitsluiting en strafvermindering worden verworpen.

4.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) invoer van ongeveer 900 kilogram cocaïne.
5.2
Het standpunt van de verdediging
In de optiek van de verdediging geldt dat aan het feitelijk aanwezig zijn van verdachte in de buurt van de container met cocaïne onvoldoende handelingen kunnen worden ontleend op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken, dat sprake is van medeplegen aan de verlengde invoer. Ook bevat het dossier geen bewijs dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat zich in de container cocaïne bevond noch dat hij kon weten dat de container eraan kwam. De alternatieve lezing van verdachte, dat hij slechts naar die locatie is gegaan om meubels op te halen, kan niet op voorhand onaannemelijk worden geacht, omdat er geen bewijsmiddelen voorhanden zijn die dat alternatieve scenario tegenspreken. Bovendien blijkt uit het ter zitting overgelegde overzicht, dat verdachte pas om 20.54 uur het alarm bij het bedrijf aan de [adres 1] in Breda heeft uitgeschakeld.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
5.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
5.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feitelijke gang van zaken
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is ten aanzien van de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de invoer van de cocaïne, het verdere vervoer naar het pand aan de [adres 1] in Breda en de bevindingen op
die locatie, het volgende komen vast te staan.
[bedrijf 1] , gevestigd aan de [adres bedrijf 1] te Ridderkerk, heeft een lading ananassen gekocht in Costa Rica. [bedrijf 1] heeft het vervoer van de lading uitbesteed aan [bedrijf 2] . [bedrijf 2] heeft op haar beurt het overzeese transport uitbesteed aan [bedrijf 3] . Op 23 juni 2020 om 16:59 uur is het schip [schip] in opdracht van [bedrijf 3] met de lading ananassen in de container met nummer [kenmerk] vertrokken uit Costa Rica richting de Maasvlakte in Rotterdam. Deze container was verzegeld en voorzien van zegelnummer [zegelnummer] .
Op 7 juli 2020 om 15:49 uur is de container op de Maasvlakte bij de terminal gelost van het schip. Het verdere transport vanaf de terminal op de Maasvlakte heeft [bedrijf 2] uitbesteed aan [bedrijf 4] . [bedrijf 4] heeft daarvoor meerdere vooraanmeldingen gedaan in Portbase. Op 7 juli 2020 omstreeks 19:53 uur is voormelde container echter opgehaald bij de terminal door een niet bedoelde transporteur. Om 19:55 uur heeft een vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] de Maasvlakte verlaten. Deze vrachtwagen bleek voornoemde container te vervoeren.
De bestuurder van de vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] heeft voornoemde container rechtstreeks vervoerd naar het adres [adres 1] te Breda, waar het bedrijf [bedrijf 5] is gevestigd. De bestuurder is omstreeks 21:00 uur ter plaatste gearriveerd. Omstreeks 21:05 uur heeft de politie het terrein [adres 1] te Breda betreden.
Op het moment dat de politie voornoemd terrein betrad, zat medeverdachte [medeverdachte 1] in de cabine van de vrachtwagen die de container had vervoerd en renden twee personen weg van wie één persoon een breekijzer uit de hand liet vallen. Eén deur van de container stond al open op het moment dat de politie arriveerde. Door de geopende deur was te zien dat de container geladen was met dozen ananassen. In de deuropening van de container stond ook nog een pallet met zwart jute balen. Medeverdachte [medeverdachte 2] werd vervolgens door de politie aangetroffen achter een schutting. Hij bleek degene te zijn die het breekijzer in de hand had gehad. Verdachte werd door de politie aangetroffen bij de geluidswal van de rijksweg A16. Verder zijn er geen personen op het terrein aangetroffen.
Op de pallet in de geopende zeecontainer lagen 36 zwart jute balen. In elke baal zaten 25 pakketten. De inhoud van elk pakket is positief getest op cocaïne. Het totale nettogewicht van de cocaïne bedraagt 897,44 kilogram.
Naast de container werden een betonschaar en een koevoet aangetroffen. Ter hoogte van de achterzijde van de container werd ook een verbroken zegel aangetroffen met zegelnummer [zegelnummer] .
Betrokkenheid en rol verdachte
Verdachte ontkent dat hij wetenschap had van de in de container aangetroffen cocaïne noch dat hij wist van de komst van de vrachtwagen. Verdachte heeft verklaard dat hij slechts op de locatie aanwezig was om meubels op te halen en dat hij net naar de vrachtwagen toe liep om te vragen wat zij kwamen doen toen de politie kwam. Volgens verdachte is hij uit schrik gevlucht toen er ineens schoten werden gelost.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit de bevindingen van de politieagenten leidt de rechtbank af dat zij zich bekend maakten toen zij het terrein betraden. Toen verdachte de politie zag, is hij gaan rennen. Pas nadat de politie meer- malen riep “politie, staan blijven” en daar geen gehoor aan werd gegeven, heeft de politie waarschuwingsschoten gelost. Ook leidt de rechtbank uit de bevindingen van een van de politieagenten af dat die bij het betreden van het terrein zag dat er twee mannen naast elkaar op ongeveer een meter afstand achter de container stonden. De bevindingen van de politie wijken daarmee in belangrijke mate af van de verklaring van verdachte. Nu de bevindingen op ambtseed zijn opgemaakt door de politie gaat de rechtbank uit van de juistheid van die bevindingen.
Uit het ter terechtzitting door de verdediging overgelegde overzicht blijk inderdaad dat verdachte circa vijf minuten voordat de vrachtwagen arriveerde (om 20.54 uur) het alarm van het pand heeft uitgeschakeld. Ook medeverdachte [medeverdachte 2] is volgens zijn eigen verklaring rond die tijd op het terrein aangekomen en heeft daar op de vrachtwagen gewacht. Hieruit kan ook worden afgeleid dat verdachte op de hoogte was van de komst van het transport. De benodigde personen voor het toegang verkrijgen tot het terrein en voor het uitladen van de cocaïne waren vlak voor de aankomst van de betreffende vrachtwagen op de juiste plaats aanwezig. Het kan best zijn dat verdachte ook meubelen op kwam halen, maar dat sluit niet uit dat hij ook aanwezig was voor het in ontvangst nemen van de cocaïne.
Verdachte was in het bezit van een sleutel van het terrein en het pand en was de enige die aanwezig was die het mogelijk maakte dat de vrachtwagen het terrein op kon rijden. De vrachtwagen moest naar dit adres rijden en het was geen toeval dat de vrachtwagen daar stond. Dit blijkt ook uit het eerdere transport waar medeverdachte [medeverdachte 2] over verklaart. Als verdachte het terrein niet toegankelijk had gemaakt, hoe had de vrachtwagen met het miljoenentransport in de zeecontainer dan het terrein op kunnen rijden?
Uit de bewijsmiddelen komt daarnaast naar voren dat de [adres 1] te Breda een essentiële locatie blijkt te zijn. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft immers de opdracht gekregen om de container, in afwijking van het oorspronkelijke afleveradres in Ridderkerk, te vervoeren naar deze locatie en volgens hem zouden daar al mensen klaar staan. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat hiermee medeverdachten [medeverdachte 2] en verdachte worden bedoeld. Zij zijn immers de enige personen die op de locatie waren.
