ECLI:NL:RBZWB:2021:1387

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
02-038800-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Dekker
  • A. Froger
  • J. Fleskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld, afpersing, vrijheidsberoving en vernieling in vereniging

Op 19 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder diefstal met geweld, afpersing, vrijheidsberoving en vernieling, allemaal gepleegd in vereniging. De verdachte, die nog erg jong is, heeft de feiten bekend, maar ontkent betrokkenheid bij enkele specifieke incidenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander in de nacht van 6 op 7 februari 2020 de heer [Slachtoffer 1] heeft beroofd van zijn vrijheid door hem te bedreigen en vast te tapen, waarna zijn telefoon en portemonnee werden gestolen. De verdachte heeft ook andere slachtoffers op soortgelijke wijze benaderd via de dating-app Grindr, waarbij hij hen naar afgelegen locaties lokte onder het voorwendsel van een afspraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, maar heeft ook de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten wegen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor een hogere straf afgewezen, maar heeft wel schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/038800-20
vonnis van de meervoudige kamer van 19 maart 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte] ,
geboren op [Geboortedag] 2001 te [Geboorteplaats] ,
wonende aan [Adres verdachte]
raadsman mr. K.B.H. Welvaart, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 maart 2021, waarbij de officier van justitie, mr. De Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, samen met een ander,
  • in de nacht van 6 op 7 februari 2020 in Loon op Zand de heer [Slachtoffer 1] van zijn vrijheid heeft beroofd door hem te bedreigen, vast te tapen en in de kofferbak van zijn eigen auto te stoppen, waarna zijn telefoon, portemonnee en pinpas, waarmee direct daarna in Merksplas (België) geld werd gepind, werden weggenomen.
  • op 4 februari 2020 in Raamsdonk een pet van de heer [Slachtoffer 2] heeft weggenomen nadat deze van achteren bij zijn nek werd vastgepakt.
  • op 30 januari 2020 in Biezenmortel de heer [Slachtoffer 3] van zijn vrijheid heeft beroofd door hem te bedreigen, vast te tapen en in de kofferbak van zijn eigen auto te stoppen, waarna zijn telefoon, portemonnee en pinpas, waarmee direct daarna in Udenhout geld werd gepind, werden weggenomen.
  • op 27 september 2019 in Dongen een telefoon van de heer [Slachtoffer 4] heeft gestolen nadat deze met een stok op zijn achterhoofd werd geslagen.
  • op 25 september 2019 in Raamsdonksveer een portemonnee, telefoon en pincode van de heer [Slachtoffer 5] heeft gestolen nadat deze van zijn fiets werd getrokken en met een tak tegen zijn hoofd werd geslagen, waarna er met de buitgemaakte pinpas in Waspik geld werd gepind.
  • op 23 september 2019 in Raamsdonk geprobeerd heeft de heer [Slachtoffer 6] te beroven, waarbij deze een klap op het achterhoofd werd gegeven.
  • op 21 september 2019 in Kaatsheuvel een telefoon, pinpas en pincode heeft gestolen van de heer [Slachtoffer 7] , waarbij deze werd geschopt en bedreigd, waarna er met de buitgemaakte pinpas in Tilburg werd gepind.
  • op 2 augustus 2019 in Loon op Zand geld en een jas heeft gestolen van de heer [Slachtoffer 8] , waarbij deze werd geduwd en geslagen, en hij de auto van [Slachtoffer 8] heeft beschadigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Hij baseert zich daarbij onder andere op de aangiftes, de bekennende verklaring van verdachte, de appgesprekken tussen verdachten onderling, de gesprekken met [Naam 1] en [Naam 2] , de mastgegevens van de onder (mede)verdachte in beslag genomen telefoons, de gegevens die gevonden zijn op de onder (mede)verdachte in beslag genomen telefoons en de ANPR-gegevens van de auto van medeverdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten 1, 2, 3, 5, 6, 7, 12, 13, 14 en 15. Verdachte heeft voor deze feiten een bekennende verklaring afgelegd. Ten aanzien van de feiten 4, 8, 9, 10 en 11 voert de verdediging aan dat verdachte stellig aangeeft daarbij niet betrokken te zijn geweest. Waar verdachte in eerdere verhoren nog twijfelde over een aantal details, weet hij inmiddels zeker dat hij er niet bij is geweest. Verdachte geeft aan dat een aantal feiten erg op elkaar leek, waardoor hij deze door elkaar heeft gehaald. Mogelijk zijn er ook nog feiten gepleegd waarvan geen aangifte werd gedaan, waardoor verdachte de zaken nog meer door elkaar is gaan halen. Hij is er echter zeker van dat hij nooit van een dijkje af is gerend om iemand te overvallen, dat hij nooit betrokken is geweest bij een mislukte overval waarbij iemand is weggerend en dat hij nooit iemand met een tak tegen zijn hoofd heeft geslagen. Van de feiten 4, 8, 9, 10 en 11 moet verdachte dan ook worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 5, 6, 7, 12, 13, 14 en 15 een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, gelet op de in bijlage II aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelen.
