ECLI:NL:RBZWB:2021:1431

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2021
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6842
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering door UWV en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

Op 22 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J.E.M. Edelmann, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 24 april 2020, waarin het UWV weigerde een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gehouden op 12 februari 2021, waarbij eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en het UWV vertegenwoordigd was door mr. M. Reitsma.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, die als heftruckchauffeur werkte, op 16 oktober 2017 uitviel door gezondheidsklachten. Het UWV had eerder een ZW-uitkering toegekend, maar weigerde de WIA-uitkering per 14 oktober 2019. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij rapportages van verzekeringsartsen zijn meegenomen. Eiser had psychische en lichamelijke klachten, waaronder een psychotische stoornis en diabetes mellitus type 2. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) adequaat zijn.

De rechtbank oordeelt dat de geselecteerde functies voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid passend zijn en dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Aangezien recht op een WIA-uitkering pas bestaat bij een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, zonder proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6842 WIA

uitspraak van 22 maart 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , wonende te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. M.J.E.M. Edelmann, advocaat,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 24 april 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 12 februari 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Reitsma.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is werkzaam geweest als heftruckchauffeur voor 30,04 uur per week bij [naam uitzendbureau] Voor dat werk is hij op 16 oktober 2017 uitgevallen vanwege belemmerende gezondheidsklachten.
Bij besluit van 7 december 2017 heeft het UWV aan eiser een ZW-uitkering toegekend met ingang van 4 december 2017.
Bij besluit van 16 september 2019 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per
14 oktober 2019 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 14 oktober 2019.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft eiser gezien bij het spreekuur op 17 juli 2019, waarbij psychisch en lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, en heeft het dossier bestudeerd. Er zou sprake zijn van een psychotische stoornis en diabetes mellitus type 2. Opvallend is dat eiser alleen naar het spreekuur is gekomen en dat hij zijn medicatie niet bij zich heeft. Eiser is niet aan het werk en is van mening dat hij niet kan werken. Hij ervaart problemen met de concentratie, kan niet omgaan met drukte en heeft verminderde knijpkracht rechts. Op datum spreekuur is het medisch beeld niet helemaal duidelijk De belastbaarheid van eiser is nog niet vast te stellen. Informatie van de huisarts is noodzakelijk en wordt door de verzekeringsarts opgevraagd.
In een aanvullend medisch onderzoeksverslag van 23 augustus 2019 rapporteert de verzekeringsarts het volgende. Uit de informatie van de huisarts blijkt dat er sprake is van non proliferatieve diabetische retinopathie zonder progressie. Dit heeft geen invloed op de visus. Uit eigen onderzoek en observatie en door eiser aangeleverde medische informatie (van de psychiater van april 2017 en juni 2019) zijn er geen aanwijzingen voor echte forse psychopathologie. Eiser heeft wel psychotrauma door een overval in Turkije, maar hij is daarvoor op dit moment niet in behandeling. Eiser is niet ADL-afhankelijk; hij verricht huishoudelijke taken en heeft sociale contacten. Hem volledig arbeidsongeschikt laten, werkt contraproductief. Eiser wordt slechts één keer per maand begeleid door het FACT-team (GGZ Breburg). Gezien de zeer matige controle van de diabetes is beroepsmatig autorijden niet aangewezen. Eiser kan ook geen gevaarlijke machines hanteren en is beperkt in stresspiekbelastingen, productiepieken en deadlines. Ook werken met een hoog werktempo is niet aangewezen. Eiser is beperkt in het hanteren van conflicten. Eiser kan werk verrichten waarbij hij kan terugvallen op een direct leidinggevende of collega. Werk in omgeving met extreme koude of extreme hitte is niet aangewezen. Nacht- en avondwerk en werk met onregelmatige werktijden is niet aangewezen. Uit preventieve overwegingen kan eiser maximaal 8 uur per dag, 40 uur per week aangepaste werkzaamheden verrichten, waarbij ook rekening wordt gehouden met verschillende beperkingen. De knijpkracht in de rechterzijde is in lichte mate beperkt. Eiser heeft verminderde functionele mogelijkheden. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 23 augustus 2019.