ECLI:NL:RBZWB:2021:1382

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
02-071344-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. de Brouwer
  • A. Sterk
  • J. Broeders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaaldelijke oplichting door zich voor te doen als bevoegd psycholoog en psychotherapeut met vervalste diploma's en CV's

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich herhaaldelijk en gedurende lange tijd heeft voorgedaan als bevoegd (klinisch) psycholoog en/of psychotherapeut. De verdachte heeft bij verschillende zorginstanties gewerkt, waarbij hij een doctoraal diploma in de psychologie en brieven van instanties heeft vervalst. Dit leidde tot ernstige schade aan het vertrouwen van de zorginstanties en hun cliënten, en mogelijk ook tot gezondheidsproblemen voor de cliënten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis, waardoor de tenlastegelegde feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. De kans op recidive is hoog ingeschat. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank benadrukt het belang van het waarborgen van de kwaliteit van zorg en het voorkomen van herhaling van dergelijk gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/071344-19
vonnis van de meervoudige kamer van 23 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats] ,
wonende [adres 1] ,
raadsman mr. G.J. Gerrits, advocaat te Arnhem.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 maart 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Vroombout, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 november 2016 tot en met 2 juni 2017 te Tilburg en/of Arnhem en/of elders in Nederland [naam 1] (hierna: [naam 1] ) heeft opgelicht door zich – kort gezegd – voor te doen als psychotherapeut en/of (klinisch) psycholoog en [naam 1] op die wijze heeft bewogen tot afgifte van geld en goederen;
feit 2:in de periode van 29 mei 2017 tot en met 7 oktober 2017 te Amersfoort en/of Harderwijk en/of Arnhem en/of elders in Nederland [naam 2] heeft opgelicht door zich – kort gezegd – voor te doen als psychotherapeut en/of (klinisch) psycholoog en [naam 2] op die wijze heeft bewogen tot afgifte van geld;
feit 3:in de periode van 1 september 2018 tot en met 1 mei 2019 te Zwolle en/of de gemeente Overbetuwe en/of Arnhem en/of elders in Nederland [naam 3] heeft opgelicht door zich – kort gezegd – voor te doen als psycholoog en hij hen op die wijze heeft bewogen tot afgifte van geld;
feit 4:in de periode van 6 oktober 2014 tot en met 25 maart 2019 te Tilburg en/of Arnhem en/of elders in Nederland gebruik heeft gemaakt van door hem valselijk opgemaakte geschriften;
feit 5:in de periode 9 januari 2017 tot en met 22 september 2017 te Tilburg en/of Amersfoort en/of Arnhem en/of elders in Nederland cliëntenbehandelingen heeft verricht, terwijl hij daartoe onvoldoende bekwaam en/of bevoegd was en wist dat hij daardoor een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie is van mening dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich jegens [naam 1] in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als (klinisch) psycholoog en psychotherapeut en dat [naam 1] daardoor is bewogen tot afgifte van salaris, een iPhone en een laptop. Hij baseert zich daarbij op de aangifte van [naam 1] , de aangifte van de [naam 4] (hierna: de [naam 4] ), de uitkomsten van het onderzoek door [naam 4] en de verhoren van verdachte bij de politie op 27 maart 2019 en 8 april 2019.
Feit 2
De officier van justitie is van mening dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich jegens [naam 2] in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als (klinisch) psycholoog en dat [naam 2] daardoor is bewogen tot afgifte van salaris. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte van de [naam 4] , het proces-verbaal van bevindingen inspectierapport [naam 2] , de getuigenverklaring van [getuige 1] en het verhoor van verdachte bij de politie op 8 april 2019.
Feit 3
Voorts is de officier van justitie van mening dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich tegenover [naam 3] valselijk heeft voorgedaan als (ervaren) psycholoog die daarvoor in het bezit was van de vereiste opleidingen/diploma’s en hierdoor [naam 3] heeft bewogen tot afgifte van salaris. De officier van justitie baseert zich hierbij op de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] , de uitkomsten van het onderzoek door de [naam 4] en de verhoren van verdachte bij de politie op 8 april 2019 en 29 april 2019.
Feit 4
De officier van justitie is van mening dat wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de viert tenlastegelegde valse/vervalste geschriften, zij het dat bij het [naam 6] enkel het doctoraal diploma psychologie is gebruikt. Voor het bestandsdeel “een of meer andere werkgever(s)” kan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen, omdat er slechts sprake is van meldingen door andere werkgevers dan de in de tenlastelegging met naam genoemde werkgevers en geen aangiften. De officier van justitie baseert zich voor wat volgens hem bewezenverklaard kan worden op de aangifte van de [naam 4] , de aangifte namens de [naam 5] , het proces-verbaal van verhoor aangever [naam 5] , de processen-verbaal onderzoek van in beslag genomen goed, waaruit blijkt dat verdachte stukken vals heeft opgemaakt en originele geschriften heeft vervalst, de getuigenverklaring van [getuige 4] (adjunct directeur van het [naam 6] ) en de verklaring van verdachte bij de politie op 29 april 2019.
Feit 5
Ook dit feit kan wettig en overtuigend bewezen worden volgens de officier van justitie. Doordat verdachte niet beschikte over de juiste papieren om te werken als (klinisch) psycholoog/psychotherapeut was hij niet bevoegd om handelingen te verrichten. Uit het onderzoek van de [naam 4] is gebleken dat de behandelingen die verdachte bij [naam 1] heeft verricht niet de kwaliteit hadden die je mag verwachten van een zorgverlener met dergelijke kwalificaties. Voorts heeft het onderzoek van de [naam 4] uitgewezen dat verdachte ver buiten de grenzen van deskundigheid handelde en zijn handelen een risico voor cliëntveiligheid vormde. De officier van justitie baseert zich bij de bewezenverklaring op het inspectieonderzoek van de [naam 4] van maart 2018.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feiten 1, 2 en 3
De verdediging stelt allereerst dat verdachte bij [naam 1] (feit 1) en [naam 2] (feit 2) geen valse naam heeft aangenomen. In geval van [naam 3] (feit 3) is verdachte kennelijk werkzaam geweest onder de naam “ [verdachte] ”, doch uit niets kan blijken dat [naam 3] door het aannemen van die naam is bewogen tot de afgifte van geldbedragen/salaris. Verdachte dient van dit bestandsdeel in alle drie de feiten te worden vrijgesproken.
Vervolgens heeft de verdediging vrijspraak bepleit voor de bij feit 1 en feit 2 achter de eerste twee gedachtestreepjes opgenomen feitelijke handelingen van verdachte. [naam 1] en [naam 2] zijn daardoor niet bewogen tot afgifte van salaris. Door zijn sollicitatie en het daarbij door hem overhandigde curriculum vitae hebben [naam 1] en [naam 2] een arbeidsovereenkomst met verdachte gesloten. Door zijn mededelingen over zijn herregistratie in het BIG-register hebben ze die arbeidsovereenkomst mogelijk langer voortgezet. Maar de loonbetalingsverplichting van een werkgever is onlosmakelijk verbonden aan het verrichten van arbeid en dus niet het gevolg van het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Het salaris dat verdachte van de betreffende werkgevers heeft gekregen is daarom verbonden aan de werkzaamheden die hij voor de betreffende werkgevers heeft verricht en niet aan de omstandigheid dat ze een arbeidsovereenkomst met verdachte zijn aangegaan. [naam 1] is door de mededelingen van verdachte ook niet bewogen tot de afgifte van een laptop en IPhone. Die zijn aan verdachte ter beschikking gesteld voor de uitvoering van zijn werkzaamheden.
Voor feit 3 heeft de verdediging integrale vrijspraak bepleit. [naam 3] heeft volgens de verdediging enkel loon aan verdachte betaald, omdat zij een (detacherings)vergoeding ontving van haar opdrachtgever ( [naam 27] voor het werk dat verdachte bij die opdrachtgever uitvoerde. [naam 3] is dus niet door de inzet van een oplichtingsmiddel bewogen tot afgifte van geld. Bovendien is niet gebleken dat [naam 3] geen vergoeding van haar opdrachtgever heeft ontvangen of verlangd, terwijl evenmin sprake is van wederrechtelijke bevoordeling nu verdachte gewoon werkzaamheden heeft verricht voor het loon dat aan hem is betaald.
Tot slot is volgens de verdediging ook bij [naam 1] en [naam 2] van wederrechtelijke bevoordeling geen sprake. Er is loon betaald omdat er arbeid is verricht.
Feit 4
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het doctoraal diploma in de psychologie van de [naam 7] en van de brief van de [naam 8] .
Bij de valse of vervalste brief van het [naam 6] stelt de verdediging zich op het standpunt dat uit niets kan blijken dat verdachte deze brief heeft gebruikt. Tot slot is een curriculum vitae (hierna: CV) volgens de verdediging niet bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen.