Dat het een essentiële locatie is, leidt de rechtbank ook af uit het filmpje van 14 mei 2020, dat op de onder medeverdachte [medeverdachte 2] in beslag genomen iPhone XS is aangetroffen. Op dit filmpje is medeverdachte [medeverdachte 2] door de politie herkend. Ook heeft de politie op het filmpje een stem herkend als de stem van verdachte en een silhouet die gelijkenissen met verdachte vertoont. De locatie in het filmpje is herkend als de achterzijde van het pand in Breda aan de [adres 1] . Het kenteken van de oplegger waarop de container staat is in beeld gebracht en uit onderzoek is gebleken dat de oplegger met de container op 18 mei 2020 is aangetroffen met daarin een lading noten afkomstig uit Brazilië. Het vermoeden was toen dat er tussen de lading verdovende middelen hebben gezeten, onder meer omdat er enkele big bags met noten open waren. Ook is te zien dat er wordt ingezoomd op de zegel van de container en dat medeverdachte [medeverdachte 2] de zegel openbreekt met een betonschaar. Vervolgens klimt medeverdachte [medeverdachte 2] in de container en krijgt hij ondertussen instructies van de persoon van wie de stem is herkend als de stem van verdachte. Er wordt aangeven dat hij in de derde rij moet zijn en dat het net is als de vorige keer.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat medeverdachte [medeverdachte 2] met betrekking tot dit filmpje heeft verklaard dat de “opdrachtgever” aan hem een rij had doorgegeven. De stem die de “derde” rij aangaf, is door de politie herkend als de stem van verdachte. Daarnaast heeft medeverdachte [medeverdachte 2] over 7 juli 2020 verklaard dat de “opdrachtgever” aan hem de opdracht gaf om de containerdeur te openen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] werden die dag naast elkaar gezien achter de geopende container. Deze omstandigheden geven voor de rechtbank aanleiding te veronderstellen dat medeverdachte [medeverdachte 2] verdachte aanwijst als opdrachtgever. Te meer, nu er geen andere personen op de locatie zijn aangetroffen. Verdachte betwist voornoemde stemherkenning, maar de rechtbank heeft geen enkele reden te twijfelen aan de inhoud van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal hieromtrent.
Dat verdachte een grote en essentiële rol moet hebben gehad, volgt eens te meer uit de inhoud van de onderschepte Encrochat-berichten. Er zijn diverse aanwijzingen op grond waarvan kan worden verondersteld dat verdachte de gebruiker is van de gebruikersnamen “Belasting” en “Belastinginner”. Er zijn meerdere Encrochat-berichten aangetroffen die te herleiden zijn tot de invoer van verdovende middelen via verzegelde zeecontainers vanuit Latijns Amerika en de opslag van de ingevoerde verdovende middelen in het pand op het desbetreffende terrein, waartoe verdachte de toegang kon verschaffen. Dat hij op
7 juli 2020 dus niet slechts “toevallig” op het terrein aanwezig was en wel degelijk op de hoogte moet zijn geweest van de komst van de vrachtwagen met de lading cocaïne in de container staat hiermee naar het oordeel van de rechtbank dan ook wel vast. De rechtbank leidt uit de Encrochat-berichten ook af dat het pand in Breda met regelmaat is gebruikt als opslagplaats voor verdovende middelen en dat verdachte als gebruiker van het pand ook een rol moet hebben gehad in de verdere doorvoer of verspreiding van de cocaïne.
Opzet (verlengde) invoer
De rechtbank stelt voorop dat er in totaal ongeveer 900 kilogram cocaïne in de container is aangetroffen en dat het hierbij dus ging om een miljoenentransport, waarvan mag worden aangenomen dat dit niet aan willekeurig gekozen personen wordt toevertrouwd. Daarom acht de rechtbank het zeer onaannemelijk dat er bij een dergelijk transport volstrekt onwetende personen worden betrokken. Dit brengt immers enorme risico’s met zich, zoals het risico dat diegene het ontdekt en zich de waardevolle drugs zou toe-eigenen of zou besluiten de politie in te lichten.
Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat de logistiek rond de invoer van verboden verdovende middelen complex is, waarbij meerdere personen betrokken zijn. Het is immers niet mogelijk dergelijke goederen via de reguliere weg door een reder per schip vanuit Latijns-Amerika naar Europa te vervoeren. Drugs moeten verhuld worden gesmokkeld.
Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet
tot het binnen het grondgebied van - in dit geval - Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen. Uit de tekst van artikel 1 vierde lid juncto artikel 2 aanhef en onder
A van de Opiumwet blijkt voorts wat onder het invoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is dus niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf, maar ook het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen (de zogenaamde ‘verlengde invoer’).
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, volgt dat de rol van verdachte in ieder geval bestond uit het ter beschikking stellen van een ruimte ten behoeve van het uitladen van de cocaïne. Hij was degene die met een sleutel toegang had tot het terrein en hij heeft het mogelijk gemaakt dat de vrachtwagen het terrein kon betreden door het alarm af te zetten. Ook volgt uit het voorgaande dat verdachte moet hebben geweten van de illegale activiteiten die te maken hadden met de invoer van verdovende middelen en dat hij niet slechts ‘toevallig’ op de locatie was, zoals hij heeft beweerd. Door het vluchtgedrag van verdachte toen de politie het terrein betrad, wordt dat beeld nog versterkt. Nu de cocaïne op zijn terrein in ontvangst zou worden genomen, zal hij ook degene zijn geweest die er verder iets mee had moeten doen, zoals bijvoorbeeld het meewerken aan het doorvervoeren van de drugs.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat bij verdachte sprake is geweest van opzet en dat dit opzet gericht is geweest op de (verlengde) invoer van cocaïne.
MedeplegenVoor medeplegen is noodzakelijk dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Dit betreft een samenwerking die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Verdachte dient daarvoor een materiële of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit de beschreven gang van zaken en de overige bewijsmiddelen, in onderling verband en
in samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van de rechtbank van gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Medeverdachte [medeverdachte 1] is via zijn onbekend gebleven contact “ [naam 1] ” in het bezit gekomen van de benodigde codes en documenten om de zeecontainer onrechtmatig bij de terminal af te kunnen halen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de container vervolgens vervoerd naar de [adres 1] te Breda, alwaar volgens zijn verklaring al mensen op hem stonden te wachten om de container in ontvangst te nemen. Op deze locatie werden medeverdachten [medeverdachte 2] en verdachte aangetroffen, die kort voordat medeverdachte [medeverdachte 1] met de container arriveerde, op het terrein zijn aangekomen. Er bleken geen andere personen aanwezig. Op de locatie was geschikt materiaal aanwezig om de verzegeling van de container te verbreken en toen de politie arriveerde was de verzegeling al doorgeknipt. Eén van de containerdeuren stond al open en medeverdachte [medeverdachte 2] had een breekijzer vast. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de rechter-commissaris op 25 februari 2021 verklaard dat hij 5 minuten in zijn auto had gewacht totdat de vrachtwagen kwam, dat hem een paar dagen tevoren was gevraagd een container te gaan openen, dat dit eerst op 6 juli 2020 zou zijn, maar dat het op 7 juli 2020 werd en dat hij de aldaar aanwezige koevoet heeft gebruikt. Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart dat eind mei begin juni op dezelfde plaats eenzelfde klus was met een vrachtwagen, waarvan hij een filmpje heeft gemaakt. Op de locatie stond de deur van de loods open en het licht was aan. Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, vertonen een proces van handelen dat nauw op elkaar is aangesloten. Deze handelingen hebben geleid tot een gezamenlijke uitvoering van het vervoer van de zeecontainer met cocaïne vanuit de Maasvlakte naar Breda, hetgeen een onderdeel vormt van het logistieke proces van de invoer van een miljoenentransport aan verdovende middelen, waarvan het niet anders kan zijn dat dit vooraf is afgestemd. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de gedragingen van verdachte en de medeverdachten is naar het oordeel van de rechtbank daarmee gegeven. Daarom kunnen de gedragingen van verdachte worden gekwalificeerd als medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde (verlengde) invoer van 900 kilogram cocaïne.