Feit 4
Ten aanzien van feit 4 constateert de rechtbank dat verdachte stellig ontkent dit feit te hebben gepleegd. De enige link naar verdachte is het onderzoek naar DNA-sporen op de pet van het slachtoffer, die later in de auto van de medeverdachte werd gevonden. Forensisch onderzoek leverde een DNA-mengprofiel op waarvan verdachte één van de mogelijke donoren is, met een bewijskracht van meer dan 1 miljard. Verdachte heeft hiervoor als verklaring gegeven dat er wel vaker petten in de auto lagen, dat hij deze pet wel herkende en weleens heeft opgehad. Hiermee heeft verdachte een alternatief scenario geschetst voor het aantreffen van zijn DNA op de pet van het slachtoffer. Nu er verder geen ondersteunend bewijs voorhanden is, zoals bijvoorbeeld het aanstralen van de telefoon van verdachte op de plaats delict op het moment dat het feit werd gepleegd, heeft dit tot gevolg dat de rechtbank van oordeel is dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het feit heeft gepleegd. Zij zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
Feit 8
Verdachte ontkent ook dit feit te hebben gepleegd. Hoewel uit de verklaring van verdachte lijkt te volgen dat hij mogelijk enige betrokkenheid bij-, dan wel wetenschap van dit feit heeft gehad – hij verklaart tijdens een verhoor dat hij ‘auto heeft gereden’, dat het ‘bij een rotonde was’ en dat hij ‘eigenlijk niet weet wat daar gebeurd is’ – bevat het dossier ook aanwijzingen dat anderen bij dit feit betrokken zijn geweest (de eigenaar van de witte VW golf met zwart dak en/of de broer van medeverdachte). Nu aangever spreekt over twee daders en er geen ondersteunend bewijs is voor het daadwerkelijk plegen door verdachte van het feit, kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat hij dit feit (mede) heeft gepleegd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het feit heeft gepleegd en zal hem hiervan vrijspreken.
Feiten 9, 10 en 11
Ten aanzien van deze feiten lijkt verdachte in eerste instantie te hebben verklaard over mogelijke betrokkenheid bij deze feiten doordat hij elementen benoemt die bij dit feit lijken te passen. Ter zitting verklaart hij echter dat hij niet betrokken is geweest bij deze feiten. Hiertoe voert hij aan dat hij in die periode vaker soortgelijke feiten pleegde, dat er waarschijnlijk een aantal zaken zijn waar de politie geen weet van heeft en dat hij elementen die de politie bij deze feiten heeft genoemd door elkaar heeft gehaald met details van de door hem bekende zaken en de overige, niet tenlastegelegde, zaken. Inmiddels heeft hij de details goed op een rij kunnen zetten en weet hij zeker dat hij niet betrokken is geweest bij deze feiten.