Feit 5
Volgens de verdediging heeft verdachte in dienst van [naam 1] vooral werkzaamheden verricht op beleidsmatig en organisatorisch vlak en niet of nauwelijks op het gebied van de individuele gezondheidszorg. Daarnaast hebben [naam 1] en [naam 2] verdachte niet (zonder supervisie van een hoofdbehandelaar) laten werken met individuele cliënten of patiënten. De conclusie dat er een (aanmerkelijke) kans is ontstaan op schade aan de gezondheid van anderen is alleen gebaseerd op het oordeel van de [naam 4] . Zonder enig inzicht in de aard en ernst van de problematiek van de cliënten/patiënten waarmee verdachte contact heeft gehad, kan niet zomaar geconcludeerd worden dat er een aanmerkelijke kans was op schade aan de gezondheid van een ander, laat staan dat verdachte dat wist.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1, 2 en 3 Oplichting [naam 1] , [naam 2] en [naam 3]
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 13 november 2016 – middels brief en CV – gesolliciteerd heeft naar de functie van psychotherapeut. [naam 1] was zo onder de indruk van het CV van verdachte dat hem werd gevraagd te solliciteren naar de functie van directeur zorg bij [naam 1] . Dat heeft verdachte op 15 november 2016 gedaan. Hij is in die functie aangesteld en in de periode van 9 januari 2017 tot en met 2 juni 2017, voor 32 uur per week, werkzaam geweest bij [naam 1] . Hij heeft vanaf februari 2017 ook - in totaal - tien cliënten behandeld. Om zijn werkzaamheden uit te kunnen voeren, heeft [naam 1] verdachte voorzien van een laptop en IPhone en verdachte is meermalen salaris betaald.
Op 29 mei 2017 heeft verdachte gesolliciteerd op de vacature van klinisch psycholoog bij [naam 2] , locaties [locaties] . Vanaf 14 augustus 2017 is verdachte aangesteld in deze functie en werkzaam geweest voor [naam 2] . Op 22 september 2017 is verdachte per direct geschorst. In die periode heeft verdachte ook contacten met cliënten gehad. Verdachte is meermalen salaris betaald.
In september 2018 heeft verdachte een open sollicitatie met CV toegezonden aan [naam 3] . Op basis daarvan is hij bij [naam 3] aangesteld als beleidsadviseur in het sociaal domein. [naam 3] heeft verdachte meermalen salaris betaald.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte ook op zitting de bij de feiten 1, 2 en 3 omschreven feitelijke (oplichtings)handelingen heeft bekend.
De rechtbank volgt de verdediging niet in het doorsnijden van het strafrechtelijk causaal verband tussen het aangaan van de arbeidsovereenkomst met verdachte door [naam 1] en [naam 2] en de afgifte van salaris door deze werkgevers. In tegenstelling tot de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het tot stand komen van een arbeidsovereenkomst tussen genoemde werkgevers en verdachte de grondslag is geweest om tot uitbetaling van salaris aan verdachte over te gaan en niet het verrichten van arbeid in het kader van die arbeidsovereenkomsten. Zonder die door oplichting aangegane arbeidsovereenkomst had verdachte geen werkzaamheden bij deze werkgevers kunnen verrichten en had hij geen salaris ontvangen.
Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank ook meteen de wederrechtelijkheid van de bevoordeling gegeven. Dat het oogmerk van verdachte bij de door hem erkende oplichtingshandelingen wellicht in de eerste plaats was gericht op het tot stand komen van een arbeidsovereenkomst voor een functie waarvan hij wist dat hij niet aan de vereisten voldeed, maakt dat ook niet anders. Verdachte wist dat daaraan een bij de functie passende salarisbetaling aan gekoppeld was en – bij [naam 1] – dat ook de verstrekking van een laptop en telefoon tot de arbeidsvoorwaarden behoorde, zodat zijn opzet mede daarop gericht was.
Dat verdachte tijdens zijn dienstverbanden bij [naam 1] en [naam 2] wellicht nog enig zinvol werk heeft gedaan voor de betreffende werkgevers doet aan de wederrechtelijkheid van de bevoordeling niet af. Bovendien is daadwerkelijke – financiële – benadeling niet vereist, het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling volstaat.
Bij [naam 3] is dat naar het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank wijst in dit verband nog op de verklaring van getuige [getuige 2] . Vanaf het moment dat [naam 3] een arbeidsovereenkomst aangaat, wordt de betreffende medewerker betaald door [naam 3] . Het hoeft nog niet zo te zijn dat er dan een specifieke opdrachtgever voor die persoon is.
Feit 4 Valsheid in geschrifte
Gebruikmaking stukken bij [naam 9]
Anders dan de verdediging stelt, blijkt uit de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte dat hij alle ad 1 tot en met ad 4 genoemde stukken, inclusief de brief van [naam 6] , heeft toegezonden aan [naam 9] teneinde daar in dienst genomen te worden.
Gebruikmaking stukken bij [naam 6]
Uit de bewijsmiddelen blijkt alleen dat verdachte naar het [naam 6] het valse doctoraal diploma in de psychologie heeft verzonden. Van het gebruik bij het [naam 6] van de overige tenlastegelegde geschriften zal verdachte worden vrijgesproken.
Curriculum vitae (CV)
Een bestemming om tot bewijs van enig feit te dienen is aanwezig als er sprake is van een geschrift waaraan in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit toekomt. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dat wel degelijk geldt voor een CV. Een CV is een document waarin een overzicht wordt gegeven van de gevolgde opleidingen, werkervaringen en nevenactiviteiten van iemand. Bij sollicitaties wordt het CV meegezonden om daarmee aan te tonen dat men voldoet aan de functievereisten die gesteld worden aan de betreffende vacature. Een werkgever mag erop vertrouwen dat de opgave van opleiding, kennis en ervaring door een sollicitant correct is. Met het vervalsen van zijn CV heeft verdachte aan de zorginstanties waarbij hij solliciteerde willen bewijzen dat hij, zowel qua opleidingen als werkervaring, voldeed aan de gestelde vereisten voor betreffende vacatures en dat hij een geschikte kandidaat was voor die functies. In die context heeft het (valse) CV van verdachte wel degelijk tot bewijs gediend.
CV naar een of meer andere werkgever(s)
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte ook een vals CV heeft gestuurd naar andere (potentiële) werkgevers dan de met naam genoemde. Dat [naam 10] (november 2017), [naam 11] (november 2016) en [naam 12] (november 2017) geen aangifte maar alleen melding hebben gedaan, staat daar niet aan in de weg. Valsheid in geschrifte is geen klachtdelict. Bovendien zitten de door verdachte aan deze drie werkgevers gestuurde sollicitatiebrieven en valse CV’s in het dossier en heeft hij op zitting verklaard dat het goed zou kunnen dat hij het valse CV ook naar andere werkgevers heeft gestuurd.
Feit 5 Veroorzaken kans op gezondheidsschade
[naam 1] ( [naam 1] )
Verdachte heeft op zitting erkend dat hij niet was opgeleid (bevoegd) om de cliënten van (onder andere) [naam 1] te behandelen, dat hij daartoe ook niet bekwaam was en dat patiënten bij hem niet in goede handen waren. De bevindingen van de [naam 4] dat verdachte van zijn contacten met cliënten nauwelijks iets heeft gedocumenteerd en dat hij geen diagnostiek en behandelplannen heeft vastgelegd, heeft hij op zitting eveneens bevestigd. De [naam 4] heeft de dossiers van de tien cliënten van verdachte bij [naam 1] ingezien. In samenhang met de aangehaalde verklaring van verdachte zelf is dat voldoende om te concluderen dat er een aanmerkelijke kans op gezondheidsschade was en dat verdachte dat wist. Inzicht in de precieze aard en ernst van de problematiek van de cliënten van verdachte is voor het trekken van die conclusie niet vereist. Dat verdachte – in ieder geval formeel – onder supervisie werkte, maakt dat niet anders.