5.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 23 juni 2020 tot en met 7 juli 2020 te Breda en te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 900 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het bewezen geachte feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en daarnaast een geldboete van € 20.000,00, subsidiair 135 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Indien en voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit komt, stelt de verdediging dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. In de optiek van de verdediging is de strafeis van de officier van justitie disproportioneel en valt niet in te zien waarom aan verdachte een grotere rol wordt toegedicht dan aan de medeverdachten.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van 900 kilogram cocaïne.
De rechtbank is van oordeel dat het invoeren van harddrugs een ernstig feit is. Harddrugs, zoals onder meer cocaïne, bevatten immers stoffen die schadelijke zijn voor de gezondheid en sterk verslavend zijn. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. De strafbaarheid en de grote winstgevendheid ervan brengt mee dat de georganiseerde handel in cocaïne een ontwrichtende invloed heeft op de samenleving. Een aanzienlijk deel van de vermogensdelicten valt te herleiden tot de behoefte aan verdovende middelen bij armlastige gebruikers. Voorts zijn vrijwel alle liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot grootschalige drugshandel. Ook brengt de handel in harddrugs mee dat een zwart-geld circuit ontstaat met alle gevolgen van dien.
Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet meer dan terecht dat er voor de georganiseerde handel in cocaïne lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Enerzijds dient dit als vergelding voor de ontwrichting waar de dader indirect aan heeft bijgedragen. Anderzijds heeft het opleggen van vrijheidsstraffen tot doel anderen ervan te weerhouden zich met de georganiseerde drugscriminaliteit in te laten. Daarnaast is de invoer van cocaïne een ondermijnende vorm van criminaliteit. Het geldelijk gewin en de winstaspiraties die gepaard gaan met deze strafbare feiten zijn enorm en doorgaans de belangrijkste drijfveer om hieraan deel te nemen. Deze elementen vormen voor de rechtbank aanleiding om, naast een gevangenisstraf, ook de oplegging van een geldboete te overwegen.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor het invoeren van cocaïne, bij een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram in georganiseerd verband, geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 72 maanden of hoger. De rechtbank slaat verder acht op de straffen die plegen te worden opgelegd in vergelijkbare gevallen voor overtreding van artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet.
De rechtbank slaat acht op het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte, weliswaar meer dan tien jaar geleden, meermalen met justitie in aanraking is geweest voor overtreding van de Opiumwet.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de rol van verdachte, die essentieel te noemen is en die in verhouding met andere rollen bij deze vorm van cocaïnesmokkel, groter is geweest dan de rollen van de twee medeverdachten. Verdachte is betrokken bij de ontvangst van de cocaïne en zal er ook weer (mede) voor moeten zorgen dat de cocaïne weer weg gaat. In het filmpje voornoemd blijkt ook dat verdachte degene is die de aanwijzingen geeft. De chauffeur en de uithaler zijn meer inwisselbaar.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast wordt aan verdachte een geldboete opgelegd van € 20.000,--, te vervangen door 135 dagen hechtenis indien hij de geldboete niet of niet tijdig betaalt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes (6) jaren;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak
in voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 20.000,00;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
135 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Beudeker, voorzitter, mr. Vermolen en mr. Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting
op 19 maart 2021.
Mr. Vermolen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2020 tot en met 7 juli 2020 te Breda en/of te
Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval opzettelijk heeft vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 900 kilogram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 10 lid 5 Opiumwet)

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindprocesverbaal met dossiernummer ZB3R020048 van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 803, alsmede de aanvullende processen-verbaal die afzonderlijk en ongenummerd zijn toegevoegd.
1. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 325 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
[bedrijf 1] , groothandel in groente en fruit, had een lading ananassen in Costa Rica gekocht. De opdracht voor het vervoer had zij uitbesteed aan [bedrijf 2] . [bedrijf 2]
heeft [bedrijf 3] ingehuurd voor het vervoer over zee.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 300 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Uit de gevorderde gegevens van [bedrijf 3] , die het transport heeft geregeld van de container [kenmerk] , blijken de volgende gegevens met betrekking tot de container:
Schipper/verkoper: [bedrijf 6] , Costa Rica
Haven laden: Puorto Limon, Costa Rica
Haven lossen: Rotterdam, Nederland
Geadresseerde: [bedrijf 1] , [adres bedrijf 1] te Ridderkerk
Gefactureerde: [bedrijf 2] , [adres bedrijf 2] te Barendrecht
Levering agent: [bedrijf 3]
Naam schip: [schip]
Datum (vertrek): 23-06-2020 16:59
Lading: 21560 kilo verse ananas.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 326 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
[bedrijf 2] had op 6-7-2020 te 10:58 uur het transport uitbesteed aan [bedrijf 4] .
4. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 183 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Binnen het onderzoek 26Norridge is een verdachte aangemerkt die ervan wordt verdachte samen met anderen partijen cocaïne binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland te brengen. Gedurende het onderzoek is gebleken dat de verdachte gebruik maakt van een vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] . De vrachtwagen werd voorzien van een baken.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 423 en 431 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , bekeek de gegevens afkomstig van het privételefoontoestel van [medeverdachte 1] . Dit is een Samsung GSM SM-G935F Galaxy S7 Edge. Op 8 mei 2020 is een afbeelding opgeslagen. Dit is een foto van een vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] .
6. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 186 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 6 juli 2020 omstreeks 18:00 uur bleek dat de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] stond geparkeerd aan de Elbeweg te Rotterdam nabij de brandweerkazerne.
Op 7 juli 2020 omstreeks 11:15 uur is het onderzoeksteam naar de Elbeweg gereden om te kijken naar de situatie rond de vrachtwagen. Gezien werd dat de vrachtwagen op de locatie geparkeerd stond. Naast de vrachtwagen bevond zich een andere vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] . Beide vrachtwagens staan op naam van [bedrijf 7] en waren niet voorzien van een container.
Op 7 juli 2020 omstreeks 15:00 uur kwam het observatieteam ter plaatse om de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] onder observatie te nemen. Op dat moment was de vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] niet meer aanwezig. Door het onderzoeksteam werd de vrachtwagen met [kenteken 1] in de ANPR geplaatst.
7. Het geschrift, te weten een email van [bedrijf 2] aan [bedrijf 3] d.d. 8 juli 2020, pagina 318 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
De container [kenmerk] is gisterenmiddag om 15:49 uur gelost van de boot.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 411 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Er zijn twee telefoons in beslag genomen die in gebruik waren bij verdachte [medeverdachte 1] . Een betreft een Samsung J2. In deze telefoon is het whatsappgesprek aangetroffen tussen het contact “ [naam 1] ” en de gebruiker van de telefoon.