Omdat hij zichzelf met deze verklaring belast en gelet op zijn open proceshouding waarbij hij onder andere de ‘zwaarste’ feiten heeft bekend, acht de rechtbank zijn verklaring geloofwaardig. Zijn bekentenis van andere feiten, waar de elementen die hij noemt ook betrekking op kunnen hebben, maakt dat de rechtbank niet kan vaststellen dat zijn verklaring op deze feiten ziet. Bij gebreke van ondersteunend bewijs, valt niet buiten redelijke twijfel vast te stellen dat verdachte het feit heeft gepleegd. De rechtbank acht dit feit dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 06 februari 2020 tot en met 07 februari 2020 te Loon op Zand tezamen en in vereniging met een ander, een telefoon en een portemonnee (met inhoud) en autosleutels, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [Slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [Slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door die [Slachtoffer 1] met bivakmutsen te benaderen en die [Slachtoffer 1] vast te pakken en vervolgens naar de grond te werken en te drukken en die [Slachtoffer 1] woordelijk te bedreigen dat zij een mes en pistool voorhanden hadden en door die [Slachtoffer 1] te tapen;
2
in de periode van 06 februari 2020 tot en met 07 februari 2020 te Loon op Zand en elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [Slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [Slachtoffer 1] te tapen aan armen/handen/polsen en aan zijn mond en vervolgens die [Slachtoffer 1] in de kofferbak van zijn eigen auto te plaatsen en vervolgens met de auto van die [Slachtoffer 1] te gaan rijden terwijl die [Slachtoffer 1] in de kofferbak van zijn eigen auto lag;
3
op tijdstippen, op 07 februari 2020 te Merksplas, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid geld van circa 3050 euro dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan: [Slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel door (meermalen) onbevoegd gebruik te maken van bankpassen en door het onbevoegde gebruik van aan die [Slachtoffer 1] toebehorende pincodes;
5
op 30 januari 2020 te Biezenmortel, gemeente Haaren tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [Slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en een portemonnee (met inhoud, w.o bankpasjes)die aan die genoemde [Slachtoffer 3] toebehoorden, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders die [Slachtoffer 3] met bivakmutsen hebben benaderd en hebben vastgepakt en op de grond hebben gegooid en vervolgens op die [Slachtoffer 3] hebben gezeten en die [Slachtoffer 3] op dwingende toon hebben toegevoegd dat ze geld wilden hebben en die [Slachtoffer 3] een mes hebben getoond en dat mes vlakbij het gezicht van die [Slachtoffer 3] hebben gehouden en die [Slachtoffer 3] hebben gezegd dat hij zou worden gestoken als hij niet zou meewerken;
6
op 30 januari 2020 te Biezenmortel, gemeente Haaren en elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [Slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [Slachtoffer 3] te tapen aan armen en benen en vervolgens in de kofferbak van zijn eigen auto te plaatsen en die [Slachtoffer 3] over enige afstand te vervoeren en met die [Slachtoffer 3] rond te rijden terwijl hij in de kofferbak lag;
7
op 30 januari 2020 te Udenhout, tezamen en in vereniging met een ander, 5750 euro, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan: [Slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel door (meermalen) onbevoegd gebruik te maken van bankpassen en door het onbevoegde gebruik van aan die [Slachtoffer 3] toebehorende pincodes;
12
op 21 september 2019 te Kaatsheuvel, in de gemeente Loon op Zand tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [Slachtoffer 7] heeft gedwongen tot de afgifte van een gsm (Apple iPhone) en een pasjeshouder (met daarin o.a. een reeks (bank)pasjes en een ID-kaart en een rijbewijs) en een fiets (type: Ventoux, met fietstas en inhoud) die aan die [Slachtoffer 7] toebehoorden, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader voor en naast die [Slachtoffer 7] zijn gaan staan en (hard) tegen zijn heup hebben geschopt waardoor die [Slachtoffer 7] ten val kwam en op de grond viel en die [Slachtoffer 7] (in gebrekkig Engels) dwingend stelden dat hij zijn telefoon en geld moest geven en dat die [Slachtoffer 7] anders zou worden dood gestoken waarbij een stekende beweging met een voorwerp werd gemaakt in de richting van die [Slachtoffer 7] ;
13
op tijdstippen, op 21 september 2019 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen, een hoeveelheid geld die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [Slachtoffer 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten: door het meermalen onbevoegd gebruik maken van een aan die [Slachtoffer 7] toebehorende pinpas (het zgn. contactloos pinnen teneinde goederen te kopen);
14
op 2 augustus 2019 te Loon op Zand tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [Slachtoffer 8] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 40 euro en een jas, die aan die [Slachtoffer 8] toebehoorden, welk geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader die [Slachtoffer 8] hebben geduwd en op een arm en tegen het hoofd, hebben geslagen;
15
op 2 augustus 2019 te Loon op Zand tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk het dak en een deur van een personenauto (Suzuki Alto), die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader, te weten aan [Slachtoffer 8] toebehoorde, heeft vernield;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 6 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging komt, anders dan de officier van justitie, tot minder bewezen verklaarde feiten. Verdachte heeft de feiten 1, 2, 3, 5, 6, 7, 12, 13, 14, en 15 bekend. Daarbij merkt de verdediging op dat het weliswaar tien feiten betreft, maar dat het gaat om vier slachtoffers. De feiten die zien op één en hetzelfde slachtoffer moeten worden gezien als een voortgezette handeling, wat maakt dat er telkens slechts één strafbepaling per slachtoffer kan worden toegepast.