[naam 2]
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het veroorzaken van een aanmerkelijke kans op gezondheidsschade aan cliënten van [naam 2] wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte heeft slechts zes weken bij [naam 2] gewerkt. De [naam 4] heeft daar enkel vastgesteld dat verdachte in de opbouw van zijn caseload 25 uur in het bijzijn van cliënten heeft besteed. Daarbij is echter vermeld dat dit directe en indirecte tijd betreft en – anders dan bij [naam 1] – heeft nader dossieronderzoek niet plaatsgevonden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 13 november 2016 tot en met 2 juni 2017 te Tilburg meermalen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels [naam 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag/salaris en/of een laptop en/of een iPhone hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als psychotherapeut en/of (klinisch) psycholoog, zijnde een beroep als omschreven in artikel 3 van de Wet op de beroepen van de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) door:
- te solliciteren naar de functie van psychotherapeut en directeur zorg en daarbij een curriculum vitae te overhandigen dat niet volgens de waarheid was ten aanzien van opgevoerde werkervaring en opleidingen, door daarin (onder andere) te vermelden dat hij, verdachte, een doctoraal diploma in de psychologie heeft behaald en de opleidingen tot klinisch psycholoog en psychotherapeut heeft gevolgd en/of
- door (telkens) aan te geven dat hij bezig was met zijn herregistratie in het BIG-register en/of verwachtte in februari 2017 zijn registratie weer op orde te hebben en/of
- door (vervolgens) nadat hij was aangenomen werkzaamheden te verrichten behorende bij de functie, te weten een of meer handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, waarvoor de deskundigheid en/of opleiding van een (gediplomeerd) psychotherapeut en/of (klinisch) psycholoog waren vereist,
waardoor [naam 1] (telkens) werd bewogen tot vorenomschreven afgifte;
2
in de periode van 29 mei 2017 tot en met 7 oktober 2017 te Amersfoort en/of Harderwijk, meermalen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag/salaris, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als klinisch psycholoog, zijnde een beroep als omschreven in artikel 3 van de Wet BIG, door:
- te solliciteren naar de functie van klinisch psycholoog en daarbij een curriculum vitae te overhandigen dat niet volgens de waarheid was ten aanzien van opgevoerde werkervaring en opleidingen, door daarin (onder andere) te vermelden dat hij, verdachte, een doctoraal diploma in de psychologie heeft behaald en/of de opleidingen tot klinisch psycholoog en/of psychotherapeut heeft gevolgd en/of
- door aan te geven dat hij bezig was met zijn herregistratie in het BIG-register en/of dat hij hier papieren van kon overleggen en/of
- door (vervolgens) nadat hij was aangenomen werkzaamheden te verrichten behorende bij de functie, te weten een of meer handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, waarvoor de deskundigheid en/of opleiding van een (gediplomeerd) psychotherapeut en/of (klinisch) psycholoog waren vereist,
waardoor voornoemde werkgever [naam 2] (telkens) werd bewogen tot vorenomschreven afgifte;
in de periode van 1 september 2018 tot en met 1 mei 2019 te Zwolle, meermalen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 3] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag/salaris, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als psycholoog door:
- te solliciteren naar de functie van beleidsmedewerker en daarbij een curriculum vitae te overhandigen dat niet volgens de waarheid was ten aanzien van opgevoerde werkervaring en opleidingen, door daarin (onder andere) te vermelden dat hij, verdachte, een doctoraal diploma in de psychologie heeft behaald,
waardoor voornoemde werkgever [naam 3] werd bewogen tot vorenomschreven afgifte;
4
in de periode van 6 oktober 2014 t/m 25 maart 2019 te Tilburg en/of Arnhem en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
(1) - een vervalst doctoraal diploma in de psychologie van de [naam 7]
d.d. 27 juni 1984 en/of
(2) - een vervalste brief van het [naam 6] (hierna: [naam 6] )
inhoudende ‘bewijs van registratie als klinisch psycholoog [naam 6] ’ d.d. 28 december 1995 en/of
(3) - een vervalste brief van de [naam 13] en
Psychotheraepeuten ( [naam 8] ) d.d. 18 oktober 2010 en/of
(4) - een vals curriculum vitae dat niet volgens de waarheid was ten aanzien van opgevoerde
werkervaring en/of opleidingen
zijnde die stukken geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen als waren die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte,
- de genoemde stukken (ad 1 en ad 2 en ad 3 en ad 4) aan [naam 9] heeft verstrekt ter verkrijging en/of voortzetting van een arbeidsovereenkomst en
- het genoemde stuk ad 1aan [naam 6] heeft verstrekt ter verkrijging van een registratie bij voornoemd instituut en
- het valse curriculum vitae (ad 4) aan [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en andere werkgevers heeft verstrekt ter verkrijging van een arbeidsovereenkomst
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
-voornoemd diploma (ad 1) niet aan verdachte is uitgegeven en
-voornoemde brief van [naam 6] (ad 2) niet door deze instantie aan verdachte is opgesteld en
verzonden en
-voornoemde brief van [naam 8] (ad 3) niet door deze instantie aan verdachte is opgesteld en verzonden en
-in voornoemd curriculum vitae (ad 4) (onder andere) valselijk stond vermeld dat hij, verdachte, een doctoraal diploma in de psychologie heeft behaald en/of de opleidingen tot klinisch psycholoog en/of psychotherapeut heeft gevolgd;
5
in de periode van 23 januari 2017 tot en met 24 mei 2017 te Tilburg, terwijl hij, verdachte, niet ingeschreven stond in een register (overeenkomstig het bepaalde artikel 3 eerste lid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, het zogenaamde BIG-register), buiten noodzaak behandelingen heeft verricht en/of uitgevoerd op het gebied van de individuele gezondheidzorg, te weten het ambulant behandelen van individuele cliënten in basis en/of specialistische gezondheidszorg, terwijl hij zichzelf bij het verrichten van bovengenoemde (be)handelingen, redelijkerwijs niet (voldoende) bekwaam en bevoegd kon of mocht achten en verdachte derhalve wist dat hij een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander, te weten zijn cliënten bij [naam 1] , heeft veroorzaakt, bestaande die aanmerkelijke kans op schade uit:
- maandenlange vertraging in de diagnostiek en geïndiceerde behandeling en/of
- ( daardoor) verergering of aanhouden van de ervaren klachten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht;
  • ambulante behandeling;
  • andere aanwijzingen het gedrag betreffende.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf niet meer aan de orde is, gelet op het verstrijken van de tijd en omdat verdachte inmiddels een behandeling volgt bij Kairos (forensische zorg) en de gemaakte vorderingen dan teniet gedaan zouden worden. Verdachte en de maatschappij zijn gebaat bij voortzetting van die behandeling. Indien de rechtbank van oordeel is dat een vrijheidsbenemende straf nog wel op zijn plaats is, zou volstaan kunnen worden met een onvoorwaardelijk deel dat gelijk is aan het voorarrest en daarnaast een taakstraf. Bij oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf zou reclasseringstoezicht als stok achter de deur kunnen fungeren om tijdig in te kunnen grijpen als dit nodig is.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich herhaaldelijk en gedurende lange tijd voorgedaan als bevoegd (klinisch) psycholoog en/of psychotherapeut en is in die hoedanigheid bij verschillende zorginstanties aan de slag gegaan. Verdachte aarzelde niet om daarvoor op schrift en in gesprekken te liegen over de door hem genoten opleidingen en werkervaring en om daar door hemzelf gemaakte stukken aan ten grondslag te leggen. Op grond van die leugens zijn meerdere werkgevers in de geestelijke gezondheidszorg dienstbetrekkingen aangegaan met verdachte en hebben zij hun cliënten toevertrouwd aan een onbevoegd en onbekwaam persoon. Deze zorgverleners hebben hierdoor schade geleden nu naast hun goede naam ook het vertrouwen van de cliënten in hun praktijk ernstig is beschaamd. Cliënten in de geestelijke gezondheidszorg moeten er immers op kunnen vertrouwen dat zij geholpen worden door een behandelaar die beschikt over de bevoegdheid en bekwaamheid die bij zijn functie hoort. Ook dat vertrouwen is ernstig beschaamd door verdachte, nog los van de gezondheidsschade die verdachte zeer waarschijnlijk heeft veroorzaakt. Niet alle zorgwerkgevers van verdachte hebben namelijk aangifte gedaan en de [naam 4] heeft enkel de cliëntendossiers van [naam 1] onderzocht. Daaruit blijkt in ieder geval dat de behandeling van tien cliënten minstens aanmerkelijke vertraging heeft opgelopen en een aantal zelfs geen vertrouwen meer heeft in de zorgverlening en met behandeling is gestopt.
Op zitting heeft verdachte verklaard dat hij zijn verantwoordelijkheid had moeten nemen en zich niet anders of beter voor had moeten doen dan hij is. Feit is dat verdachte vele momenten heeft gehad waarop hij dat had kunnen doen. Verdachte koos er echter steeds voor om zijn zelfbedachte en -gemaakte schijnwerkelijkheid in stand te houden door bij weer een andere zorgverlener te solliciteren en aan de slag te gaan. Zelfs twee door de [naam 4] op 18 maart 2018 opgelegde bestuurlijke boetes voor titelmisbruik hebben hem er niet van weerhouden op dat moment als psycholoog te blijven werken bij [naam 12] en later dat jaar opnieuw een vals cv te verstrekken. Dit keer aan [naam 3] .
Dit gedrag van verdachte past naar het oordeel van de rechtbank bij zijn narcistische persoonlijkheidsstoornis. Daartoe concludeert GZ-psycholoog [naam 14] in zijn rapport van 4 oktober 2019. Door die stoornis zijn de tenlastegelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, maar ook volgens [naam 14] was verdachte wel degelijk in staat andere gedragskeuzes te maken. Vanuit de stoornis is er volgens [naam 14] bij betrokkene sprake van grootheidsfantasieën en zelfoverschatting. Verdachte zal om zijn lage zelfbeeld te verhullen, een positieve, superlatieve zelfpresentatie proberen hoog te houden. Hij schroomt niet om op zulke momenten de waarheid te verdraaien, te externaliseren of te bagatelliseren. Dit maakt dat de kans op herhaling op soortgelijke delicten door [naam 14] als hoog wordt ingeschat.
Ook de reclassering schat het gevaar op herhaling in als hoog. In het voorlichtingsrapport van 14 oktober 2019 van [naam 15] , reclasseringswerker, wordt er in dat verband nog op gewezen dat verdachte eerder is veroordeeld voor valsheid in geschrifte. Met de door de reclassering geadviseerde diagnose bij de forensisch poliklinische kliniek Kairos is verdachte inmiddels begonnen. Daarna zal een behandeling worden opgestart.