Om 15:00 uur stuurt het contact “ [naam 1] ” een foto van een gesprek:
3:58 PM: ja proberen
3:58 PM: straks wilt bv ophalen
3:58 PM: En zien ze dat we aangemeld staan.
3:58 PM: Er is een kleine gaatje tussen 15:00 t/m 16:00.
9. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 380 tot en met 384 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Onder verdachte [medeverdachte 1] werd een mobiele telefoon in beslag genomen en uitgelezen. Het betreft een Samsung Core J2.
Op 7 juli 2020 vindt er een inkomend gesprek plaats in whatsapp tussen het telefoonnummer [telefoonnummer 1] met de naam “ [naam 1] ” en de telefoon die in beslag is genomen onder verdachte [medeverdachte 1] . De tijden in de berichten komen niet overeen met de werkelijke tijd. In de whatsapp-gesprekken zit een tijdsverschil van een uur. De daadwerkelijke tijd is dus de tijd van deze whatsappgesprekken plus een uur.
14:54 uur: [naam 1] is het nog druk. Bak is geland. Denk je dat je hem mee krijg? Kunnen we proberen denk je?
(…)
14:57 uur: Geen kans tenzij er iets wordt geregeld kwa tijd bij de aanmelding
14:58 uur: Kan je proberen [naam 1] om toch te gaan
(…)
15:00 uur: Kijk er is een klein gaatje
15:01 uur: Probeer maar gewoon [naam 1]
15:01 uur: Oke wat jullie willen
(…)
17:00 uur: Ben je al bij de poort
17:04 uur: Ja
(…)
17:05 uur: Wacht even
17:05 uur: Nog nix doe
17:05 uur: Doe maar net of je bel
(…)
17:07 uur: Krijg nieuwe tar
17:07 uur: Ik stuur die gewoon hier op. Moment. En daarna stuur ik die in de mail
17:09 uur: [nummer 1] . Doe deze tar [naam 1]
(…)
17:15 uur: Gas erop [naam 1]
17:22 uur: Sta je al in blokken [naam 1] ?
(…)
17:23 uur: Als je container heb maak dan foto van contajner en zegel. Van zegel dicht bij aub
17:23 uur: Dat we goed nr kunnen zien
(…)
10. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 358, 359 en 361 van voormeld eind-proces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb de camerabeelden bekeken van RWG Maasvlakte van de haven Rotterdam. Op 7 juli 2020 om 19:53:16 uur zag ik een vrachtwagen met oplegger weg rijden vanuit de terminal. Ik zag dat de oplegger op de vrachtwagen zat. Vervolgens
is te zien dat de vrachtwagen om 19:53:53 weg reed in de richting van de uitgang van de haven. Het kenteken [kenteken 1] is te zien.
11. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 186 en 187 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 7 juli 2020 omstreeks 18:23 uur reed de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] naar het parkeerterrein nabij de toegang van “ [adres 3] . Omstreeks 19:55 uur reed de vrachtwagen weer weg van het terrein en verliet de Maasvlakte. De vrachtwagen heeft zich ongeveer 29 uur bevonden op de Maasvlakte met chauffeur zonder enige bedrijfsmatige handelingen te verrichten. Nadat de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] was weggereden reed deze richting de autosnelweg A15. Omstreeks 20:20 uur reed de vrachtwagen door de Botlektunnel. Op dat moment kreeg het onderzoeksteam een melding van de ANPR dat de vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] ook in dezelfde richting door deze tunnel reed. Door het observatieteam werd gezien dat de vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] op dat moment was voorzien van een container met nummer [kenmerk] . Door het observatieteam werd gezien dat beide vrachtwagens, bij elkaar in de buurt rijdend, in de richting van Breda reden.
12. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 380 en 385 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 7 juli 2020 vind er een inkomend gesprek plaats in whatsapp tussen het telefoonnummer [telefoonnummer 1] met de naam “ [naam 1] ” en de telefoon die in beslag is genomen onder verdachte [medeverdachte 1] . De tijden in de berichten komen niet overeen met de werkelijke tijd. In de whatsapp-gesprekken zit een tijdsverschil van een uur. De daadwerkelijke tijd is dus de tijd van deze whatsappgesprekken plus een uur.
(…)
19:02 uur: Ze kunnen jou niet bijhouden
19:02 uur: Beetje gas minderen aub
19:02 uur: emoji duimpje omhoog
20:00 uur: En in de truck blijven
20:01 uur: Niet uit stappen
(…)
13. Het proces-verbaal observeren 7 juli 2020, pagina 207 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Omstreeks 21:00 uur werd waargenomen dat de vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] met daaraan gekoppeld de oplegger met kenteken [kenteken 3] met daarop de container, het terrein van [bedrijf 8] aan de [adres 1] te Breda op reed. Omstreeks 21:01 werd gezien dat de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] met daaraan gekoppeld de oplegger met kenteken [kenteken 4] ter hoogte van de rotonde Rijsbergseweg met de Effenseweg te Breda keerde en richting de Graaf Engelbertlaan te Breda reed.
14. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 136 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik moest naar Breda rijden. Toen ik daar was stonden er al mensen op mij te wachten.
15. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 274 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
[verdachte] heeft eerder al de [adres 1] bij zijn contactgegevens opgegeven. Ook heeft hij in 2010 een mailadres opgegeven dat eindigt op [internetsite 1] , een website die te linken is aan het bedrijf aan de [adres 1] .
16. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 275, van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
[naam 2] verklaarde dat hij directeur is van het bedrijf [bedrijf 5] . [naam 3] was de eigenaar van het bedrijf. Op 7 juli 2020 te 16:45 uur was hij weggegaan en [verdachte] was nog als enige in het bedrijf aanwezig.
17. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 210 en 211 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 7 juli 2020 omstreeks 21:05 uur reed ik, verbalisant [verbalisant 3] , samen met collega [verbalisant 4] het terrein aan de [adres 1] te Breda op. Ik zag aan de achterzijde een trekker-opleggercombinatie achter het pand staan. Ik zag dat de bestuurder van de vrachtwagen nog in de cabine zat. Collega [verbalisant 4] liep in de richting van de chauffeur. Ik liep naar de linker- zijde van de vrachtwagen. Tijdens het aanlopen zag ik aan de achterzijde van de oplegger de containerdeur openstaan en zag daar een man met een breekijzer staan. Ik ben hierop in de richting gelopen van deze man. Ik zag dat hij mij zag en zichtbaar schrok. Ik zag dat hij de breekijzer liet vallen en van mij wegrende. Hierop heb ik op niet misstaande wijze de man aangeroepen met de woorden “staan blijven, politie”. De man reageerde daar niet op en bleef van mij af rennen. Hierop ben ik achter de man aangerend en tijdens het rennen hoorde ik collega [verbalisant 4] ook roepen “staan blijven, politie”. Kort daarna hoorde ik twee pistool schoten. Terwijl ik achter de rennende man aanrende zag ik dat er aan de rechterzijde van mij een tweede man kwam aanrennen. Ik zag dat beide personen over een houten schutting klommen om aan mij te ontkomen. Hierop klom ik op een stellage en zag dat de man waar ik in eerste instantie achteraan liep aan de andere zijde van de schutting lag. Ik zag dat de verdachte zijn handen in de lucht stak en bleef zitten. De tweede man kon ontkomen. De verdachte werd geboeid en bleek verdachte [medeverdachte 2] te zijn. Nadat verdachte [medeverdachte 2] was afgevoerd door collega’s ben ik achtergebleven op de locatie. Ik hoorde portofonisch van
de ZULU dat zij een persoon hadden waargenomen die tegen de geluidswal aan zat. Hierop ben ik samen met collega [verbalisant 5] naar de persoon gelopen. Ik zag dat het de man was die ik eerder had zien ontkomen. De man hebben wij aangehouden en bleek verdachte [verdachte] te zijn.
18. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 220 en 221 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag dat er een chauffeur in de cabine van de vrachtwagen zat en riep met harde stem “politie laat je handen zien”. Ik zag direct daarna dat er twee andere mannen achter de container van de vrachtwagen stonden. Ik zag dat de mannen achter de container vandaan kwamen en mij aankeken. Ik riep daarna met al mijn stemvermogen “politie, staan blijven”. Ik zag dat de twee mannen achter de container direct er rennend vandoor gingen. In verband met de gevaarzetting van verdachten die zich bezig houden met grootschalige import van verdovende middelen besloot ik om mijn vuurwapen ter hand te nemen en twee waarschuwingsschoten te lossen in de lucht. Ik riep daarbij nog een keer “politie staan blijven”. Ik zag dat collega [verbalisant 3] achter de twee verdachten aanrenden en ik besloot de chauffeur onder controle te houden ter aanhouding. De chauffeur bleek verdachte [medeverdachte 1] te zijn.
19. Het proces-verbaal van bevindingen, afzonderlijk en ongenummerd toegevoegd aan dossier, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag nadat ik was uitgestapt dat er een chauffeur in de vrachtwagen zat en riep deze als eerste aan. Op datzelfde moment keek ik naar de achterzijde van de vrachtwagen en zag dat er daar twee mannen naast elkaar stonden op ongeveer een meter afstand achter de container.
20. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 219 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , zag dat de rechter containerdeur open stond.
21. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 227 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik zag dat de vrachtwagen aan de achterzijde van genoemd pand was geparkeerd en dat er een deur open stond vlakbij de openstaande containerdeur. In het pand zijn geen personen meer aangetroffen.
22. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 228 en 229 van het eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Wij zagen dat de rechterdeur van de koelcontainer geopend was en dat er op de grond ter hoogte van de rechterdeur een betonschaar en een koevoet lag.
Wij zagen, toen wij in deze geopende koelcontainer keken, dat deze onder meer was geladen met een pallet waarop in zwart plastic omwikkelde pakketten waren opgestapeld. In totaal zag en telde ik 36 soortgelijke pakketten. Naast deze pakketten zag ik dat de koelcontainer beladen was met dozen ananas met opschrift “Costa Rica”.
Door mij, verbalisant [verbalisant 7] , werd het verbroken zegel aangetroffen op de balustrade bij de achterzijde van het pand ter hoogte van de achterzijde van de koelcontainer. Ik zag dat het een oranje gekleurd containerzegel was voorzien van nummer [zegelnummer] .
Op 8 juli 2020 omstreeks 00:45 uur is de in beslag genomen vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] , de trailer met kenteken [kenteken 3] en de koelcontainer met nummer [kenmerk] , inclusief de lading ananas en de pallet met 36 zwarte in plastic omwikkelde pakketten voor nader onderzoek overgedragen aan het Team Bijzonder Bijstand van de Douane/FIOD.
23. Het proces-verbaal van overname, onderzoek en vernietiging, pagina 245 van het eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Wij, verbalisanten, zagen en telden 36 balen, gemaakt van zwart jute. Alle 36 balen zijn opengemaakt en geleegd. Wij zagen en telden in iedere baal 25 pakketten.
Het brutogewicht van de in totaal 900 pakketten bedroeg 923,62 kilogram. Het nettogewicht van deze 900 pakketten bedroeg in totaal 897,44 kilogram.
24. Het geschrift, te weten het rapport van het Douanelaboratorium, pagina’s 270 en 271 van het eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Een verzegelde plastic zak met daarin:
AANJ1794NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1795NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1796NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1797NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1798NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1799NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1800NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1801 NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1802NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1803NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1804NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1805NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1806NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1807NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1808NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1809NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1810NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1811 NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1812NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1813NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1814NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1815NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1816NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1817NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1818NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
AANJ1819NL) een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
Het materiaal werd onderzocht met behulp van microchemische reacties en met behulp van gaschromatografie met massaselectieve detectie. Het materiaal van alle bovenvermelde SIN-nummers bevat cocaïne. Deze substantie is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
25. Het geschrift, te weten een email van [bedrijf 2] aan [bedrijf 3] d.d. 8 juli 2020, pagina 318 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
De container [kenmerk] was gisterenmiddag vertrokken vanaf de terminal om 19:56 uur, echter niet door de door ons opgegeven transporteur en ook is niet bekend door wie wel.
26. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 286 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
In de vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] is een RWG routing ticket aangetroffen en een CMR vrachtbrief.
De routing ticket verkrijgt een chauffeur als hij een pincode intoetst om het terrein op te rijden. Hier staat het nummer van de container op vermeld en de locatie waar de container staat. Op het ticket staat vermeld dat het container [kenmerk] betreft, op de locatie terminal L026.
De CMR vrachtbrief betreft een document van 4 doorslagen. Normaliter is de vrachtbrief van te voren al getypt/geprint ingevuld. Het kan zijn dat de chauffeur deze handmatig invult. Als dit het geval is moet de vrachtbrief in zijn geheel ingevuld zijn. De aangetroffen CMR vrachtbrief d.d. 7-7-2020 is deels ingevuld en ondertekend door verdachte [medeverdachte 1] . Als zender staat ingevuld RWG Terminal Amoerweg 50 te Rotterdam. Als geadresseerde van de container staat ingevuld [bedrijf 3] [adres bedrijf 3] te Rotterdam. Als plaats voor de aflevering staat ingevuld Rotterdam NL. De invuller van de vrachtbrief heeft geen container nummer ingevuld, geen inhoud, geen gewicht, enkel het zegelnummer [zegelnummer] . Als vervoerder staat ingevuld [bedrijf 9] te Eindhoven. Bij de hand- tekening van de vervoerder stat ingevuld [medeverdachte 1] [kenteken 1] met een handtekening.
27. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 423, 424, 429 en 430 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , bekeek de gegevens afkomstig van het privételefoontoestel van [medeverdachte 1] .
