ECLI:NL:RBZWB:2021:1459
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Kort geding
- S. Hindriks
- Rechtspraak.nl
Onvoldoende duidelijkheid over rol huurder bij geweldsincident leidt tot afwijzing ontruimingsvordering in kort geding
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder en de bewindvoerder van onder bewind gestelden. De eiseres, een toegelaten instelling voor volkshuisvesting, vorderde ontruiming van de woning van de onder bewind gestelden, na een reeks van geweldsincidenten en overlast. De eiseres stelde dat de onder bewind gestelden, die in de woning verbleven, verantwoordelijk waren voor ernstige overlast en geweldsincidenten, waaronder een incident in de nieuwjaarsnacht van 2021 waarbij twee leden van de familie [naam 3] zwaar mishandeld zouden zijn. De eiseres voerde aan dat de rol van de onder bewind gestelden bij deze incidenten duidelijk was en dat er een spoedeisend belang was bij de ontruiming.
De gedaagde, in haar hoedanigheid van bewindvoerder, betwistte de beschuldigingen en stelde dat de eiseres geen spoedeisend belang had. De kantonrechter oordeelde dat de rol van de onder bewind gestelden bij de geweldsincidenten onvoldoende duidelijk was geworden. De rechtbank concludeerde dat er nader onderzoek nodig was naar de feiten en dat de kortgedingprocedure niet geschikt was voor bewijsvoering. De kantonrechter wees de vordering van de eiseres af, omdat niet kon worden vastgesteld dat de onder bewind gestelden zich schuldig hadden gemaakt aan de beschuldigingen van overlast en geweld. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, vastgesteld op € 747,00.
Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en duidelijkheid over de rol van betrokken partijen in zaken van ontruiming en overlast, en dat kort geding procedures niet altijd de juiste weg zijn voor het oplossen van dergelijke geschillen.