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft eiser gezien bij de hoorzitting op 13 maart 2020 en heeft het dossier bestudeerd. Aanvullend eigen onderzoek en bestudering van de gegevens in het dossier geven aanleiding de FML van 23 augustus 2019 te herzien. Op basis van de gegevens verkregen tijdens de hoorzitting wordt de ernst van de psychische problematiek zwaarder ingeschat. Er lijkt sprake te zijn van een psychotische stoornis, omdat eiser al langer stemmen hoort en aangeeft schedels te zien. Dat eiser voor een trauma niet behandeld werd, wil niet zeggen dat wat hij ervaart mild is. Eerder is van EMDR afgezien, omdat dit een te duidelijke toename van klachten gaf. Eiser ontwijkt groepen en heeft nachtmerries beschreven. De medicatie is aangepast, waaruit blijkt dat er nog geen stabiele situatie was. Dit leidt tot het toevoegen van beperkingen op sociaal functioneren: emotionele problemen van anderen hanteren, eigen gevoelens uiten, samenwerken en contact met klanten of patiënten (FML-items 2.6, 2.7, 2.9, 2.12.1 en 2.12.2). Aanvullende beperkingen op het gebied van aandacht en herinneren blijken niet uit psychisch onderzoek en observaties tijdens de hoorzitting. Door de handoperatie na het primaire spreekuur kan de huidige handfunctie niet worden vertaald naar de datum in geding en is er geen aanleiding om meer beperkingen dan aangenomen na het primaire onderzoek op dit gebied aan te nemen. Er zijn geen medische argumenten om op het gebied van aanpassing van fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en werktijden meer beperkingen aan te nemen. De FML wordt aangepast per 7 augustus 2019. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de FML van 26 maart 2020.
4.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij aanvullend beperkt is. Eiser kan niet met elektrische apparaten werken vanwege medicatie. De verzekeringsarts b&b heeft ten onrechte geen aandacht besteed aan de werking van de (combinatie van) medicatie. Ook acht eiser zich psychisch meer beperkt dan door de verzekeringsarts b&b is aangenomen. Dit wordt bevestigd door de behandelaars, die van mening zijn dat bij hervatting van werkzaamheden de psychische klachten zullen toenemen. Hierbij heeft eiser zich onder meer beroepen op de brief van SPV [naam SPV GGZ] van GGZ Breburg van 9 juli 2020 en de brief van psycholoog [naam psycholoog GGZ] van GGZ Breburg van
29 januari 2021.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] rapporteert op 31 augustus 2020 in een reactie op eisers beroepsgronden het volgende. Tijdens de primaire beoordeling had eiser geen medicatieoverzicht bij zich, maar in bezwaar is bij de hoorzitting het medicatiegebruik genoteerd en is hiermee rekening gehouden, onder andere bij het aannemen van een verhoogd persoonlijk risico. Gemachtigde onderbouwt de stelling dat eiser psychisch meer beperkt is en dat geen aandacht is besteed aan de werking van de (combinatie van) medicijnen niet en in de brief van SPV [naam SPV GGZ] van 9 juli 2020 wordt niet vermeld wat de invloed van eisers medicatie op zijn functioneren is. De klachten die in de brief van 9 juli 2020 worden beschreven, komen overeen met de klachtbeschrijving in bezwaar. De hallucinaties waren al bekend en leiden niet tot meer of verdergaande beperkingen. De behandelaar geeft niet aan op welk gebied eiser meer beperkt zou zijn. In de FML van
26 maart 2020 is in voldoende mate rekening gehouden met eisers psychisch functioneren. Uit de brief van 9 juli 2020 kan de verzekeringsarts b&b niet opmaken dat eisers klachten zullen toenemen als de traumabehandeling wordt hervat, enkel dat werkhervatting zal worden bemoeilijkt door zijn klachten, maar daarvoor zijn juist beperkingen op persoonlijk en sociaal functioneren aangenomen. De medische informatie geeft geen aanleiding om het standpunt te wijzigen.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Eisers beroepsgronden en de door hem in beroep overgelegde informatie geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de verzekeringsartsen onderzoek naar eisers psyche hebben gedaan, dat zij in hun rapportages eisers diagnoses hebben meegenomen en dat beperkingen zijn aangenomen vanwege medicatiegebruik, namelijk dat eiser is aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico (geen gevaarlijke machines hanteren, niet op grote hoogte werken). Verder heeft de verzekeringsarts b&b in haar rapportage van 31 augustus 2020 de beroepsgronden van eiser gemotiveerd weerlegd. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding voor het aannemen van aanvullende beperkingen op het werken met elektrische apparatuur.
Niet gebleken is dat in de FML van 26 maart 2020 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker (Sbc-code 111180), medewerker logistiek (Sbc-code 111220) en algemeen productiemedewerker (Sbc-code 111174).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 16 september 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 23 april 2020
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 14 oktober 2019.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard. Er is geen reden een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 22 maart 2021en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.