In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 20 juni 2019, waarin haar werd meegedeeld dat zij per 1 juni 2016 geen recht had op een uitkering op grond van de Ziektewet. Eiseres heeft geen toestemming gegeven voor de kennisneming van haar medische gegevens door haar werkgever. De rechtbank heeft in een eerdere beslissing van 9 oktober 2019 bepaald dat medische gegevens alleen door een gemachtigde arts of advocaat mogen worden ingezien. Het beroep is op 19 juni 2020 behandeld, waarna de rechtbank op 18 augustus 2020 een tussenuitspraak heeft gedaan waarin het UWV werd opgedragen om een motiveringsgebrek te herstellen. Het UWV heeft hierop gereageerd met aanvullende motivering en rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de belastbaarheid van eiseres, specifiek met betrekking tot het aspect 'zitten'. De verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 9 september 2020 geconcludeerd dat eiseres in staat was om tenminste een uur aaneengesloten te zitten. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met het motiveringsbeginsel. De rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, en heeft het UWV veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.
De rechtbank concludeert dat het UWV het geconstateerde gebrek heeft hersteld en dat er geen aanwijzingen zijn dat eiseres haar werk niet kon volhouden. De rechtbank heeft de motivering van de verzekeringsarts als voldoende overtuigend beoordeeld en heeft de werkzaamheden van eiseres in relatie tot haar belastbaarheid voldoende gemotiveerd geacht.