De verdediging stelt dat, ondanks dat de rapportages het tegendeel beweren, verdachte berecht zou moeten worden op basis van het adolescenten strafrecht (ASR). Verdachte is jong, naïef en goedgelovig geweest en er werd misbruik van hem gemaakt. Dit blijkt onder andere uit de ongelijke verdeling van de buit. De contra-indicaties voor ASR, waaronder een uitgebreid strafblad, pro-criminele levensstijl of psychopathische trekken, zijn afwezig. Dit maakt dat ASR zou moeten worden toegepast.
Tot slot moet bij de bepaling van de strafmaat nog worden meegenomen dat verdachte vijf maanden in (volwassen) detentie heeft gezeten, wat hij als zeer zwaar heeft ervaren. Ook is er bij zijn aanhouding, per ongeluk, een schot gelost door een AT’er. Dit heeft flinke lichamelijke en psychische schade bij verdachte veroorzaakt, die niet mag worden onderschat.
De reclassering heeft in haar rapport positief over verdachte bericht. Hij werkt mee, houdt zich aan afspraken en zou gebaat zijn bij een flinke voorwaardelijke straf, zodat hij zijn leven verder op de rit kan zetten. De verdediging vraagt dan ook om verdachte een gevangenisstraf op te leggen van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Daarnaast kan een forse taakstraf worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan tien strafbare feiten, waarbij in totaal vier slachtoffers betrokken zijn. De slachtoffers werden online benaderd via dating-app [Naam 3] en onder het voorwendsel van een date naar een afgelegen plaats gelokt, waar zij met bedreiging en toepassing van (fors) geweld werden beroofd van geld en goederen. Twee van hen werden vastgebonden met tape en in hun eigen kofferbak vervoerd, zodat verdachte en zijn mededader de tijd en gelegenheid hadden de bankrekening van het slachtoffer leeg te halen. Verdachte heeft verklaard dat hij de feiten samen met zijn mededader op deze manier pleegde vanwege de gewilligheid van homo’s om af te spreken op afgelegen plekken.
Dat dit zeer heftige feiten zijn, behoeft weinig toelichting. Uit de slachtofferverklaringen en voegingsformulieren, maar met name uit het uitgeoefende spreekrecht ter zitting, blijkt duidelijk dat de slachtoffers doodsangsten hebben uitgestaan. Zoals één van de slachtoffers het verwoordde: “vastgebonden in de kofferbak van je eigen auto liggen. Wat zouden ze gaan doen? De auto in brand steken? In het water duwen?”. Voor meerdere slachtoffers werd hun leven vervolgens beheerst door stress, nachtmerries, huilbuien en schaamte. De schaamte die ervoor zorgde dat er werd getwijfeld om aangifte te doen en maakte dat enkele slachtoffers het verhaal zelfs niet aan vrienden en familie durfden te vertellen.
De slachtoffers zullen nooit vergeten wat hen door verdachte en zijn mededader is aangedaan. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Net als de officier van justitie en de slachtoffers, staat de rechtbank voor de vraag hoe verdachte op zo’n jonge leeftijd komt tot het plegen van deze feiten. De vraag is natuurlijk of onderliggende problematiek een rol speelt. Om hier meer inzicht in te krijgen, is er een psychologisch rapport over verdachte opgesteld. De psycholoog overweegt:
“Hoewel er bij betrokkene vanuit de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling antisociale cognities aanwezig zijn die hebben doorgewerkt in zijn gedragskeuzes en hij vanuit de ADHD impulsief is, acht onderzoekster betrokkene ondanks de aanwezige problematiek in staat om het wederrechtelijke van zijn handelen in te zien. Betrokkene ging bij de ten laste gelegde feiten planmatig te werk waarbij hij meerdere malen ruimschoots de tijd en mogelijkheid heeft gehad om te reflecteren op zijn (geplande) gedragingen en tot andere keuzes te komen. (…) Onderzoekster komt tot het advies om de tenlastegelegde feiten volledig aan betrokkene toe te rekenen.”
