ECLI:NL:RBZWB:2021:1590
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake huur- en zorgtoeslag door termijnoverschrijding
In deze zaak heeft eiseres op 13 oktober 2020 digitaal beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 13 juli 2020, dat betrekking heeft op de definitieve berekening van de huur- en zorgtoeslag over het jaar 2018. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft vastgesteld dat het beroep niet tijdig is ingediend, aangezien de beroepstermijn op 24 augustus 2020 eindigde. De griffier had eiseres eerder gewezen op de termijnoverschrijding en haar de kans gegeven om deze te verklaren. Eiseres stelde dat zij de beslissing verkeerd had begrepen en dacht dat zij niets hoefde te betalen.
De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn van toepassing, en de rechtbank benadrukt dat termijnen van bezwaar en beroep van openbare orde zijn. Dit betekent dat de rechtbank niet kan afwijken van de fatale termijnen, tenzij er zeer bijzondere omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de redenen die eiseres aanvoert niet voldoende zijn om de niet-ontvankelijkheid van het beroep te voorkomen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door rechter S.A.M.L. van de Sande op 31 maart 2021, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.