ECLI:NL:RBZWB:2021:1602

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
02-665211-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Schuur
  • A. Beudeker
  • J. Martens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervaardigen van kinderporno met vrijspraak voor verleiding en bezit

Op 2 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervaardigen van kinderporno, verleiding tot ontuchtige handelingen en bezit van kinderporno. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van het vervaardigen van een film waarin seksuele handelingen met een minderjarige plaatsvinden. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen, aangezien de verdachte bekend had dat hij de film had gemaakt en de medeverdachte actief betrokken was bij de seksuele handelingen. De rechtbank sprak de verdachte echter vrij van de andere twee tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor de verleiding tot ontuchtige handelingen en het bezit van kinderporno. De verdachte ontkende op de hoogte te zijn van de kinderporno op de gegevensdragers en de rechtbank kon niet vaststellen dat hij dit wist of had kunnen weten. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uren en een gevangenisstraf van 1 dag, rekening houdend met de lange tijd die sinds het delict was verstreken en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/665211-17
vonnis van de meervoudige kamer van 2 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1973, te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
raadsman mr. K.R. Verkaart, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 maart 2021, waarbij de officier van justitie, mr. De Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1: samen met een ander kinderporno heeft gemaakt;
Feit 2: een minderjarige heeft verleid om ontuchtige handelingen te dulden;
Feit 3: kinderporno in bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de drie ten laste gelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van feit 1 baseert hij zich op de bekennende verklaring van verdachte en de getuigenverklaringen van [getuige] en [slachtoffer] , alsmede het filmpje dat is aangetroffen op de gegevensdragers. Ook het medeplegen acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 2 baseert de officier van justitie zich op de verklaringen van [getuige] en [slachtoffer] en de verklaring van verdachte, dat hij een aantal malen beltegoed aan [slachtoffer] heeft gegeven. Ten aanzien van feit 3 baseert hij zich op het feit, dat verdachte heeft verklaard dat hij van iemand anders kinderporno heeft toegezonden gekregen, dat die persoon er kennelijk van uitging dat verdachte daar belangstelling voor had en het aantreffen van kinderporno op verschillende computers en harddisks in de woning, alsmede op een computer in de woning waar medeverdachte [medeverdachte] fysiek niet bij kon, zodat niet aannemelijk is dat medeverdachte [medeverdachte] de enige was die in het bezit was van de kinderporno.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Het medeplegen kan echter niet wettig en overtuigend bewezen worden nu er geen bewijs is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. Het filmen was geen onderdeel van een vooropgezet plan, maar was volgens de verklaring van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] een spontane actie. Ten aanzien van feit 2 is er geen wettig en overtuigend bewijs van verleiding door verdachte. Verdachte dient om die reden van dit feit vrijgesproken te worden. Ten aanzien van feit 3 is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen omdat verdachte niet wist dat er kinderporno op de computers stond. Er waren meerdere mensen in de woning die gebruik gemaakt hebben van de gegevensdragers. Het valt niet uit te sluiten dat hij niet op de hoogte was van de filmpjes en afbeeldingen. Daarom dient hij van feit 3 vrijgesproken te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Is er sprake van medeplegen?