De rechtbank is het eens met deze conclusie van de psycholoog en neemt het advies dan ook over.
Ook de reclassering heeft een rapport uitgebracht. Hierin staat dat verdachte inmiddels een positieve richting is ingeslagen, actief meewerkt met het schorsingstoezicht en inziet dat hij nog veel te leren heeft. Hij heeft berouw, wil zijn excuses maken en probeert zijn leven op een juiste manier op te bouwen. De reclassering constateert dat er een positief begin is, maar verwacht dat een forensisch kader nodig is om de opwaartse lijn vast te houden. Er is nog sprake van een gemiddeld recidiverisico, wat af zal nemen wanneer verdachte mee blijft werken aan de hulpverleningstrajecten. De reclassering merkt op dat een gevangenisstraf mogelijk een negatieve invloed op hem zal hebben en ziet aanleiding om een deels voorwaardelijke straf te adviseren met een groot aantal bijzondere voorwaarden.
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte, door zijn jonge leeftijd en de beschrijving van zijn persoonlijkheid, in aanmerking zou moeten komen voor toepassing van het ASR. De rechtbank overweegt dat er zowel in het psychologisch onderzoek, als in de rapporten van de reclassering, aandacht is besteed aan het wegingskader voor ASR. Beiden hebben geconcludeerd dat verdachte hiervoor niet in aanmerking komt. Hoewel zijn jeugdige leeftijd ASR mogelijk zou maken, ziet de rechtbank, mede gelet op voornoemde adviezen, geen doorslaggevende reden om dit hier toe te passen. Dit maakt dat verdachte volgens het volwassen strafrecht bestraft zal worden.
De rechtbank overweegt dat de aard en ernst van de strafbare feiten vragen om een forse gevangenisstraf. Zij zal echter wel substantieel afwijken van de eis van de officier van justitie, met name omdat de rechtbank komt tot een vrijspraak voor een aantal feiten.
Ook is de rechtbank, met de verdediging, van oordeel dat er bij de feiten
1, 2 en 3, 5, 6 en 7, 12 en 13, 14 en 15 telkens sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 Sr. Het gaat telkens om verschillende bewezenverklaarde feiten die zodanig in tijd en samenhang met elkaar verweven zijn, dat er feitelijk slechts één verwijt aan verdachte wordt gemaakt. De rechtbank zal daar bij de straftoemeting rekening mee houden, in die zin dat er per slachtoffer uit zal worden gegaan van ten laste gelegde feit waarop de zwaarste strafbedreiging staat.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte en met de wijze waarop verdachte is aangehouden.
Rekening houdend met de hierboven geformuleerde uitgangspunten, is de rechtbank van oordeel dat voor de feiten 1, 2 en 3 en 5, 6 en 7 in beginsel een gevangenisstraf van vijftien maanden passend zou zijn. Voor de feiten 12 en 13, en 14 en 15 zou dat telkens een gevangenisstraf van vijf maanden zijn.
De rechtbank ziet echter aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Allereerst in de positieve en open houding die verdachte heeft laten zien tijdens het gehele proces; niet alleen heeft hij een bekennende verklaring afgelegd, ook heeft hij op meerdere momenten, in de ogen van de rechtbank, oprecht berouw getoond van zijn daden. Hij neemt zijn verantwoordelijkheid hierin, wil de ontstane schade vergoeden waar hij die veroorzaakt heeft en biedt zijn hulp aan de slachtoffers bij de verwerking indien zij daar prijs op zouden stellen.
Daarnaast wordt er door de reclassering gemotiveerd gesteld dat een langdurige gevangenisstraf verdachte eerder kwaad dan goed zal doen.
Met de reclassering ziet de rechtbank in dat verdachte meer gebaat zou zijn bij continuering van de nu ingezette positieve lijn. Echter, de feiten zijn dusdanig ernstig dat niet kan worden ontkomen aan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank is daarom van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden is. Bij het voorwaardelijk deel zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
De officier van justitie heeft naast de gevorderde gevangenisstraf ook verbeurdverklaring verzocht van de bedragen die verdachte door middel van de gepleegde feiten heeft verkregen. Aangezien verbeurdverklaring moet worden aangemerkt als een vorm van straf en de rechtbank, zoals hiervoor aangegeven, van oordeel is dat voornoemde gevangenisstraf in deze passend en geboden is, acht zij verbeurdverklaring als extra straf in deze niet opportuun.