Alles afwegende acht de rechtbank met de officier van justitie een lange gevangenisstraf noodzakelijk en op zijn plaats. Niet alleen als bestraffing, maar ook om te voorkomen dat verdachte in de toekomst nog andere slachtoffers maakt. Bovendien om te voorkomen dat anderen het slechte voorbeeld van verdachte volgen en in de zorg gaan werken, terwijl ze de kennis en kunde missen om cliënten en/of patiënten de juiste zorg te geven. De rechtbank acht dan ook in beginsel een gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden. Een groot deel van die gevangenisstraf zal de rechtbank echter voorwaardelijk opleggen om een behandeling van de stoornis van verdachte mogelijk te maken onder toezicht van de Reclassering. Gelet op de hardnekkigheid van de stoornis zal de rechtbank een langere proeftijd opleggen dan de gebruikelijk twee jaar.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en met de voorwaarden zoals hierna in het dictum genoemd.

6.De benadeelde partij

Feit 1
De benadeelde partij [naam 1] vordert een schadevergoeding van in totaal € 137.745,48.
De door [naam 1] ingediende vordering tot vergoeding van de geleden schade is voor een bedrag van € 132.745,48 (€ 137.745,48 minus € 5.000,-) onlosmakelijk verbonden met een vordering van [naam 1] bij de civiele rechter. Die civiele procedure is in staat van wijzen, zodat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnenkort arrest zal wijzen. Gelet daarop zal de rechtbank de benadeelde partij voor dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De raadsman van de benadeelde partij heeft ter zitting toegelicht dat de kostenpost van
€ 5.000,-, die ziet op de uren dat de heer [naam 16] behulpzaam is geweest bij het onderzoek van de [naam 4] , geen onderdeel uitmaakt van de vordering die reeds aanhangig is gemaakt bij de civiele rechter. Ook in dit resterende deel van de vordering zal de rechtbank de benadeelde partij echter niet-ontvankelijk verklaren Dit deel is onderbouwd maar integraal betwist door de verdediging, waardoor voor een beslissing nadere proceshandelingen nodig zijn die een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 96 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2: oplichting, meermalen gepleegd;
feit 3: oplichting, meermalen gepleegd;
feit 4: valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd;
feit 5: het als degene die, niet ingeschreven staande in een register als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat hij schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander veroorzaakt;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
* dat verdachte zich binnen drie dagen na vonniswijzing bij Reclassering Nederland op het adres: Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem meldt. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
* dat verdachte zich laat diagnosticeren en (indien volgens het behandeladvies noodzakelijk) behandelen door forensische polikliniek Kairos en/of een soortgelijke (forensische) zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich daarbij aan de huisregels en de aanwijzingen die de (forensische) zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte de reclassering informeert over zijn inspanningen op het gebied van het zoeken van werk en sollicitaties. Hij verleent inzicht in (sollicitatie)brieven en het opgestelde en verstuurde curriculum vitae, wanneer de reclassering hierom vraagt.
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering, voor zover dat nog niet is gebeurd, bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam 1] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Brouwer, voorzitter, mr. Sterk en mr. Broeders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Berkel-de Jongh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 maart 2021;
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan bovengenoemde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 2 juni 2017 te Tilburg en/of
Arnhem en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich
en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of
een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, [naam 1] heeft bewogen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en)/salaris en/of een laptop en/of een iPhone, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als psychotherapeut en/of (klinisch) psycholoog, zijnde een beroep als omschreven in artikel 3 van de Wet op de beroepen van de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) door:
-te solliciteren naar de functie van psychotherapeut en/of directeur zorg en/of manager zorg en daarbij een curriculum vitae te overhandigen dat niet volgens de waarheid was ten aanzien van opgevoerde werkervaring en/of opleiding(en), door daarin (onder andere) te vermelden dat hij, verdachte, een doctoraal diploma in de psychologie heeft behaald en/of de opleidingen tot klinisch psycholoog en/of psychotherapeut heeft gevolgd en/of
-door (telkens) aan te geven dat hij bezig was met zijn herregistratie in het BIG-register en/of verwachtte in februari 2017 zijn registratie weer op orde te hebben en/of
- door (vervolgens) nadat hij was aangenomen werkzaamheden te verrichten behorende bij de functie, te weten een of meer handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, waarvoor de deskundigheid en/of opleiding van een (gediplomeerd) psychotherapeut en/of (klinisch) psycholoog waren vereist,
waardoor [naam 1] (telkens) werd bewogen tot vorenomschreven afgifte;
(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij in of omstreeks de periode van 29 mei 2017 tot en met 7 oktober 2017 te Amersfoort en/of Harderwijk en/of Arnhem en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, [naam 2] , althans een ander, heeft bewogen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en)/salaris, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als psychotherapeut en/of (klinisch) psycholoog, zijnde een beroep als omschreven in artikel 3 van de Wet BIG, door:
-te solliciteren naar de functie van (klinisch) psycholoog en/of psychotherapeut en daarbij een curriculum vitae te overhandigen dat niet volgens de waarheid was ten aanzien van opgevoerde werkervaring en/of opleiding(en), door daarin (onder andere) te vermelden dat hij, verdachte, een doctoraal diploma in de psychologie heeft behaald en/of de opleidingen tot klinisch psycholoog en/of psychotherapeut heeft gevolgd en/of
-door aan te geven dat hij bezig was met zijn herregistratie in het BIG-register en/of dat hij hier papieren van kon overleggen en/of
- door (vervolgens) nadat hij was aangenomen werkzaamheden te verrichten behorende bij de functie, te weten een of meer handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, waarvoor de deskundigheid en/of opleiding van een (gediplomeerd) psychotherapeut en/of (klinisch) psycholoog waren vereist,
waardoor voornoemde werkgever [naam 2] (telkens) werd bewogen tot vorenomschreven afgifte;
(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2018 tot en met 1 mei 2019 te Zwolle en/of de gemeente Overbetuwe en/of Arnhem en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 3] , althans een ander, heeft bewogen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en)/salaris, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als psycholoog door (telkens):
-te solliciteren naar de functie van beleidsmedewerker en daarbij een curriculum vitae te
overhandigen dat niet volgens de waarheid was ten aanzien van opgevoerde werkervaring en/of
opleiding(en), door daarin (onder andere) te vermelden dat hij, verdachte, een doctoraal
diploma in de psychologie heeft behaald en/of
waardoor voornoemde werkgever [naam 3] werd bewogen tot vorenomschreven afgifte;
(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij in of omstreeks de periode van 6 oktober 2014 t/m 25 maart 2019 te Tilburg en/of Arnhem en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
(1) - een vals of vervalst doctoraal diploma in de psychologie van de [naam 7]
d.d. 27 juni 1984 en/of
(2) - een valse of vervalste brief van het [naam 6] (hierna: [naam 6] )
inhoudende ‘bewijs van registratie als klinisch psycholoog [naam 6] ’ d.d. 28 december 1995 en/of
(3) - een valse of vervalste brief van de [naam 13] en
Psychotheraepeuten ( [naam 8] ) d.d. 18 oktober 2010 en/of
(4) - een vals curriculum vitae dat niet volgens de waarheid was ten aanzien van opgevoerde
werkervaring en/of opleiding(en)
zijnde die stukken geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen als waren die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte,
- de genoemde stukken (ad 1 en/of ad 2 en/of ad 3 en/of ad 4) aan [naam 9] en/of een of meer andere werkgever(s) heeft verstrekt ter verkrijging en/of voortzetting van (een)
arbeidsovereenkomst(en) en/of
- de genoemde stukken (ad 1 en/of ad 2 en/of ad 3 en/of ad 4) aan [naam 6] heeft verstrekt ter
verkrijging van een registratie bij voornoemd instituut en/of
- het valse curriculum vitae (ad 4) aan [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of een of meer andere werkgever(s) heeft verstrekt ter verkrijging en/of voortzetting van (een) arbeidsovereenkomst(en)
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
-voornoemd diploma (ad 1) niet aan verdachte is uitgegeven en/of
-voornoemde brief van [naam 6] (ad 2) niet door deze instantie aan verdachte is opgesteld en/of
verzonden en/of
-voornoemde brief van [naam 8] (ad 3) niet door deze instantie aan verdachte is opgesteld en/of verzonden en/of
-in voornoemd curriculum vitae (ad 4) (onder andere) valselijk stond vermeld dat hij, verdachte, een doctoraal diploma in de psychologie heeft behaald en/of de opleidingen tot klinisch psycholoog en/of psychotherapeut heeft gevolgd;
(Artikel art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
5
hij in of omstreeks de periode van 9 januari 2017 tot en met 22 september 2017 te Tilburg en/of Amersfoort en/of Arnhem en/of elders in Nederland, terwijl hij, verdachte, niet ingeschreven stond in een register (overeenkomstig het bepaalde artikel 3 eerste lid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, het zogenaamde BIG-register), buiten noodzaak een (of meer) (be)handelingen heeft verricht en/of uitgevoerd op het gebied van de individuele gezondheidzorg, te weten het stellen van een psychologische diagnose en/of het ambulant behandelen van individuele cliënten in basis en/of specialistische gezondheidszorg, terwijl hij zichzelf bij het verrichten van bovengenoemde (be)handeling(en), redelijkerwijs niet (voldoende) bekwaam en/of bevoegd kon of mocht achten en/of verdachte (derhalve) wist dat hij een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander, te weten zijn cliënten bij [naam 1] en/of [naam 2] , heeft veroorzaakt, bestaande die aanmerkelijke kans op schade uit:
-maandenlange vertraging in de diagnostiek en geïndiceerde behandeling en/of
-(daardoor) verergering of aanhouden van de ervaren klachten;
(Artikel art 96 lid 1 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg)
Bijlage II
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal onderzoek 18-076, van de [naam 4] , Bureau Opsporing en Boetes, Proces Opsporing, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en (na een aanbiedings- en zaakproces-verbaal en een inhoudsopgave) doorgenummerd van 1 tot en met 596.