Verdachte heeft bekend dat hij de film heeft gemaakt waarin zijn partner, medeverdachte [medeverdachte] , bij [slachtoffer] seksuele handelingen verrichtte. Ten aanzien van feit 1 is er verweer gevoerd over het medeplegen. Door de verdediging is betoogd dat hiervan geen sprake is geweest nu er geen vooropgezet plan was, dat verdachte pas op het moment dat de seksuele handelingen gaande waren erbij kwam en ging filmen en het dus een spontane actie was. Er was volgens de verdediging geen sprake van een bewuste en nauwe samenwerking die is vereist om tot een bewezenverklaring van het medeplegen te komen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Voor het medeplegen is van belang dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de medeverdachte met de vijftienjarige [slachtoffer] in de badkamer van de oude woning van verdachte en medeverdachte was en daar seksuele handelingen met [slachtoffer] verrichtte. Verdachte is daar op enig moment bij gekomen en begonnen met filmen. De medeverdachte zag dat verdachte er was met de camera en is niet gestopt met het verrichten van seksuele handelingen en uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat hij het filmen heeft willen stoppen. De medeverdachte heeft aldus een actieve rol gespeeld in het tot stand komen van de film, nu hij is doorgegaan met het verrichten van seksuele handelingen bij [slachtoffer] , wetende dat het werd gefilmd. Hierin bestaat naar het oordeel van de rechtbank de bewuste en nauwe samenwerking die voor het medeplegen vereist is. Dat de medeverdachte niet daadwerkelijk zelf heeft gefilmd, doet hier niet aan af. Ook dat er geen vooropgezet plan was, maakt dit niet anders. Uit de handelingen en gebeurtenissen blijkt de nauwe en bewuste samenwerking die op enig moment is ontstaan en waardoor de film tot stand kon komen.
De hoeveelheid films
Op de gegevensdragers zijn twee films aangetroffen waarop verdachte met [slachtoffer] te zien is. Verdachte heeft hierover ter zitting verklaard dat het om een film gaat van dezelfde gebeurtenis, die hij niet in zijn geheel op de computer overgezet kreeg omdat die film daarvoor te groot was. Gelet op de grootte van het bestand en de gebruikte resolutie, heeft verdachte volgens eigen zeggen het filmpje in twee delen geknipt op de computer gezet. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij eenmalig met de medeverdachte in de douche heeft gestaan. De rechtbank zal derhalve bij de bewezenverklaring uitgaan van één film.
Conclusie:
Gelet op bovenstaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het vervaardigen van één film waarop seksuele gedragingen staan met iemand die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onderdeel in de tenlastelegging, inhoudend dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan “het met de/een penis oraal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt”. Er is geen wettig en overtuigend bewijs voor deze handeling
Feit 2:
Aan de rechtbank ligt de vraag voor, of er sprake is geweest van verleiding tot het plegen dan wel dulden van de ontuchtige handelingen, zoals onder feit 2 is tenlastegelegd.
Om tot wettig en overtuigend bewijs te komen voor de verleiding, moet bewezen worden dat er sprake is van een actieve handeling van verdachte, gericht op het verleiden tot het plegen dan wel dulden van de ontuchtige handelingen. Verdachte heeft ontkend zich aan verleiding schuldig te hebben gemaakt en heeft aangegeven dat, toen hij de badkamer binnenkwam de seksuele handelingen tussen de medeverdachte en de vijftienjarige [slachtoffer] al gaande waren. De rechtbank stelt vast dat alleen [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte hem heeft gevraagd om met de medeverdachte ontuchtige handelingen te plegen nadat [slachtoffer] goederen van verdachte en medeverdachte had ontvangen. Hoewel ook verdachte ter zitting heeft verklaard een enkele keer beltegoed aan [slachtoffer] te hebben gegeven, kan niet worden vastgesteld dat dat met de bedoeling is geweest om [slachtoffer] te verleiden tot het dulden dan wel plegen van de ontuchtige handelingen. Dit maakt dat er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 ten laste gelegde feit. Daarom zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 3:
Naar aanleiding van een melding dat er kinderporno op gegevensdragers in de woning van verdachte en medeverdachte zouden staan, heeft de politie onderzoek uitgevoerd.
Na uitlevering van de gegevensdragers zijn deze nader onderzocht. Op een aantal gegevensdragers werd kinderporno aangetroffen:
Beslagcode DRS-code soort goed
286254 15-4255-004 computer
286350 15-4255-006 laptop
286251 15-4255-010 NAS
286320 15-4255-016 HDD
286321 15-4255-022 computer
Volgens het proces-verbaal nummer 15-4255-004 op pagina 81 is de computer die onder deze code in beslag is genomen, de computer Sony Vaio. Deze is volgens het proces-verbaal op pagina 70 en 71 aangetroffen in de slaapkamer van verdachte.