Gezien de leeftijd van verdachte en het uitgangspunt dat verdachte zijn proces, en dus ook een eventuele hoger beroep procedure, in vrijheid mag afwachten, zal de rechtbank niet overgaan tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.

7.De benadeelde partijen

7.1
De benadeelde partij [Slachtoffer 1]
De benadeelde partij [Slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 5.669,83 voor de feiten 1, 2 en 3.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde geleden schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van
€ 5.669,83, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 6 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, waarvan € 1.669,83 materiële schade en € 4.000,00 immateriële schade.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander/anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
7.2
De benadeelde partij [Slachtoffer 2]
De benadeelde partij [Slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1.223,16 voor feit 4.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
7.3
De benadeelde partij [Slachtoffer 3]
De benadeelde partij [Slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 8.342,08 voor de feiten 5, 6 en 7.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde geleden schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van
€ 8.342,08, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 30 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, waarvan € 4.342,08 materiële schade en € 4.000,00 immateriële schade.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander/anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
7.4
De benadeelde partij [Slachtoffer 4]
De benadeelde partij [Slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 11.561,11 voor feit 8.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
7.5
De benadeelde partij [Slachtoffer 5]
De benadeelde partij [Slachtoffer 5] vordert een schadevergoeding van € 1.242,27 voor feiten 9 en 10.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
7.6
De benadeelde partij [Slachtoffer 8]
De benadeelde partij [Slachtoffer 8] vordert een schadevergoeding van € 1.717,92 voor de feiten 14 en 15.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde geleden schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van
€ 1.717,92, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 2 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, waarvan € 967,92 materiële schade en € 750,00 immateriële schade.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander/anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 56, 57, 282, 311, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 4, 8, 9, 10 en 11 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2, voortgezette handeling van feit 1:Medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden;
feit 3, voortgezette handeling van feit 1:Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 5:Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 6, voortgezette handeling van feit 5:Medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden;
feit 7, voortgezette handeling van feit 5:Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 12:Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 13, voortgezette handeling van feit 12:Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 14:Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 15, voortgezette handeling van feit 14:Medeplegen van vernieling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij de Reclassering Nederland, Alleenhouderstraat 25 te Tilburg, op telefoonnummer 088-8041505 en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan ademonderzoek, bloedonderzoek of urineonderzoek;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod.
* dat verdachte gedurende de proeftijd, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten de RIBW, of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
* dat verdachte zich actief in zal zetten voor het onderzoeken van de mogelijkheden voor passend onderwijs en het behalen van een startkwalificatie en/of voor het verkrijgen van een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding.
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [Slachtoffer 2] , [Slachtoffer 5] en [Slachtoffer 4] niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij hun vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling van de hieronder genoemde bedragen aan de benadeelde partijen
* [Slachtoffer 1] € 5.669,83, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 6 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, welk bedrag bestaat uit
€ 1.669,83 ter zake van materiële schade en € 4.000,00 ter zake van immateriële schade;
* [Slachtoffer 3] € 8.342,08, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 30 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, welk bedrag bestaat uit € 4.342,08 ter zake van materiële schade en € 4.000,00 ter zake van immateriële schade;
* [Slachtoffer 8] € 1.717,92, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 2 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, welk bedrag bestaat uit € 967,92 ter zake van materiële schade en € 750,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen;
- bepaalt dat bij niet betaling het daarbij vermelde aantal dagen gijzeling kan worden toegepast;
- benadeelde partij [Slachtoffer 1] (feiten 1, 2 en 3), € 5.669,83, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 6 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, 63 dagen gijzeling,
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- benadeelde partij [Slachtoffer 3] (feiten 5, 6 en 7), € 8.342,08, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 30 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, 76 dagen gijzeling,
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- benadeelde partij [Slachtoffer 8] (feiten 14 en 15), € 1.717,92, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 2 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, 27 dagen gijzeling,
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dekker, voorzitter, mr. Froger en mr. Fleskens, rechters, in tegenwoordigheid van Van Rensch, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 maart 2021.