Tekstberichten:
22-05-2020 15:06:30 (UTC+0)
Inkomend bericht van [telefoonnummer 2] “ [naam 4] ”
Alfa pass niet vergeten
(…)
22-05-2020 18:11:32 (UTC+0)
Inkomend bericht van [telefoonnummer 2]
Truck [kenteken 5] drive to
Lane 1/2/7/8/9/
Visit [nummer 1]
Sent by DPWorld
(…)
In de politiesystemen zie ik dat er op 7 juli 2020 aangifte is gedaan waarbij kenteken [kenteken 5] als betrokken entiteit is ingevoerd. Dit is een aangifte betreffende diefstal dan wel verduistering van een zeecontainer met inhoud op 19 juni 2020. De aangifte is gedaan namens [bedrijf 10] . Kort samengevat geven zij aan dat zij een container op moesten laten halen bij de Euromax Container Terminal in Rotterdam. Toen hun transporteur daar aan kwam, bleek de container al te zijn afgehaald. De container was bedoeld voor [bedrijf 11] en zij gaven aan dat de container uiteindelijk naar [bedrijf 12] in Aartselaar, België, vervoerd moest worden. Echter voor dit afleveradres bekend was, is de container al onrechtmatig afgehaald bij de Terminal. De container is door de chauffeur die de container heeft afgehaald uiteindelijk naar [bedrijf 13] in Giessen gebracht. [bedrijf 13] heeft op 22 juni 2020 contact opgenomen met [bedrijf 10] dat zij een container geleverd hebben gekregen die niet voor hen bedoeld was. Zij hebben informatie betreffende die chauffeur aangeleverd. Hieruit bleek dat de chauffeur was [medeverdachte 1] (man), geboren op [geboortedag] 1982 in [geboorteplaats] . Hij zou gereden hebben met trekker [kenteken 5] en trailer [kenteken 3] .
Zoekopdrachten
Ik zie in een map met “searched items” een aantal zoekvragen staan. (…)
19-06-2020 10:17:55 (UTC+0) [adres 1] breda
19-06-2020 13:43:03 (UTC+0) [adres 1] breda
19-06-2020 14:42:09 (UTC+0) [adres 1] breda
20-06-2020 09:42:44 (UTC+0) [adres 1] breda
21-06-2020 09:13:07 (UTC+0) [bedrijf 13] giessen
22-06-2020 03:36:48 (UTC+0) [bedrijf 13] giessen
22-06-2020 06:44:35 (UTC+0) [bedrijf 13] giessen.
28. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 495 tot en met 509 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik, verbalisant [verbalisant 8] deed onderzoek naar de inhoud van de telefoon die op 7 juli 2020 onder verdachte [medeverdachte 2] in beslag werd genomen. Het toestel betreft een Iphone Xs.
Tussen de videobestanden trof ik een filmpje aan van de achterkant van een zeecontainer. Hieronder volgt een beschrijving van het bestand.
Ik herken de stem welke in dit filmpje zegt “kom maar dan hou ik die even vast” als de stem van [medeverdachte 2] . Ik herken zijn stem omdat ik deze op verschillende audiobestanden en spraakberichten heb gehoord welke op zijn mobiele telefoon staan. De andere stem werd door politieambtenaar [verbalisant 1] herkend als zijnde de stem van [verdachte] .
Hieronder volgt een volledig uitgewerkt verslag van het geluid van het filmpje:
(…)
De achterzijde van een zeecontainer is in beeld. De zegels welke op de container zitten worden in beeld gebracht.
Zegel 1 wordt van dichtbij in beeld gebracht.
[medeverdachte 2] : kom maar dan hou ik die even vast.
[verdachte] : Heel effe die omhoog, die draadje omhoog
Hierna wordt het staaldraadje omhoog gedaan zodat het nummer op het zegel duidelijk in beeld is. Hierna wordt het tweede zegel in beeld gebracht.
[verdachte] : Hé? Ja, dinges wij doen filmen, filmen doe ik.
[verdachte] : Oke wacht, even wachten dan. Doe ik, even wachten.
Hierna wordt een betonschaar in beeld gebracht welke om de tweede zegel gezet is.
(…)
[verdachte] : Nee nee nog niet nog niet, nog niet even wachten even wachten
De betonschaar wordt van de zegel af gehaald.
[verdachte] : Moet ook foto’s maken.
(…)
Ondertussen wordt de grond en achterzijde van de container en oplegger gefilmd. Kenteken van de oplegger betreft [kenteken 6] Onderzoek in de politiesystemen toont aan dat dit de oplegger met dit kenteken op 18 mei 2020 is aangetroffen met daarin een lading noten afkomstig uit Brazilië.
Betonschaar wordt om zegel 1 gezet.
(…)
[medeverdachte 2] knipt de eerste zegel door. En er valt een gedeelte op de grond.
Kort wordt de achterzijde van de container in beeld gebracht daarna wordt er een pand in beeld gebracht. Dit pand betreft de achterzijde van [bedrijf 5] gelegen aan de [adres 1] te Breda.
(…)
Tijdens het overgeven komt kort de man in het grijze trainingspak in beeld. De persoon heeft veel gelijkenissen qua uiterlijke kenmerken en silhouet met [verdachte] .
(…)
[verdachte] : [naam 1] niet te veel rommel maken. Zal ik een trapje pakken, trapje.
[medeverdachte 2] scheurt papier en klimt op de lading.
[verdachte] : Derde, uh derde
[medeverdachte 2] : Derde rij
[verdachte] : Ja derde
[verdachte] : Zie je ze zitten?
[medeverdachte 2] : Links of rechts?
[verdachte] : Allen twee
(…)
[medeverdachte 2] : Ik heb nog niks gezien.
[medeverdachte 2] scheurt het papier weg boven de zakken noten.
[verdachte] : Zie je wat?
[medeverdachte 2] : Nee niks die zitten er onder.
(…)
[verdachte] : Ja... ntv..als vorige keer. Ja das gewoon zoeken.
29. Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris van 25 februari 2021, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Voor 7 juli 2020 had ik een andere klus. Ik moest een filmpje maken van het openen van een bepaalde container. Ik moest laten zien hoe die container openging met een betonschaar en een koevoet. Die klus was op hetzelfde bedrijf aan de [adres 1] in Breda.
Ik heb ongeveer 5 minuten gewacht in de auto totdat de vrachtwagen kwam. U vraagt mij wanneer het aan mij is gevraagd om een container te gaan openen. Een paar dagen van te voren. Volgens mij zou eerst de datum 6 juli 2020 zijn, maar toen werd ik gebeld. Ik ben toen 7 juli 2020 tussen 17:00 uur en begin avond gebeld dat het die avond zou zijn. Het klopt dat ik een koevoet heb gebruikt. De afspraak was dat het gereedschap op de locatie zou liggen. Daarbuiten lag wat ik nodig had.
30. Het geschrift, te weten het mutatierapport, pagina 515 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
De eigenaar van [bedrijf 10] , [naam 5] , gaf aan dat een container was binnengekomen waarvan hij de herkomst niet herkende. Het land van herkomst was Brazilië. Het was de bedoeling dat [bedrijf 10] deze container vervolgens verstuurde naar een klant van hen in Engeland. Hiervoor had [bedrijf 10] echter geen toestemming gegeven. Ook was het gegenereerde pinnummer onbekend voor [bedrijf 10] . Hier is vermoedelijk mee gefraudeerd.
Omdat [naam 5] het niet vertrouwde, had hij de container geopend en zag hij dat de
container gevuld was met big bags noten. [naam 5] zag verder dat er enkele big bags waren opengesneden. Vandaar zijn vermoeden dat er zich mogelijk illegale goederen in de container bevonden of hebben bevonden. De vrachtwagen was voorzien van kenteken [kenteken 7] , de oplegger was voorzien van het kenteken [kenteken 6] .
31. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 520 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 20 juli 2020 hoorde ik [verdachte] . Collega [verbalisant 8] heeft onderzoek verricht naar de digitale inhoud van de mobiele telefoon die in beslag is genomen onder [medeverdachte 2] . Zij toonde mij een aantal filmfragmenten. Ik herkende op deze filmfragmenten de stem van [verdachte] . Ik herkende dit door het stemgeluid en het accent, de manier van praten en de intonatie. Daarnaast herkende ik de omgeving op de filmfragmenten ook als de omgeving aan de achterzijde van het pand aan de [adres 1] .
32. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 273 en 274 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Volgens de Kamer van Koophandel is op de [adres 1] te Breda gevestigd [bedrijf 5] .
De directeur van dit bedrijf is [naam 2] .
[verdachte] heeft bij de politie eerder het adres [adres 1] opgegeven bij zijn contactgegevens. Ook heeft hij als aangever een aanvullende verklaring afgelegd van diefstal van buggy’s uit het bedrijf aan de [adres 1] , wat hij omschrijft als “ons”. Daarnaast heeft hij in 2010 een e-mailadres opgegeven dat eindigt op [internetsite 1] , de website die te linken is aan het bedrijf aan de [adres 1] .
33. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 275 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik, verbalisant [verbalisant 9] , trad ter doorzoeking binnen in het bedrijfspand [bedrijf 5] aan de [adres 1] te Breda. In het pand was een persoon aanwezig. Hij gaf mij op te zijn [naam 2] . Hij verklaarde dat [naam 3] de eigenaar van het bedrijf is. Hij verklaarde dat hij op 7 juli 2020 om 16:45 uur was weggegaan en dat [verdachte] toen nog als enige in het bedrijf aanwezig was.
34. Het geschrift, te weten Modus operandi “pincode smokkel”, pagina’s 284 en 285 van voormeld eindproces-verbaal, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Modus Operandi “pincode smokkel”
Vanuit diverse opsporingsonderzoeken van onder andere het HARC-team, de Zeehaven- politie en de Dienst Regionale Recherche van de Eenheid Rotterdam is gebleken dat er een zeer sterke stijging is in vergelijking tot voorgaande jaren van de diefstal van containers vanaf diverse terminals door het onrechtmatig gebruik van zogeheten pincodes. Sinds eind 2018 zijn mij meer dan 60 incidenten bekend geworden. De diefstallen lijken voornamelijk gerelateerd aan de smokkel van verdovende middelen, want er zijn vele duizenden kilo's cocaïne onderschept. Vermoedelijk is een veelvoud hiervan op de criminele markt gekomen.
Modus operandi ‘pincode diefstal’
De modus operandi (MO) waarmee de diefstal werd gepleegd was in alle gevallen ongeveer
dezelfde: Een chauffeur komt bij de terminal om een recent geloste en vrijgegeven container op te halen. Hierbij heeft de chauffeur de juiste gegevens bij zich: een containernummer en de bijbehorende pincode. Na onderzoek van politie of een melding van de ontvanger (klant) blijkt echter dat deze chauffeur niet de vervoerder van de container had moeten zijn en dat de container buiten medeweten van de klant en de rechtmatige vervoerder is meegenomen. Op enig moment in het logistieke proces lijken criminelen de pincode van de container te hebben bemachtigd om de container onrechtmatig weg te halen. De containers worden soms helemaal niet meer aangetroffen, soms met een ontbrekende lading en in andere gevallen zonder ontbrekende lading, maar veelal met een vervalst zegel op de container. Daarnaast worden containers soms op verkeerde plaatsen afgeleverd, omdat de criminelen schijnbaar niet het juiste afleveradres weten. Het vermoeden bestaat dat de container verdovende middelen heeft bevat en dat deze uit de container zijn weggenomen.
Vrijstelreferentie/pincode
De vrijstelreferentie, in de volksmond pincode genoemd, wordt door de rederij gemaakt en verstrekt. De vrijstelreferentie (pincode) is een bij de container behorend uniek nummer dat uit een verschillend aantal cijfers en/of letters of een combinatie daarvan bestaat. In principe geeft een rederij na betaling van de kosten en het overleggen van het eigendomsbewijs van de container (Bill of Lading of Waybill) een pincode aan de klant (eigenaar van de goederen in de container) of een (douane-)expediteur welke vervolgens de douaneformaliteiten en het vervoer vanaf de containerterminal gaat regelen. De klant of expediteur zal een transport- onderneming benaderen en deze de vrijstelreferentie/pincode verstrekken, zodat deze de container kan gaan ophalen.
Uithalen container vanaf de terminal door middel van de pincode
Een container in de Rotterdamse haven kan bij de grote containerterminals pas worden opgehaald als deze is voorgemeld via Portbase, dit is, kort gezegd, een digitaal platform waarbinnen containers moeten worden aangemeld alvorens deze mogen worden opgehaald bij de Rotterdamse haventerminals. Daarnaast moet deze aanmelding aan vier voorwaarden voldoen (container is aanwezig, er is een commerciële vrijstelling, er is geen douane blokkade en de douane documenten zijn aanwezig), er wordt dan ook wel gezegd dat ‘alle vier de bolletjes op groen staan’.
Wat uit diverse onderzoeken is gebleken is dat indien een transportonderneming beschikt over een pincode, deze de bijbehorende container bij de ECT kan ophalen, ongeacht of dit ook de transportonderneming was welke zich heeft voorgemeld via Portbase. Anders gezegd: als de container is voorgemeld via Portbase en alles ‘staat op groen’ dan kan een willekeurige transporteur die de beschikking heeft over de pincode de container ophalen bij de ECT en Uniport.
Rol transportbedrijven
Zoals beschreven is het bij deze MO van belang dat er een transportbedrijf door criminelen wordt ingeschakeld om de container zo spoedig mogelijk, of in ieder geval eerder dan de legitieme vervoerder, op te halen van de terminal. In diverse onderzoeken is gezien dat de container daarna kortstondig in een loods of op een afgelegen plek wordt neergezet, waarna de cocaïne uit de container wordt gehaald, voordat de transporteur zijn weg vervolgd richting het beoogde legitieme afleveradres. Vaak wordt de container afgeleverd op de plaats van bestemming met een vervalst of ontbrekend zegel.
35. Het geschrift, te weten het door de verdediging van verdachte [verdachte] ter zitting van 5 maart 2021 overgelegde overzicht van [bedrijf 14] ten aanzien van de [adres 1] te Breda, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Uit het overzicht blijkt dat het alarm van het pand aan de [adres 1] te Breda op 7 juli 2020 om 17:15:56 uur is ingeschakeld en om 20:54:28 uur is uitgeschakeld.
36. Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris, ongenummerd en afzonderlijk toegevoegd aan het eindproces-verbaal, inhoudende
- zakelijk weergegeven -:
Die dag van het filmpje is er niets uitgeladen. In de bigbags zaten noten. De opdrachtgever had mij een rij doorgegeven. U vraagt naar 7 juli 2020. U vraagt mij of ik de chauffeur van de vrachtwagen heb gezien. Nee, want de chauffeur zat in de cabine. Ik heb wel de tweede verdachte gezien. Ik zag hem buiten op het terrein, naast de vrachtwagen. Dat was niet de chauffeur. Ik stond achter de vrachtwagen ten opzichte van de tweede verdachte. De opdrachtgever gaf aan mij de opdracht om de containerdeur te openen.
37. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 549 tot en met 555 van voornoemd eindproces-verbaal inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Het IMEI nummer [i-mei 1] betreft een encrypted telefoon, een zogenaamde PGP
telefoon. De gebruiker ervan gebruikt het chat ID ‘ [naam 6] ’.
