ECLI:NL:RBZWB:2021:153
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J. van der Meer
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete wegens overtreding van het Arbeidstijdenbesluit vervoer
Op 13 januari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.A.M. Dijkman, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van 20 november 2019, waarin een bestuurlijke boete van € 1.500,-- was opgelegd wegens overtreding van artikel 2.4:4 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv). De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in beroep aanvoerde dat het onderzoek onrechtmatig was, omdat er geen bevoegdheid tot doorzoeken bestond volgens artikel 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast betoogde de eiser dat er geen gegrond vermoeden van fraude was, en dat de hoogte van de boete niet proportioneel was. De rechtbank oordeelde dat de toezichthouder voldoende bewijs had gevonden voor een gegrond vermoeden van fraude, en dat het onderzoek naar de tachograaf van de vrachtwagen van eiser rechtmatig was.
De rechtbank concludeerde dat de opgelegde boete van € 1.500,-- in overeenstemming was met de beleidsregels en dat er geen sprake was van verminderde verwijtbaarheid. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet onevenredig zwaar werd getroffen door de boete, en dat de enkele stelling dat dit een groot bedrag was voor een chauffeur niet voldoende was om de boete te matigen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.