Mr. Fleskens is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij in of omstreeks de periode van 06 februari 2020 tot en met 07 februari 2020 te Loon op Zand en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon en/of een portemonnee (met inhoud) en/of autosleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [Slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [Slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [Slachtoffer 1] met bivakmutsen, in elk geval met gezichtsbedekking te benaderen en/of die [Slachtoffer 1] vast te pakken en/of (vervolgens) naar de grond te werken en/of te drukken en/of die [Slachtoffer 1] toen en daar te bedreigen met een (vuur)wapen en/of met een mes en/of die [Slachtoffer 1] woordelijk te bedreigen dat een mes en pistool voorhanden zijn en/of door die [Slachtoffer 1] te tapen;
2
hij in of omstreeks de periode van 06 februari 2020 tot en met 07 februari 2020 te Loon op Zand en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [Slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [Slachtoffer 1] te tapen aan armen/handen/polsen en/of aan zijn
mond en/of vervolgens die [Slachtoffer 1] in de kofferbak van zijn eigen auto te plaatsen en/of (vervolgens) met de auto van die [Slachtoffer 1] te gaan (rond)rijden terwijl die [Slachtoffer 1] in de kofferbak van zijn eigen auto lag;
3
hij op een of meerdere tijdstip(pen), op of omstreeks 07 februari 2020 te Merksplas, in elk geval ergens in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid geld van totaal circa 3050 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan: [Slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel door (meermalen) onbevoegd gebruik te maken van een of meerdere bankpassen en/of door het onbevoegde gebruik van (een) aan die [Slachtoffer 1] toebehorende pincode(s);
4
hij op of omstreeks 4 februari 2020 te Raamsdonk, gemeente Geertruidenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pet (Tommy Hilfiger), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan: [Slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [Slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [Slachtoffer 2] onverhoeds (langs achteren) bij/om zijn nek te grijpen en/of te trachten een nekklem aan te leggen;
5
hij op of omstreeks 30 januari 2020 te Biezenmortel, gemeente Haaren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of een portemonnee (met inhoud, w.o bankpasjes) en/of pincodes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die genoemde [Slachtoffer 3] toebehoorde, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [Slachtoffer 3] met bivakmutsen, in elk geval met gezichtsbedekking heeft/hebben benaderd en/of heeft/hebben vastgepakt en/of op de grond heeft/hebben gegooid/geduwd en/of (vervolgens) op die [Slachtoffer 3] heeft/hebben gezeten/gestaan en/of die [Slachtoffer 3] op dwingende toon heeft/hebben toegevoegd dat ze geld wilden hebben en/of die [Slachtoffer 3] een mes heeft/hebben getoond en/of dat mes vlakbij het gezicht van die [Slachtoffer 3] heeft/hebben gehouden en/of die [Slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd dat hij zou worden gestoken als hij niet zou meewerken;
6
hij op of omstreeks 30 januari 2020 te Biezenmortel, gemeente Haaren en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [Slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [Slachtoffer 3] te tapen aan armen en/of benen en/of vervolgens in de kofferbak van zijn eigen auto te plaatsen en/of die [Slachtoffer 3] over enige afstand te vervoeren en/of met die [Slachtoffer 3] rond te rijden terwijl hij in de kofferbak lag;
7
hij op of omstreeks 30 januari 2020 te Udenhout, in elk geval ergens in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld van circa 5750 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan: [Slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel door (meermalen) onbevoegd gebruik te maken van een of meerdere
bankpassen en/of door het onbevoegde gebruik van (een) aan die [Slachtoffer 3] toebehorende pincode(s);
8
hij op of omstreeks 27 september 2019 te Dongen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gsm (Motorola, type G6), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan: [Slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [Slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [Slachtoffer 4] met een stok/knuppel onverhoeds (achterop) op het hoofd te slaan en/of door die [Slachtoffer 4] om zijn nek vast te pakken en/of naar de grond te trekken/werken (waardoor die [Slachtoffer 4] op de grond belandde) en/of (vervolgens, terwijl die [Slachtoffer 4] op de grond lag) tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan met die stok/knuppel en/of die gsm uit zijn handen te trekken en/of die [Slachtoffer 4] toe te vertrouwen dat ze zouden stoppen met slaan als hij zou meewerken;
9