Feit 1, 2 en 3
1.1
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , pagina 4 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De aangifte is gericht tegen [verdachte] , geboren [geboortedag] 1957.
[naam 1]
Op 4 juli 2017 ontving de inspectie de tweede melding over [verdachte] van zorgaanbieder [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Uit de initiële melding van [naam 1] , de verslaglegging door de instelling, gesprekken met de directie en een aantal nagestuurde documenten bleek onder andere dat [verdachte] per e-mail op 13 november 2016 bij [naam 1] op de functie van 'psychotherapeut/vervangend praktijkopleider' solliciteerde. Hierbij stuurde hij een brief en een curriculum vitae. In gesprekken die volgden met de directie gaf [verdachte] aan dat hij voor de (wettelijke) invoering van de BIG-titels zijn opleiding tot psychotherapeut en klinisch psycholoog had gevolgd. Ook vertelde hij de directie dat hij zich in een overgangsregeling had laten registreren als klinisch psycholoog BIG en psychotherapeut BIG.
Uit onderzoek door de inspectie in het BIG-register bleek dat [verdachte] in het BIG- register niet voor kwam. In het gehele systeem niet, wat betekent dat [verdachte] nooit, ook niet in het verleden, als klinisch psycholoog, GZ-psycholoog of als psychotherapeut in het BIG-register geregistreerd is geweest.
Tevens vertelde [verdachte] aan de directie van [naam 1] dat hij eerder wel beschikte over een BIG-registratie als psychotherapeut, maar dat de herregistratie tijdelijk was opgeschort wegens te weinig praktijkuren in de afgelopen periode. Blijkens het curriculum vitae zou hij zijn lid van het [naam 6] (hierna: [naam 6] ) en de [naam 6] (hierna: [naam 6] ). Op basis van de door [verdachte] geschetste ervaring en gesprekken bij [naam 1] werd [verdachte] een dienstverband aangeboden door [naam 1] . Op 1 december 2016 werd hij aangesteld in de functie van directeur zorg voor 32 uur per week. Van deze 32 uur heeft [verdachte] voor 12 uur per week gewerkt in de directe cliëntenzorg in de periode 9 januari 2017 tot en met 2 juni 2017. In een e-mail, d.d. 20 december 2016, beschreef [verdachte] aan de directie van [naam 1] dat hij verwachtte dat de BIG-registratie snel gerealiseerd zou zijn.
[naam 1] deed in juli 2017 onderzoek naar de instellingen, opleidingen en verenigingen zoals vermeld op het curriculum vitae van en door [verdachte] . Hieruit bleek dat twaalf (12) instellingen/instanties, genoemd in het curriculum vitae van [verdachte] , in schriftelijke reacties te kennen gaven [verdachte] niet te kennen als voormalig medewerker, cursist, docent of lid.
[naam 2]
Door de inspectie werd op 7 september 2017 informatie gevorderd bij de heer [verdachte] over zijn actuele werkzaamheden in de zorg. Volgens de heer [verdachte] was hij werkzaam bij [naam 2] . Deze instelling is ten tijde van het inspectieonderzoek gevraagd om nader onderzoek uit te voeren naar het actueel functioneren van [verdachte] en de inspectie hierover te rapporteren. Uit de rapportage van [naam 2] bleek onder andere dat:
  • [verdachte] middels een brief en curriculum vitae, d.d. 29 mei 2017, solliciteerde op de vacature van klinisch psycholoog bij [naam 2] , locaties [locaties]
  • volgens het curriculum vitae [verdachte] werkzaam was geweest bij meerdere zorgaanbieders als 'manager zorg', 'klinisch psycholoog', 'psychotherapeut' en 'behandelcoördinator' en 'zorgmanager' bij diverse werkgevers;
  • [verdachte] tijdens zijn sollicitatieprocedure aan [naam 2] meldde dat hij 'bezig was met zijn BIG-registratie';
  • [naam 2] [verdachte] had aangesteld in de functie van 'klinisch psycholoog' vanaf 14 augustus 2017;
  • Klinisch psycholoog een beschermde specialistentitel is en een BIG-registratie vereist;
  • [verdachte] op 22 september 2017 per direct door [naam 2] geschorst was en moest stoppen met zijn werkzaamheden, omdat [naam 2] hem confronteerde met het inspectieonderzoek en de bevinding dat hij nog steeds geen BIG-registratie kon overleggen.
1.2
Het proces-verbaal van aangifte [naam 16] , namens [naam 1] , pagina 144 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben algemeen directeur van het bedrijf [naam 1] . Op 13 november 2016, kregen wij een sollicitatie per mail binnen van [verdachte] met daarbij een CV. Hij had gesolliciteerd op de functie van psychotherapeut. Wij vonden op basis van zijn Curriculum Vitae dat [verdachte] geschikt was voor de functie van directeur zorg. [verdachte] zei dat hij de titels klinisch psycholoog, gezondheidszorg psycholoog en psychotherapeut had. Echter gaf hij aan dat alle drie de titels waren verlopen omdat er een herregistratie was bij BIG-register. Alle drie de titels welke [verdachte] zou bezitten zijn beschermd volgens de wet BIG.
[verdachte] gaf aan er mee bezig te zijn en dat deze registraties weer goed in het systeem werden gezet. Op 15 november 2016 kregen wij een motivatiebrief binnen van [verdachte] . Hierin gaf hij aan waarom hij geschikt was voor de functie directeur zorg. Nadat [verdachte] deze selectieprocedure was doorlopen werd hij aangenomen. Op 6 december 2016 werd door [verdachte] het arbeidscontract getekend. Op 9 januari 2017 was [verdachte] daadwerkelijk in dienst van [naam 1] gekomen. Omstreeks februari 2017 kreeg [verdachte] zijn eerste patiënten te zien.
1.3
Het proces-verbaal aanvullend verhoor aangever [naam 16] , pagina 147 e.v., voor zover inhoudende als vraag van de verhoorder (V) en antwoord van de aangever (A), zakelijk weergegeven:
V: Welke elementen zijn voor u van doorslag geweest om [verdachte] aan te nemen?
A: Toen wij zijn cv zagen waar onder andere op stond dat hij klinisch psycholoog, psychotherapeut en getraind was voor EMDR etc. Het was gewoon een prachtig cv. Wij werken veel met zelfstandige therapeuten en qua ervaring zou hij daar erg goed tussen passen.
V: Welke elementen waren vereist voor de functie directeur zorg?
A: Zijn BIG-titels als psychotherapeut en/of klinisch psycholoog. Daarbij een aantal opleidingen zoals de supervisorenopleiding EMDR, specifiek van die vereniging en cognitieve gedragstherapie.
V: Welke diploma vereisten zijn er?
A: Wij werken alleen met universiteit geschoolde therapeuten.
V: Hoe wist u of [verdachte] universiteit geschoold was?
A: Dit wist ik aan de hand van zijn cv. Je kan namelijk bijvoorbeeld de opleiding van
psychotherapeut alleen volgen als je een diploma hebt behaald van de universiteit. Zijn carrière had een logische opbouw die ook vertrouwen wekte met een aantal redelijk lange dienstverbanden.
V: Wat vertelde [verdachte] over zijn herregistratie?
A: Hij heeft in zijn gesprek aangegeven dat hij op dit moment niet zijn registratie op orde had, maar dat hij snel zijn herregistratie op orde zou brengen. Voordat hij daadwerkelijk van start ging hebben we hem meerdere malen gevraagd hoe het stond met de herregistratie. Hij gaf aan contact te hebben gehad met het BIG-register en dat het opgelost ging worden.
V: Hoeveel salaris is er totaal aan [verdachte] betaald door [naam 1] ?
A: In 4 maanden tijd hebben wij 16.819,89 euro nettosalaris overgemaakt op [verdachte] zijn rekening.
V: Had hij nog andere voordelen?
A: Ja, wij hebben hem een IPhone 7 en een laptop gegeven.
V: Indien vooraf bekend was bij u dat [verdachte] geen BIG-registratie had. Had u hem dan de functie aangeboden?
A: Nee. Dit was gewoon een vereiste in de functiebeschrijving.
1.4
Het afschrift van een mail op pagina 188, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Een mail van [verdachte] , op dinsdag 3 januari 2017 verzonden aan [naam 16] van [naam 1] , met als onderwerp: herregistratie. Daarin schrijft [verdachte] dat hij verwacht in februari weer zijn registratie op orde te hebben.