Volgens het proces-verbaal nummer 15-4255-006 op pagina 85 is de laptop die onder deze code in beslag is genomen, de laptop Fujitsu Siemens Amilo D 7830. Deze is volgens het proces-verbaal op pagina 70 en 71 aangetroffen op zolder.
Volgens het proces-verbaal nummer 15-4255-010 op pagina 93 gaat het om de NAS die onder deze code in beslag is genomen. Deze is volgens het proces-verbaal op pagina 70 en 71 aangetroffen in de woonkamer.
Volgens het proces-verbaal nummer 15-4255-016 op pagina 106 is de HDD Maxtor onder deze code in beslag genomen. Deze is volgens het proces-verbaal op pagina 70 en 71 aangetroffen op zolder.
Volgens het proces-verbaal nummer 15-4255-022 op pagina 188 is de computer
Tablet Samsung SM-T520 onder deze code in beslag genomen. Deze is volgens het proces-verbaal op pagina 70 en 71 aangetroffen in de woonkamer.
Verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat hij niet wist dat er kinderporno op de gegevensdragers stond en dat het de medeverdachte was die het computerbeheer deed, waaronder het draaien van updates. De medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat er een cd was die hij regelmatig gebruikte bij het vervangen van hardware en dat daar kinderporno op stond en dat hij heeft geprobeerd dit te verwijderen, maar dat dat niet lukte. De medeverdachte heeft in de brief die per email is overgelegd aan de rechtbank verklaard dat verdachte niet wist van de aanwezigheid van kinderporno.
Om tot een bewezenverklaring van het bezit van kinderporno te komen, is behalve het aantreffen van de kinderporno, van belang te kunnen vaststellen of de verdachte ervan wist of ervan had kunnen weten. Door de officier van justitie is betoogd dat de kinderporno op de gegevensdragers die op de zolder en de slaapkamer zijn aangetroffen niet voor de medeverdachte te bereiken waren, omdat de medeverdachte vanwege zijn fysieke gesteldheid niet naar boven kon. Om die reden moet het wel verdachte zijn geweest die de kinderporno op de computers boven heeft verkregen en in zijn bezit heeft gehad.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet uit te sluiten dat verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de kinderporno op de diverse gegevensdragers, nu de medeverdachte volgens beider verklaringen het computerbeheer deed. Verdachte was ook niet de enige die de gegevensdragers gebruikte. De rechtbank stelt wel vast dat de kinderporno op diverse gegevensdragers is aangetroffen die ook op diverse locaties in de woning stonden. Echter, dat de medeverdachte vanwege zijn fysieke gesteldheid niet naar boven kon om de kinderporno op de gegevensdragers te zetten en het om die reden verdachte moet zijn geweest die de kinderporno voorhanden had, zoals de officier van justitie stelt, volgt de rechtbank niet. Niet bekend is immers op welk moment de kinderporno op de gegevensdragers terecht is gekomen en niet duidelijk is of de medeverdachte eerder wel bij deze gegevensdragers kon komen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode gelegen tussen 1 januari 2010 en 13 juni 2011 te Tiel, tezamen en in vereniging met een ander, gegevensdragers, bevattende afbeeldingen - te weten een filmvan seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedag slachtoffer] 1995), is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - onder meer bestonden uit:
- het met de handaftrekken, van het geslachtsdeel van die [slachtoffer] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte voor de drie tenlastegelegde feiten op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de betoogde vrijspraken , de enorme termijnoverschrijding alsmede de persoonlijke omstandigheden van verdachte is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer passend. Een taakstraf aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf is naar de mening van de verdediging passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen van een film waarin de medeverdachte, zijnde zijn partner, ontuchtige handelingen pleegde met een toen 15-jarige jongen. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze jongen. De rechtbank acht dit een ernstig feit, mede omdat de ervaring leert dat dergelijke feiten de seksuele ontwikkeling van minderjarigen ernstig kunnen verstoren.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de ernst van het feit en de straf die gewoonlijk voor soortgelijke feiten wordt opgelegd, alsmede met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank houdt voorts rekening met de overschrijding van de redelijke termijn met drie jaren en zeven maanden en met het feit dat het strafbare feit nu ongeveer tien jaar geleden is gepleegd.
