ECLI:NL:RBZWB:2021:1672

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6974
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van een Ziektewet-uitkering. De eiser, die als rangeerchauffeur werkte, had een ZW-uitkering ontvangen na uitval door enkelklachten na een ongeval. Het UWV beëindigde de uitkering per 16 april 2020, wat de eiser aanvocht. De rechtbank heeft de processtukken en rapportages van de betrokken artsen bestudeerd, waaronder die van een arts SMZ Arbo en een verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank concludeerde dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering had beëindigd, omdat de medische onderzoeken en rapportages geen objectieve beperkingen aangaven die de arbeidsongeschiktheid van de eiser zouden rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de artsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan hun conclusies. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6974 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. F. Ergec,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 14 april 2020 (primair besluit) heeft het UWV de aan eiser toegekende uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) beëindigd per 16 april 2020.
In het besluit van 19 mei 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 17 maart 2021. Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde en mr. N. Regragui namens het UWV.

Overwegingen

Eiser is werkzaam geweest als rangeerchauffeur van 1 januari 2018 tot 24 december 2019. Voor dat werk is hij op 16 december 2019 uitgevallen vanwege enkelklachten na een ongeval.
Het UWV heeft aan eiser met ingang van 23 december 2019 een ZW-uitkering toegekend. Bij het primaire besluit heeft het UWV eiser hersteld verklaard en de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 16 april 2020. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiser heeft
beëindigd per 16 april 2020.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft, wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan: de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid (artikel 19, vijfde lid, van de ZW).
4.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat het werk als rangeerchauffeur als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een arts SMZ onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
[naam arts SMZ Arbo] , arts SMZ Arbo heeft het dossier bestudeerd en eiser onderzocht op zijn spreekuur van 13 maart 2020.
In zijn rapportage van 13 maart 2020 stelt [naam arts SMZ Arbo] dat zijn onderzoek van eiser geen functie- en bewegingsbeperking van de rechter enkel kan objectiveren of aannemelijk maken. Hij ziet een normaal te achten soepel bewegingspatroon, er zijn geen behandelingen gaande of gepland en er is geen medicatiegebruik ter zake. Volgens [naam arts SMZ Arbo] geeft eiser integendeel een alerte, adequate, heldere en geconcentreerde presentatie. Ook het consulteren van een psycholoog maakt voor hem niet dat eiser een ziekte heeft of dat er beperkingen zijn voor het laatst verrichte werk in de zin van de ZW.
Verder is van belang dat van het uitvoeren van reguliere activiteiten een zingevende en zin-invullende (therapeutische) werking uitgaat en dat dit eiser kan ondersteunen bij het verder op orde krijgen van zijn (gevoels)leven, terwijl inactiviteit juist remmend en klachten vergrotend kan werken. Werken kan eiser juist ondersteunen qua regelmaat, structuur, doel en afleiding. Hiervan is volgens [naam arts SMZ Arbo] vanuit de medische literatuur bekend dat er geen belemmeringen liggen dagelijkse bezigheden te (moeten) mijden, arbeidstaken inbegrepen. Hervatting in die taken zal volgens [naam arts SMZ Arbo] naar verwachting dan ook niet leiden tot schade aan de gezondheid.
Hij concludeert dat de belasting van de functie rangeerchauffeur in combinatie met de door eiser gestelde klachten en daar eventueel uit voortkomende beperkingen, zodanig zijn dat de belastbaarheid van eiser in de zin van de ZW niet wordt overschreden. Eiser wordt daarom geacht die werkzaamheden volledig uit te kunnen voeren.
De door [naam arts SMZ Arbo] opgevraagde informatie van GZ-psycholoog [naam GGZ-psycholoog] van 30 maart 2020 heeft hem zoals in zijn rapportage van 9 april 2020 vermeld, geen aanleiding gegeven zijn afwegingen en conclusie te wijzigen.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft het dossier bestudeerd en deelgenomen aan de telefonische hoorzitting op 15 mei 2020. Hij overweegt in zijn rapportage van 15 mei 2020 dat de primaire arts zorgvuldig te werk is gegaan door zijn conclusie te baseren op anamnese, eigen medisch onderzoek en de door de behandelende sector verstrekte informatie. [naam verzekeringsarts b&b] is verder niet gebleken dat de primaire arts een onjuist of onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiser. Het bezwaar noch de telefonische hoorzitting levert wezenlijk andere informatie op dan in de rapportage van de primaire arts kan worden teruggevonden. Verder zijn er volgens [naam verzekeringsarts b&b] geen aanwijzingen voor een ernstige stemmingsstoornis. Eiser kan gewoon worden behandeld via de basis geestelijke gezondheidszorg en een indicatie voor medicatie (anti-depressiva) ontbreekt.
5.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij niet geschikt is op enigerlei wijze arbeid te verrichten. Ten onrechte is geen medische informatie opgevraagd door de verzekeringsartsen en is eiser niet persoonlijk onderzocht. Dat werkt onevenredig bezwarend volgens eiser, die daarbij verwijst naar het Korošec-arrest.
Eiser verwijst naar een verklaring van zijn psycholoog en naar zijn zelf bijgehouden logboek. Ook van de enkel had eiser op de datum in geding nog forse klachten, waarvoor hem Oxycodon als pijnstiller was voorgeschreven. Verder heeft eiser nog gewezen op het huisartsenjournaal, informatie van de GGZ en informatie van zijn behandeling bij GGZ-psycholoog [naam GGZ-psycholoog] .
5.3
Oordeel rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Er is dossierstudie verricht. [naam arts SMZ Arbo] heeft eiser onderzocht en informatie opgevraagd bij de behandelend psycholoog. De verzekeringsarts b&b heeft eiser telefonisch gesproken. De enkele omstandigheid dat eiser door de verzekeringsarts b&b niet opnieuw lichamelijk is onderzocht maakt niet dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de artsen hun bevindingen en conclusies voldoende inzichtelijk geformuleerd. Zij waren op de hoogte van de door eiser gestelde klachten, waaronder de psychische klachten en de enkelklachten en hebben hiermee rekening gehouden. De door eiser in beroep overgelegde informatie geeft geen grond voor twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling. De rechtbank onderschrijft de reactie van de verzekeringsarts b&b van 12 maart 2021. Volgens hem maakten de stemmingsklachten rond de datum in geding eiser niet arbeidsongeschikt voor zijn arbeid. Daar heeft de verzekeringsarts b&b nog aan toegevoegd dat ook een matige depressie niet dusdanige beperkingen geeft dat eiser niet geschikt zou zijn voor zijn arbeid. Voorts wijst hij er op dat de enkelklachten door de primaire arts al goed waren onderzocht en geen medische argumenten gaven voor ongeschiktheid voor zijn arbeid (als rangeerchauffeur).
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd per 16 april 2020.
6. Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 1 april 2021, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.