1.5
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] pagina 267 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben sinds december 2016 HR adviseur bij [naam 2] . [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1957, is destijds aangenomen bij [naam 2] . [verdachte] is destijds aangenomen door de toenmalige manager van [naam 2] . Het was uniek dat iemand met zo’n CV als [verdachte] zich bij ons aanmeldde. Wij zochten een klinisch psycholoog toentertijd en dit was een unieke kans. [verdachte] is in de functie van klinisch psycholoog aangesteld, als regiebehandelaar van volwassenen. De collega’s is door [verdachte] verteld dat hij bezig was met zijn herregistratie ten aanzien van klinisch psycholoog. Ik heb zijn CV gezien en daarvan was ik wel onder de indruk. Hij had veel werkervaring. Over zijn BIG-registratie verklaarde [verdachte] dat hij bezig was met zijn herregistratie. De opleidingen voor klinisch psycholoog zijn een vereiste. Als onze instelling bekend was geweest dat de heer [verdachte] niet beschikte over een afgeronde universitaire studie in de studierichting psychologie, was [verdachte] zeker niet aangesteld in de functie van klinisch psycholoog door [naam 2] .
1.6
Het proces-verbaal van bevindingen inspectierapport [naam 2] van verbalisant Voois, pagina 309 en 310, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De instelling [naam 2] , die thans [naam 2] heet, heeft op verzoek van de inspectie zelf intern onderzoek uitgevoerd naar het actueel functioneren van [verdachte] .
1.7
De Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, pagina 355 t/m 358, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De heer [verdachte] en [naam 3] in Zwolle zijn op 4 oktober 2018 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangegaan voor een periode van 12 maanden, ingaande op 1 november.
1.8
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] en [getuige 3] , pagina 262 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 05 april 2019 verhoorden wij aan de [adres 2] te Zwolle de getuige [getuige 2] en de getuige [getuige 3] .
Ik [getuige 2] ben recruiter bij [naam 3] en ik [getuige 3] ben adviseur acountmanager bij [naam 3] . [naam 3] is een detacheringsbureau. Als de kandidaat akkoord gaat krijgt hij een contract en wordt hij vanaf het moment dat het contract ingaat door ons betaald. Het hoeft nog niet zo te zijn dat er dan een specifieke opdrachtgever voor die persoon is. Vervolgens gaan we zoeken naar opdrachtgevers waar we de kandidaat kunnen plaatsen.
De heer [verdachte] heeft zelf online gesolliciteerd middels een contactformulier op onze website. Je kunt daar ook je CV uploaden, dat heeft de heer [verdachte] ook gedaan. Ik heb als recruiter op 18 september 2018 telefonisch contact met hem opgenomen. Ik heb zijn
wensen doorgenomen en hem uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek op 24 september 2018. Ik vond hem geschikt voor de functie van beleidsadviseur, beleidsmedewerker, expertise jeugd, WMO, participatie. Hij was breed inzetbaar naar aanleiding van zijn CV, het is echt een super CV. Hij heeft enorm veel werkervaring. Voor deze functies is minimaal opleidingsniveau HBO/WO benodigd. De heer [verdachte] vertelde over zijn achtergrond in de psychologie en dit zijn opleidingen op hoog niveau. Wij waren niet overgegaan tot het sluiten van een arbeidsovereenkomst met [verdachte] indien hij niet dit opleidingsniveau had gehad. Onder andere een doctoraal psychologie.
Hij is bij ons als beleidsadviseur in het sociaal domein aangesteld. Hier stond een salaris van 4850 euro bruto op basis van 36 uur tegenover.
1.9
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 april 2019, pagina 574 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben in het verleden niet eerlijk geweest over mijn opleidingen. Ik heb een aantal opleidingen op mijn CV gezet die daar niet hadden mogen staan. Ook het diploma heb ik zelf in elkaar geknutseld. Ik heb veel CV's gemaakt waar niet altijd alles de waarheid in staat. Ik heb toen ik bij [naam 9] ging werken een aantal goede voorbeelden via het internet gevonden. En ook zo'n ontzettend domme actie om o.a. [Naam 28] daar op te zetten.
Ik heb alleen een propedeuse Pedagogische Wetenschappen aan de [naam 7] behaald. Ik heb daarna wel heel veel cursussen gehaald en vervolgens heb ik HBO personeel en arbeid gevolgd en toen doorgestroomd naar de universiteit. De HBO heb ik niet met een diploma afgesloten.
[naam 3] , [naam 1] en [naam 2] zijn de drie instellingen uit 2016, 2017 waar ik in principe dezelfde CV’s voor heb gebruikt. Mijn doel was om bij [naam 1] te kunnen gaan werken. Bij [naam 3] heb ik ook vermeld dat ik een afgeronde universitaire opleiding psychologie heb.
1.1
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 29 april 2019, pagina 582 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de CV's van [naam 9] , [naam 1] en [naam 3] staan inderdaad werkgevers genoemd die niet kloppen. Ik heb toen hele stomme fouten en afwegingen gemaakt. Ik ben niet eerlijk geweest over mijn werkervaring. Het doel hiermee was om aan te tonen dat ik veel werkervaring had, ik wilde zo ervaren mogelijk overkomen. Ik was zo stupide om hier nog werkgevers aan toe te voegen die niet correct waren. Deels had ik ook zaken anders verwoord, zodat het mij meer ervaren deed overkomen.
1.11
De verklaring van verdachte op de zitting van 9 maart 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik blijf bij mijn politieverklaring dat ik een valselijk opgemaakt curriculum vitae aan [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] heb verstrekt. Het klopt dat ik bij [naam 1] en [naam 2] heb gezegd dat ik bezig was met mijn BIG-herregistratie. Ik heb bij [naam 1] en [naam 2] cliëntcontacten gehad. Ik heb bij alle drie salaris ontvangen. Bij [naam 1] heb ik ook nog een laptop en een iPhone gekregen.
Feit 4
1.12
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , pagina 8 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Melding [naam 10]
Op 9 maart 2018 sprak ik, aangever [naam 17] , telefonisch met [naam 18] . [naam 18] is klinisch psycholoog en praktijkhouder van [naam 19] te Nijmegen, alsmede betrokken bij [naam 10] en deed op 23 januari 2018 de melding over [verdachte] en de gang van zaken rondom zijn sollicitatieprocedure. Tijdens dit telefonisch gesprek vertelde [naam 18] mij dat zij voor haar praktijk een psychotherapeut zocht en in het kader hiervan in november 2017 per e-mail een sollicitatiebrief en een curriculum vitae had ontvangen van [verdachte] . Naar aanleiding van de in de sollicitatiebrief en curriculum vitae vermelde informatie werd [verdachte] uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. In zijn curriculum vitae stond onder andere omschreven dat hij van 1990 tot en met 1993 de opleiding tot psychotherapeut aan de postdoctorale opleidingen in Nijmegen/Leiden had gevolgd.
Alle (e-mail) correspondentie tussen [verdachte] en [naam 18] van [naam 10] worden als bijlage III bij dit proces-verbaal gevoegd, inclusief sollicitatiebrief en curriculum vitae van [verdachte] .
In hetzelfde telefonisch contact met [naam 18] hoorde ik, aangever [naam 17] , [naam 18] zeggen dat zij na het eerste sollicitatiegesprek met [verdachte] sprak met een bevriende collega psychotherapeut genaamd mevrouw [naam 20] . [naam 20] is eigenaar van een psychotherapiepraktijk in Nijmegen. Daarbij bleek dat [verdachte] maanden eerder ook bij deze praktijk had gesolliciteerd naar de functie van psychotherapeut. Ook daar zag [verdachte] wederom af van de functie nadat hem werd gevraagd om zijn BIG-registratie. Hierop heb ik, aangever [naam 17] , telefonisch contact opgenomen met mevrouw [naam 20] . Ik hoorde haar onder andere vertellen dat zij vanaf januari 2017 een psychotherapeut zocht voor haar praktijk. In de periode rond november 2016 ontving zij een sollicitatiebrief en een curriculum vitae van [verdachte] . Blijkens de door mevrouw [naam 20] ontvangen sollicitatiebrief en curriculum vitae heeft [verdachte] veel en recente ervaring als psychotherapeut en klinisch psycholoog opgevoerd. Na een eerste sollicitatiegesprek met [verdachte] was mevrouw [naam 20] onder de indruk van de beschreven werkervaring en
kwalificaties. Zij bracht de verwachtingen ten aanzien van de functie psychotherapeut expliciet ter sprake, waarna [verdachte] de indruk wekte jaren gewerkt te hebben als psychotherapeut/klinisch psycholoog. Mevrouw [naam 20] ging er op basis van de door de heer [verdachte] verstrekte informatie vanuit dat [verdachte] beschikte over een actuele BIG-registratie als psychotherapeut.
De (e-mail) correspondentie tussen mevrouw [naam 20] en [verdachte] inclusief sollicitatiebrief en curriculum vitae worden als bijlage IV bij dit proces-verbaal gevoegd.
[naam 9]
Op 15 juni 2018 ontving de inspectie per e-mail een melding over de heer [verdachte] van zorginstelling [naam 9] te Tilburg. In deze melding schreven zij een week eerder uit de media te hebben vernomen dat de heer [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1957, een aanwijzing had gekregen en dat hij niet mag werken in functies waar een BIG-registratie voor nodig is. [naam 9] meldde dat [verdachte] in 2016 bij hen in dienst was geweest.
Op 25 juni 2018 had ik, aangever [naam 17] , telefonisch contact met de bestuurder van [naam 9] . De bestuurder vertelde over de indiensttreding van [verdachte] dat hij vanaf 25 februari 2016 in eerste instantie werd aangesteld met een contract van 8 maanden. [verdachte] gaf tijdens de sollicitatieprocedure en indiensttreding bij [naam 9] namelijk aan dat hij bezig was met herregistratie in het BIG-register als klinisch psycholoog en dat hij verwachtte dat de herregistratie per 1 juni 2016 gerealiseerd zou zijn. Vandaar dat hij werd
aangesteld voor 8 maanden, zodat hij de tijd had om zijn herregistratie op orde te brengen.