Onderzoek identiteit gebruiker ‘belasting’ en ‘belastinginner’
Kenmerken
Gebruiker ID: [naam 6]
IMEI: [i-mei 1]
IMSI: [imsi 1]
Opgeslagen namen
[naam 6] werd door diens contacten met verschillende namen opgeslagen, te weten:
• [naam 7]
• [naam 8]
• [naam 9]
• [naam 10]
• [naam 11]
• [naam 6]
• [naam 12]
Mastgegevens
Het betreffende imeinummer maakt veel gebruik van de zendmasten in en nabij Breda.
Verjaardag
Op 15 april 2020 is er communicatie tussen ‘ [naam 6] ’ en ‘ [naam 13] ’.
Datum Afzender Inhoud
(…)
15-04-2020 [naam 13] Gefeliciteerd broer
(…)
15-04-2020 [naam 6] Dank je [naam 1]
15-04-2020 [naam 13] Hoeveel jaar
(…)
15-04-2020 [naam 6] 46.
Bovenstaande verwijst vermoedelijk naar de volgende geboortedatum: [geboortedag] 1974.
In de politiesystemen is gezocht op deze geboortedatum in combinatie met de bijnamen ‘ [naam 8] ’, ‘ [naam 9] , ‘ [naam 11] en ‘ [naam 12] ’. De combinatie van de geboortedatum en de bijnaam
‘ [naam 9] , leidde tot enkel de volgende persoon: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] .
Op 31 mei 2020 heeft ‘ [naam 6] ’ contact met ‘ [naam 14] ’.
Datum Afzender Inhoud
31-05-2020 [naam 6] Hoi [naam 1] heb nieuwe mail
31-05-2020 [naam 6] [naam 15] .
(…)
Het account [naam 15] is sinds 30 mei 2020 actief. Op 31 mei 2020 was er onder meer contact met ‘ [naam 14]
Op 2 juni 2020 had ‘ [naam 15] ’ onder meer contact met ‘ [naam 16] ’.
Datum Afzender Inhoud
(…)
02-06-2020 [naam 15] Dit is Breda.. die oude mail [naam 6] kan weg
02-06-2020 [naam 16] Welke vader en zoon toch
02-06-2020 [naam 17]
Na 31 mei 2020 werd geen gebruik meer gemaakt van ‘ [naam 6] ’. Op basis deze chats kan gesteld worden dat ‘ [naam 15] ’ zeer vermoedelijk in gebruik is bij dezelfde persoon als ‘ [naam 6] ’.
Kenmerken
Gebruikersid: [naam 15]
IMEI: [i-mei 2]
IMSI: [imsi 2]
Opgeslagen namen
[naam 15] werd door diens contacten met verschillende namen opgeslagen, te weten:
• [naam 15]
• [naam 18]
• [naam 19]
Dochter
Op 31 mei 2020 vond een chat plaats tussen ‘ [naam 15] ’ en ‘ [naam 20] ’
Datum Afzender Inhoud
(…)
31-05-2020 [naam 15] Ja rustig [naam 1] …net kleine gehad
31-05-2020 [naam 15] Meisje
(…)
Uit de Gemeentelijke Basisadministratie blijkt dat [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1974, op [datum] vader is geworden van een dochter, genaamd [naam 21] .
[bedrijf 5] - Breda
Op 2 april 2020 heeft ‘ [naam 6] ’ contact met ‘ [naam 22] ’. [naam 6] verwijst hierin naar een locatie aan de [adres 1] .
Datum Afzender Inhoud
02-04-2020 [naam 6] Ok nu aan het laden
02-04-2020 [naam 6] Twee zegels erop en andere zegels in tas
(…)
02-04-2020 [naam 22] Adres [nummer 2]
02-04-2020 [naam 6] Ja
02-04-2020 [naam 6] Maar pas geven als uit haven is en op weg is
(…)
02-04-2020 [naam 22] [adres 2] klopt
02-04-2020 [naam 22] Dat is restaurant overkant
02-04-2020 [naam 22] Laat hem daarheen rijden kan die gelijk oversteken.
Vaststelling identiteit
Op basis van bovenstaande bevindingen kan gesteld worden dat [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] , woonachtig te [adres verdachte] , zeer vermoedelijk de gebruiker van encrochat gebruikersnamen ‘ [naam 6] ’ en ‘ [naam 15] ’ is.
Opslaglocatie
In de hierboven aangehaalde chats wordt gecommuniceerd over een locatie. Nummer [nummer 2] werd genoemd. Ook werd er gesproken over de overkant bij [adres 2] . Op de foto’s is een loods/ garage met een witte (rol)deur zichtbaar.
Naar aanleiding hiervan heb ik op ‘www.google.nl’ gezocht op [adres 1] en [adres 2] . Hieruit bleek dat deze adressen enkel in Breda voorkomen. Hiernaast verscheen op basis van [adres 1] een website genaamd [internetsite 2] Bij het zoeken op google streetview (openbare bron internet) op het adres [adres 1] te Breda is een afbeelding van het pand te zien. De afbeelding dateert van 2019. Dit pand bevindt zich tegenover [bedrijf 15] ” gelegen aan de [adres 2] te Breda.
Onderzoek strafbare feiten
Chats met [naam 13]
In de chats wordt gesproken over:
Colo
Zegels
Stempels
Tassen
Bak veilig eruit
Bak groen
Switchen
500 stuks
Elke tas 25 stuks
Alles groen
Lossen
Tevens worden er o.a. foto's gedeeld van containers, zegels, tassen, pakketten, opgestapelde
blokken, witten blokken met logo.
(…)
Chats met [naam 23]
In de chats wordt gesproken over:
Pallets
Switchen
Duitse vrachtwagens
Duitse rijperij [naam 24] in koln
Chats met [naam 25]
In de chats wordt gesproken over:
Streep
Kade
1700
Rood binnen komen
Op groen zetten
Costa
Bakken
Chats met [naam 26]
In de chats wordt gesproken over:
Antwerp
Rotterdam
42 colo blokken kwijt
Stempel
Hout
Fruit
Kolen
Tevens worden er o.a. foto’s gedeeld van een wit blok met de afbeelding van een konijntje.
Chats met [naam 22]
In de chats wordt gesproken over:
Laden
Zegels
Haven
Tassen
Pallets
Stuks
Bak
Gelost
Tevens worden er o.a. foto’s gedeeld van witte blokken met opdruk “BOA”, tassen, opgestapelde blokken, geopende container, zegels, dozen in container, blok met panter afdruk, openknippen zegel, dichte container.
(…)
Chats met [naam 27]
In de chats wordt gesproken over:
Transitbak
Ant
Colo spullen
Opgeslagen
verkopen
Tevens worden er o.a. foto’s gedeeld van blokken met afdrukken van een kattenhoofd, blokken met afdrukken van cijfers/letters.
Chats met [naam 28]
In de chats wordt gesproken over:
Stempel
Colo
Boliviaanse
Samenvatting
Op basis van bovenstaande bevindingen komen aanwijzingen naar voren dat [verdachte] betrokkenheid heeft bij de handel in verdovende middelen, genoemd in lijst 1
van de Opiumwet, en dat de loods, aan de [adres 1] te Breda, door hem wordt gebruikt als opslagruimte van deze verdovende middelen. Tevens blijkt uit bovenstaande bevindingen dat zegels van containers verbroken worden en vervangen door nieuwe zegels.