ECLI:NL:RBZWB:2021:1367
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht in bestuursrechtelijke procedure
Op 19 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een onderneming en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De gemachtigde van de eiseres heeft op 25 januari 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister. De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen, conform afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank constateert dat het UWV heeft meegedeeld dat de eiseres als rechtspersoon is opgehouden te bestaan, wat werd onderbouwd met een uittreksel van het handelsregister. De rechtbank moest beoordelen welke betekenis aan deze mededeling gehecht moest worden en of aan de eisen van de Awb voor het in behandeling nemen van het beroep was voldaan.
Het griffierecht was echter niet binnen de gestelde termijn ontvangen, waardoor de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank heeft hierbij de relevante artikelen van de Awb en het Burgerlijk Wetboek in overweging genomen. De uitspraak benadrukt de verplichting tot betaling van griffierecht en de gevolgen van het niet tijdig voldoen aan deze verplichting.
De rechtbank heeft de zaak zonder behandeling ter zitting afgedaan en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.