Op 13 juli 2016 stuurde [verdachte] via een interne e-mail kopieën van schriftelijke bewijsstukken aan [naam 9] , waarmee [verdachte] onderbouwde dat hij als psychotherapeut en klinisch psycholoog was opgeleid en inmiddels zou beschikken over een actuele BIG-(her)reqistratie als psychotherapeut. Deze bewijsstukken zullen als bijlage V bij deze aangifte worden gevoegd.
Melding [naam 12]
Op 11 juni 2018 werd ik, aangever [naam 17] , gebeld door De heer [naam 21] , als psycholoog werkzaam bij instelling [naam 12] . Naar aanleiding van een artikel in het [naam 22] over [verdachte] van de voorgaande week was binnen deze instelling onrust ontstaan. [verdachte] bleek in november 2017 gesolliciteerd te hebben bij [naam 12] voor de functie van psycholoog en was sinds begin dit jaar, in de periode februari 2018 maart 2018, in dienst getreden als psycholoog. Psycholoog is geen beschermde BIG-titel. Toen [verdachte] door [naam 12] geconfronteerd werd met het krantenartikel hield hij het volgens [naam 12] op een misverstand en een persoonsverwisseling.
De heer [verdachte] had zich volgens de melder bij [naam 12] tijdens zijn sollicitatie in november 2017 voorgedaan als zeer ervaren klinisch psycholoog/psychotherapeut. Hoewel diverse keren naar de schriftelijke bewijzen van zijn opleidingen werd gevraagd had [verdachte] deze diploma's of bewijzen van BIG-registratie tot nu toe niet aangeleverd bij [naam 12] .
[naam 12] had naar aanleiding van de media-aandacht voor [verdachte] bij de [naam 5] nagevraagd of hij daar een doctoraal psychologie had afgerond, zoals vermeld stond in zijn curriculum vitae. Dit leidde niet tot een bevestiging. Ook via de zoekfunctie op de site is hij niet te vinden.
De sollicitatiebrief en het curriculum vitae van [verdachte] , dat [naam 12] van hem ontving, wordt als bijlage VI bij deze aangifte gevoegd.
1.13
Bijlage III bij de aangifte van [naam 4] , pagina 57 en 58, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Een sollicitatiebrief voor de funtie van psychotherapeut van de heer [verdachte] , [adres 1] , gedateerd 16 november 2017, en gericht aan [naam 10] , t.a.v. mw. Drs. [naam 18] in Oss.
1.14
Bijlage III.1 bij de aangifte van [naam 4] , pagina 59 tot en met 62, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Een curriculum vitae van de heer [verdachte] , [adres 1]
geboren [geboortedag] -1957 en onder andere inhoudende dat [verdachte] een doctoraal psychologie heeft behaald aan de [naam 5] Nijmegen en een specialistische opleiding tot klinisch psycholoog en een opleiding tot psychotherapeut heeft gevolgd.
1.15
Bijlage IV bij de aangifte van [naam 4] , pagina 67 en 68, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Een sollicitatiebrief voor de functie van psychotherapeut van de heer [verdachte] , [adres 1] , gedateerd 23 oktober 2016, en gericht aan [naam 23] t.a.v. Mevr. drs. [naam 20]
in Nijmegen.
1.16
Bijlage IV.1 bij de aangifte van [naam 4] , pagina 69 tot en met 72 inhoudende, zakelijk weergegeven:
Een curriculum vitae van de heer [verdachte] , [adres 1] , geboren [geboortedag] -1957 en onder andere inhoudende dat [verdachte] een doctoraal psychologie heeft behaald aan de [naam 5] Nijmegen en een specialistische opleiding tot klinisch psycholoog en een opleiding tot psychotherapeut heeft gevolgd.
1.17
Bijlage V bij de aangifte van [naam 4] , pagina 74 tot en met 77, inhoudende, zakelijk weergegeven
Een curriculum vitae van de heer [verdachte] , [adres 1] , geboren [geboortedag] -1957 en onder andere inhoudende dat [verdachte] een doctoraal psychologie heeft behaald aan de [naam 5] Nijmegen en een specialistische opleiding tot klinisch psycholoog en een opleiding tot psychotherapeut heeft gevolgd.
1.18
Bijlage V.3 bij de aangifte van [naam 4] , pagina 81 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Een Bewijs van Registratie als Klinisch Psycholoog inhoudende dat dhr. drs. [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1957, per 15 november 1995 is ingeschreven in het Register Klinisch Psychologen, en gedateerd Amsterdam, 28 december 1995.
1.19
Bijlage V.6 bij de aangifte van [naam 4] , pagina 84, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Een brief met als briefhoofd [naam 13] en gericht aan Dhr. drs. [verdachte] , [adres 1] en gedateerd 18 oktober 2010. De brief houdt in dat de [naam 29] het verzoek van de heer [verdachte] om herregistratie heeft beoordeeld en heeft besloten dat hij voldoet aan de eisen voor herregistratie. Hij is ge(her)registreerd voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 januari 2016 en is bevoegd om in deze periode de specialistentitel van klinisch psycholoog te voeren.
1.2
Bijlage V.7 bij de aangifte van [naam 4] , pagina 8, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Een getuigschrift van de faculteit der sociale wetenschappen van [naam 7] gedateerd 27 juni 1984 en inhoudende dat [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats] (gemeente [geboorteplaats] ), met goed gevolg het doctoraal examen in de studierichting der psychologie heeft afgelegd.
1.21
Het proces-verbaal van verhoor aangever [naam 24] namens de [naam 5] , pagina 224, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn functie aan de [naam 5] te Nijmegen is hoofd student services, onderdeel van dienst studentenzaken. Ik heb onderzoek gedaan in de administratie van de [naam 5] . Hieruit bleek dat [verdachte] van 1 september 1982 tot 31 augustus 1986 ingeschreven heeft gestaan aan de [naam 7] voor de opleiding pedagogische wetenschappen. Volgens onze administratie heeft [verdachte] op 24 juli 1984 voor deze opleiding een propedeuse behaald. Volgens ons systeem en administratie is [verdachte] op 31 augustus 1986 uitgeschreven. [verdachte] heeft uitsluitend voornoemd propedeuse behaald.
1.22
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] e/v [naam 25] , pagina 238 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De verbalisanten geven aan dat ze de getuige graag willen spreken over de (eventuele) [naam 6]
registratie van de heer [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats] .
Ik ben adjunctdirecteur bij het [naam 6] . Uit ons computersysteem blijkt dat [verdachte] een aanvraag heeft gedaan op 6 oktober 2014. Bij de aanmelding heeft hij een kopie van zijn diploma doctoraal in de psychologie van de [naam 7] in Nijmegen van 1984 aangeleverd. [verdachte] is bij ons niet ingeschreven als registerpsycholoog [naam 6] . [verdachte] staat niet in het BIG-register of in eén van de [naam 6] registers.
1.23
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 26] , pagina 249 e.v., inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben registratiemedewerker en voorlichtingsmedewerker bij het [naam 8] en ik beheer de dossiers op het [naam 8] . [naam 8] staat voor [naam 13] .
Bij mijn weten is [verdachte] niet geregistreerd geweest bij de [naam 8] sinds het bestaan hiervan. Hij deed een verzoek aan mij om zijn herregistratie op orde te brengen. Op 7 februari 2016 stuurde hij een BIG-nummer. Ik heb [verdachte] vervolgens opgezocht in ons systeem, maar kon hem op geen enkele manier vinden. Ik had zijn BIG nummer gecheckt en niets gevonden in het register.
1.24
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 april 2019, pagina 575 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik had het propedeuse diploma van de universiteit. Daar heb ik op het internet andere stukken op geplakt en daar weer een kopie van gemaakt, maar dan met mijn naam en geboortedatum erop. Op de brief van [naam 8] heb ik zelf mijn naam en adres ingeplakt. De brief heb ik via internet gevonden en daar mijn contactgegevens ingevuld. Ook de strook onderaan heb ik erbij geplakt. Het document met [naam 6] is een bewijs van registratie als klinisch psycholoog van het [naam 6] , dit was een hele oude registratie/vereniging. Ik heb zelf de strookjes erop geplakt. Voor [naam 9] om zo aan te tonen dat ik psycholoog was. Op het internet stonden legio voorbeelden. Het psychologiediploma, de brief van [naam 8] en de [naam 6] registratie klinische psychologen heb ik alleen maar naar [naam 9] gestuurd. De [naam 6] registratie heb ik begin 2016 in elkaar geknutseld.
[naam 3] , [naam 1] en [naam 2] zijn de drie instellingen uit 2016, 2017 waar ik in principe dezelfde CV’s voor heb gebruikt.
1.25
De verklaring van verdachte op de zitting van 9 maart 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik een valselijk opgemaakt cv aan [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] heb verstrekt. Ook aan [naam 9] . Dat was nog voor [naam 1] . Aan [naam 9] heb ik ook de andere bij feit 4 genoemde valse stukken verstrekt. Het doctoraal diploma in de psychologie van de [naam 7] heb ik vervalst. De brief van het Nederlands Instituut voor Psychologen heb ik in elkaar geknutseld. Dat geldt ook voor de brief van de [naam 8] . Het zou kunnen dat ik ook aan andere werkgevers een vals cv heb verstrekt.