hij op of omstreeks 25 september 2019 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn gsm en/of zijn portemonnee (met inhoud, w.o bankpasjes) en/of zijn pincode, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan die [Slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte(n), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [Slachtoffer 5] (met kracht) van zijn fiets heeft/hebben getrokken en/of die [Slachtoffer 5] dreigend heeft/hebben gemeld dat hij zijn telefoon en portemonnee moest geven omdat hij anders zou worden geslagen en/of tegen een been heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of met een tak tegen het hoofd heeft/hebben geslagen;
10
hij op of omstreeks 25 september 2019 te Waspik, gemeente Waalwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld, groot circa 800 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten: aan [Slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat/die weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten: door het onbevoegde gebruik van een aan die [Slachtoffer 5] toebehorende pinpas en/of bijbehorende pincode;
11
hij op of omstreeks 23 september 2019 te Raamsdonk, gemeente Geertruidenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of
een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer 6] te dwingen tot de afgifte van een of meerdere goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [Slachtoffer 6] toebehoorde, in elk geval aan een ander dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), met voornoemd oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen die [Slachtoffer 6] een klap tegen het (achter)hoofd heeft/hebben gegeven en/of heeft/hebben gesteld dat die [Slachtoffer 6] rustig moest blijven en
anders gestoken zou worden en/of daarbij zijn hand bij zijn, verdachtes jaszak gehouden en/of vervolgens een klap in het gezicht van die [Slachtoffer 6] heeft/hebben gegeven en/of dwingend heeft/hebben gesteld: "Geef me alle spullen die je bij je hebt", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
12
hij op of omstreeks 21 september 2019 te Kaatsheuvel, in de gemeente Loon op Zand tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[Slachtoffer 7] heeft gedwongen tot de afgifte van een gsm (Apple iPhone) en/of een pasjeshouder (met daarin o.a. een reeks (bank)pasjes en/of een ID-kaart en/of een rijbewijs) en/of een fiets (type: Ventoux, met fietstas en inhoud) en/of (een) pincode(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [Slachtoffer 7] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [Slachtoffer 7] (gezeten op een fiets) heeft/hebben omsingelde(n) en/of voor en/of naast die [Slachtoffer 7] zijn gaan staan en/of (hard) tegen zijn heup heeft/hebben geschopt waardoor die [Slachtoffer 7] ten val kwam en op de grond viel en/of die [Slachtoffer 7] (in gebrekkig Engels) dwingend stelden dat hij zijn telefoon en geld moest geven en/of dat die [Slachtoffer 7] anders zou worden dood gestoken waarbij een stekende beweging met een voorwerp werd gemaakt in de richting van die [Slachtoffer 7] ;
13
hij op een of meer tijdstip(pen), op of omstreeks 21 september 2019 te Tilburg en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld, groot 54,50 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [Slachtoffer 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat/die weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten: door het meermalen onbevoegd gebruik maken van een aan die [Slachtoffer 7] toebehorende pinpas en/of pincode (het zgn. contactloos pinnen teneinde goederen te kopen);
14
hij op of omstreeks 2 augustus 2019 te Loon op Zand tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer 8] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (circa) 40 euro en/of een jas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [Slachtoffer 8] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [Slachtoffer 8] heeft/hebben geduwd en/of (meermalen) op een arm en/of op/tegen het hoofd, in elk geval op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen;
15
hij op of omstreeks 2 augustus 2019 te Loon op Zand tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk het dak en/of (een) deur(en) van
een personenauto (Suzuki Alto), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [Slachtoffer 8] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Verdachte heeft de feiten 1, 2, 3, 5, 6, 7, 12, 13, 14 en 15 bekend, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 5 maart 2021;
- de aangifte van [Slachtoffer 1] , pagina 751 e.v. van het eindproces-verbaal (feit 1, 2 en 3)
- de aangifte van [Slachtoffer 3] , pagina 683 e.v. van het eindproces-verbaal (feit 5, 6 en 7)
- de aangifte van [Slachtoffer 7] , pagina 355 e.v. van het eindproces-verbaal (feit 12 en 13)
- de aangifte van [Slachtoffer 8] pagina 303 e.v. van het eindproces-verbaal (feit 14 en 15)