Verdachte heeft een blanco strafblad. Over verdachte is een reclasseringsrapport opgesteld op 19 maart 2020. Volgens dit rapport is het recidiverisico laag en nieuw onderzoek heeft uitgewezen dat bij een laag recidiverisico afstraffen meer recidive verlagend werkt dan het inzetten van een intensieve zedenbehandeling. Om die reden adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Voor het vervaardigen van kinderporno wordt in beginsel volgens de LOVS-oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren opgelegd. De rechtbank zal in onderhavige zaak daar niet toe overgaan.. Uiteindelijk is er sprake geweest van het maken van één film, nu tien jaar geleden. Verdachte is voor noch na dit feit voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking gekomen. Dat is tevens, naast het advies van de reclassering, reden om verdachte geen voorwaardelijke straf op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 60 dagen vervangende hechtenis, passend en zal zij deze ook aan verdachte opleggen.
Het taakstrafverbod van artikel 22 b sr is van toepassing. De rechtbank acht een gevangenisstraf nu, na al die jaren en gelet op alle genoemde omstandigheden, niet meer op zijn plaats, maar gelet op het taakstrafverbod zal zij toch een gevangenisstraf van een dag opleggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op het artikelen 9, 22c, 22d en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-spreekt verdachte vrij van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:het medeplegen van het vervaardigen van een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van een dag;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. Schuur, voorzitter, mr. Beudeker en mr. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van Schuurmans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
2 april 2021.
Mr. Schuur en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1.
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 januari 2010 en 13 juni 2011 te Tiel, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, althans
alleen, meermalen, althans eenmaal afbeeldingen - en/of gegevensdragers,
bevattende afbeeldingen - te weten (een) film(s) van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedag slachtoffer] 1995) ,is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven
- onder meer bestonden uit:
- het met de/een penis oraal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer] ,
althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
- het met de/een hand(en) aftrekken, althans betasten en/of aanraken van het
geslachtsdeel van die [slachtoffer] , althans een persoon die kennelijk
de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
art.240b Wetboek van Strafrecht
art 240b lid 1WetboekvanStrafrecht
art 240b lid 2 WetboekvanStrafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 januari 2010 en 11april 2011 te Tiel, althans in Nederland, [slachtoffer] ( [geboortedag slachtoffer] ), die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, heeft verleid tot het (plegen of) dulden van een of meer ontuchtige handeling(en) buiten echt
met een derde (te weten: [medeverdachte] ),bestaande die ontuchtige handeling(en)
hieruit dat die [slachtoffer] werd gepijpt en/of afgetrokken (door die [medeverdachte] );
art 247 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 1 september 2015 te Tilburg, althans in Nederland
meermalen, althans eenmaal telkens afbeeldingen - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen - te weten foto’s en/of films van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven, in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de
toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen -zakelijk weergegeven-
bestonden uit:
het met de/een penis en/of vinger/hand oraal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het met de/een mond/tong en/of penis en/of voorwerp oraal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(o.a. “ [bestandsnaam] op p. 138 en [bestandsnaam] ” op p. 140)
en/of
het met de/een vinger/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het met de/een penis en/of vinger/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(o.a. [bestandsnaam] opp.137en“ [bestandsnaam] ”op p.148
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een onnatuurlijke (erotisch getinte) houding en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(o.a. “ [bestandsnaam] ” op p. 141 en “ [bestandsnaam] ” op p. 142)
art. 240b lid 1WetboekvanStrafrecht
Bijlage II
De bewijsmiddelen
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de politierechter dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 19 maart 2021;
- de getuigenverklaring van [slachtoffer] , opgenomen op dossierpagina 164 e.v. van het eindproces-verbaal van de politie Zeeland-West-Brabant met nummer 20TOZ15041;
- het proces-verbaal bevindingen, opgenomen op dossierpagina 158 en 159 van voornoemd proces-verbaal.