Feit 5
1.26
Het proces-verbaal van aangifte [naam 16] , namens [naam 1] , pagina 144 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben algemeen directeur van het bedrijf [naam 1] . Op 13 november 2016, kregen wij een sollicitatie per mail binnen van [verdachte] met daarbij een CV. Hij had gesolliciteerd op de functie van psychotherapeut. Wij vonden op basis van zijn Curriculum Vitae dat [verdachte] geschikt was voor de functie van directeur zorg. [verdachte] zei dat hij de titels klinisch psycholoog, gezondheidszorg psycholoog en psychotherapeut had. Echter gaf hij aan dat alle drie de titels waren verlopen omdat er een herregistratie was bij BIG-register. Alle drie de titels welke [verdachte] zou bezitten zijn beschermd volgens de wet BIG. [verdachte] gaf aan er mee bezig te zijn en dat deze registraties weer goed in het systeem werden gezet. Op 15 november 2016 kregen wij een motivatiebrief binnen van [verdachte] . Hierin gaf hij aan waarom hij geschikt was voor de functie directeur zorg. Nadat [verdachte] deze selectieprocedure was doorlopen werd hij aangenomen. Op 6 december 2016 werd door [verdachte] het arbeidscontract getekend. Op 9 januari 2017 was [verdachte] daadwerkelijk in dienst van [naam 1] gekomen. Omstreeks februari 2017 kreeg [verdachte] zijn eerste patiënten te zien. Omstreeks april 2017, kregen wij het vermoeden dat [verdachte] niet goed functioneerde. Tijdens de gesprekken tussen de hoofdarts en de patiënten kwamen naar voren dat het handelen van [verdachte] niet naar behoren was. We krijgen klachten van patiënten dat ze een rekening kregen omdat ze een afspraak hadden afgezegd terwijl dit op aandringen van [verdachte] werd gedaan.
1.27
Het proces-verbaal aanvullend verhoor aangever [naam 16] , pagina 147, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn collega is met cliënten van [verdachte] om de tafel gaan zitten. Uit deze gesprekken bleek dat bijvoorbeeld de behandeling EMDR helemaal niet via protocol is verlopen.
1.28
Het inspectieonderzoek naar aanleiding van meldingen in verband met disfunctioneren, definitief rapport, van maart 2018, pag. 17 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De betrokken zorgverlener is de heer [verdachte] , geboren [geboortedag] 1957 (hierna te noemen: zorgverlener).
Functioneren bij [naam 1] (pag. 29)
Na de aanstelling ontstond er bij de directie/regiebehandelaar twijfel over het functioneren van de zorgverlener. Het functioneren van de zorgverlener als behandelaar, alsmede de invulling van beleidstaken waren aanleiding voor intern onderzoek. Ten aanzien van het functioneren als behandelaar is door [naam 1] vastgesteld dat:
  • De zorgverlener in totaal met tien cliënten één op één behandelcontacten had en verantwoordelijk was voor de uitvoering van de diagnostische fase en het behandelproces van deze cliënten. Het betrof zowel cliënten in basis als specialistische GGZ;
  • Op 23 januari 2017 zijn eerste cliëntencontact was en cliëntencontacten plaats vonden tot zijn schorsing d.d. 24 mei 2017;
  • Gesprekken die de regiebehandelaar met weken vertraging wel voerde met enkele cliënten van de zorgverlener brachten het beeld naar voren dat de behandelingen 'niet de kwaliteit hadden die je mag verwachten van een zorgverlener met dergelijke kwalificaties';
  • Na het ontslag stelt de directie vast dat de dossiers van de door de zorgverlener behandelde cliënten 'buitengewoon onvolledig waren en de behandeling inhoudelijk niet voldeed aan de beroepsstandaard'. 'Na vier maanden was bij de cliënten van de zorgverlener nog steeds geen daadwerkelijke behandeling gestart, geen behandelplan opgesteld of stoornis benoemd'; '
  • In de dossiers was volgens de directie niets terug te vinden, omdat de zorgverlener geen verslag van de gesprekken heeft bijgehouden in het daarvoor bedoelde elektronisch patiënten dossier';
  • Door de handelswijze van de zorgverlener is er volgens [naam 1] schade aangericht bij cliënten. Bij alle cliënten is er sprake van een vertraging in de diagnostiek en behandeling.
Dossieronderzoek en bezoek [naam 1] d.d. 6 september 2017(pag. 30)
De inspectie heeft op de locatie van [naam 1] in Tilburg de dossiers ingezien van de cliënten van de zorgverlener. De inzage leidt samengevat tot de volgende bevindingen:
Functioneren/ behandeling cliënten
  • Over de tien cliënten en alle cliëntencontacten in de periode 23 januari 2017 tot 24 mei 2017 zijn er door de beroepsbeoefenaar in totaal twee korte inhoudelijke verslagen in het dossiersysteem opgenomen. Deze summiere verslagen zijn door de beroepsbeoefenaar kort voorafgaand aan het geplande regiegesprek tussen de regiebehandelaar en de cliënt opgesteld;
  • De dossiers van de tien cliënten zijn door de beroepsbeoefenaar verder niet ingevuld. Zo ontbreken bij alle cliënten de intakegegevens, de voorgestelde diagnostiek, de voorgestelde behandelplannen en -naast de twee summiere verslagen- de verslagen van de contactmomenten.
Op basis van de informatie van de directie van [naam 1] en de ingekeken dossiers stelt de inspectie het volgende vast:
  • in onder meer dossiers met nr. 10575, 2415, 11511, 11634, 11047 heeft de zorgverlener op eigen initiatief voor cliënten geplande afspraken voor behandelcontacten (met zorgverlener en/of regiebehandelaar) zelf afgezegd of verplaatst;
  • de zorgverlener informeerde de instelling niet over het afzeggen van de geplande afspraken;
  • er is door de zorgverlener nagenoeg geen verslaglegging/verantwoording vastgelegd van de behandelcontacten die wel plaats vonden in de vier maanden waarin hij als behandelaar optrad;
  • bij de tien cliënten waarvan de zorgverlener behandelaar was is er door hem na vier maanden nog geen diagnostisch onderzoek uitgevoerd en/of vastgelegd;
  • bij de tien cliënten was door de zorgverlener geen voorstel voor een behandelplan opgesteld;
  • bij de tien cliënten ontbreekt een inhoudelijke verantwoording van het handelen van de zorgverlener in het EPD.
Conclusies(pag. 37)
De inspectie stelt vast dat na vier maanden bij de tien cliënten van [naam 1] door de zorgverlener nog geen inhoudelijke behandeling of diagnostiek was gestart en geen behandelplan was opgenomen in het dossier volgens de geldende beroepsnormen. Een inhoudelijke verantwoording van zijn handelen ontbreekt in de dossiers.
De inspectie stelt vast dat de zorgverlener naar deze tien cliënten, met indicatie voor specialistische of basis GGZ, onzorgvuldig en niet volgens de geldende standaard en beroepscode heeft gehandeld.
De zorgverlener trad ver buiten de grenzen van zijn deskundigheid en nam de beperkingen van zijn ervaring niet, althans onvoldoende, in acht. Op basis van de beschikbare informatie stelt de inspectie vast dat de zorgverlener structureel te kort schiet op de vereiste beroepscompetenties en onverantwoorde zorg levert, waardoor cliënten worden geschaad of het risico lopen te worden geschaad.
Uit dossierinzage en gesprek met de directie van [naam 1] blijkt dat een deel van de (voormalig) cliënten van de zorgverlener het vertrouwen in de hulpverlening verloor. Zij willen na de negatieve ervaring met de zorgverlener niet langer een behandeling volgen.
De handelwijze van de zorgverlener heeft geleid tot maandenlange vertraging in de diagnostiek en geïndiceerde behandeling van tien cliënten. Het is een feit van algemene bekendheid dat vertraging in de specialistische behandeling van ernstige psychiatrische problematiek kan leiden tot verergering of aanhouden van de ervaren klachten, hetgeen te beschouwen is als een aanmerkelijke kans op schade voor patiënten. De zorgverlener heeft door zijn handelen een aanmerkelijke kans op schade veroorzaakt bij de betrokken patiënten.
De inspectie concludeert dat de zorgverlener ver buiten grenzen van deskundigheid handelde en zijn handelen een risico voor cliëntveiligheid vormt. Daarnaast is er
sprake van onverantwoorde zorg door de zorgverlener waardoor zijn handelen een
aanmerkelijke kans op schade veroorzaakt.
1.29
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 maart 2019, pagina 535 van voornoemd eind-proces-verbaal, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik weet niet precies meer welke behandelingen ik bij [naam 1] heb uitgevoerd. Het ging om mensen met psychosociale problematiek of psychische problematiek.
1.3
De verklaring van verdachte op de zitting van 9 maart 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb van mijn contacten met cliënten nauwelijks iets gedocumenteerd en geen diagnostiek en behandelplannen vastgelegd. Ik was niet opgeleid en niet bekwaam om cliënten te behandelen. Ze waren bij mij niet in goede handen.