In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil over planschade die eiseres, een exploitant van een benzinestation, heeft geleden als gevolg van een planologische wijziging die de aanleg van een rondweg mogelijk maakte. Eiseres had in 2019 een tegemoetkoming in planschade aangevraagd, die aanvankelijk was vastgesteld op € 39.858,-. Na bezwaar werd dit bedrag verhoogd naar € 42.705,-. Eiseres was het niet eens met de hoogte van de schadevergoeding en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de inwerkingtreding van de bestemmingsplannen, die de aanleg van de rondweg mogelijk maakten, heeft geleid tot een nadeliger positie voor eiseres, omdat minder verkeer het benzinestation zou passeren. De rechtbank heeft de methodiek van de schadeberekening beoordeeld, waarbij het advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) als deskundig werd aangemerkt. Eiseres betwistte de keuzes die SAOZ had gemaakt in de schadeberekening, maar de rechtbank oordeelde dat deze keuzes redelijk en aanvaardbaar waren.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat het bestreden besluit in stand bleef. Eiseres kreeg wel het betaalde griffierecht vergoed, en het college werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 1.068,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de beoordelingsruimte van het bestuursorgaan bij het vaststellen van het normaal maatschappelijk risico en de zorgvuldigheidseisen waaraan een advies moet voldoen.