ECLI:NL:RBZWB:2021:1682

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
8 april 2021
Zaaknummer
02-240812-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Vliegenberg
  • A. van Kralingen
  • J. Goossens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor invoer van cocaïne en witwassen van crimineel geld

Op 9 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 september 2020 te Breda ongeveer 82 kilogram cocaïne heeft ingevoerd en ongeveer 1,7 miljoen euro heeft gewitgewassen. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Grave, werd bijgestaan door raadsman mr. S.L.J. Janssen. Tijdens de zitting op 26 maart 2021 hebben de officier van justitie, mr. Verhoeven-Ivankovic, en de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was. De officier van justitie achtte de verdachte schuldig aan beide feiten, terwijl de verdediging vrijspraak voor het witwassen bepleitte, omdat de verdachte niet zou hebben geweten dat hij een geldbedrag vervoerde.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en dat hij wist dat het geldbedrag uit een misdrijf afkomstig was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door het vervoeren van de drugs en het geld, dat in een professioneel aangebrachte verborgen ruimte in zijn auto was verstopt, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zich schuldig maakte aan deze strafbare feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 54 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en verklaarde de in beslag genomen goederen onttrokken aan het verkeer en verbeurd.

De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte als koerier, en de beperkte rol die hij speelde in de criminele organisatie. De rechtbank benadrukte dat het invoeren van harddrugs en het witwassen van criminele gelden ernstige misdrijven zijn die de legale economie bedreigen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden, en de rechtbank verklaarde dat de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-240812-20
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 april 2021
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Grave,
raadsman mr. S.L.J. Janssen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 maart 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Verhoeven-Ivankovic, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de invoer, dan wel het vervoeren of aanwezig hebben van ongeveer 82 kilogram cocaïne (feit 1) en het witwassen van ongeveer 1,7 miljoen euro (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, te weten het binnen het grondgebied van Nederland brengen van 82 kilogram cocaïne. Zij heeft daartoe aangevoerd dat deze verboden middelen in een verborgen ruimte in de auto van verdachte zijn aangetroffen, verdachte wetenschap had dat de verboden middelen in België in zijn auto zijn gezet en hij deze bewust Nederland in heeft gebracht. Daarnaast acht de officier van justitie feit 2 wettig en overtuigend bewezen. In de verborgen ruimte is tevens een bedrag van € 1.699.830,- aangetroffen. Er is een redelijk vermoeden van witwassen en verdachte heeft geen concrete, min of meer verifieerbare verklaring voor de herkomst van het geld gegeven, zodat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst heeft.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat verdachte voor feit 2 dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat hij een geldbedrag vervoerde, zodat evenmin kan worden vastgesteld dat hij wist dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig kon zijn. De bijzondere intentie aan de zijde van verdachte, die nodig is om tot een bewezenverklaring van witwassen te kunnen komen, ontbreekt zodat vrijspraak dient te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 24 september 2020 in de auto van verdachte een verborgen ruimte is aangetroffen. In deze ruimte werden 82 blokken aangetroffen die elk ongeveer één kilogram cocaïne bevatten en een contant geldbedrag van in totaal € 1.699.830,-. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij door mensen werd benaderd om die dag een transport van België naar Nederland te doen en dat hij wist dat het om iets illegaals ging, omdat het in de verborgen ruimte moest.
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijk ongeveer 82 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland brengen en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist wat hij moest vervoeren en om hoeveel het ging. Door echter in opdracht van anderen iets te vervoeren in een verborgen ruimte, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hetgeen hij van België naar Nederland vervoerde cocaïne betrof en dat het ook een grote hoeveelheid kon zijn. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte minstens voorwaardelijk opzet heeft gehad op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 82 kilogram cocaïne.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van ongeveer 1,7 miljoen euro en overweegt daartoe als volgt.
Beoordelingskader witwassen
De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier geen bewijs bevindt op grond waarvan een rechtstreeks verband kan worden gelegd tussen het geldbedrag dat door verdachte is vervoerd en een concreet aan te duiden misdrijf. Niettemin kan bewezen worden geacht dat dit geldbedrag ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo’n verklaring heeft gegeven, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet kan anders kan zijn dan dat) het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Vermoeden van witwassen
Verdachte had een contant geldbedrag van bijna 1,7 miljoen euro voorhanden. Gelet op de hoogte van het aangetroffen geldbedrag, waarbij onder meer, in het legale betalingsverkeer ongebruikelijke, coupures van € 500,- werden aangetroffen en de wijze van vervoer (in een verborgen ruimte van zijn auto) en de risico’s die dit met zich meebrengt, is naar het oordeel van de rechtbank zonder meer sprake van een vermoeden dat het geldbedrag uit misdrijf afkomstig is. Verdachte had daarnaast een crypto-telefoon bij zich. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke telefoons, waarmee versleutelde berichten kunnen worden verstuurd, veelvuldig worden gebruikt in het criminele milieu.
Verklaring van verdachte over de herkomst van het geldbedrag
Verdachte heeft in zijn derde politieverhoor verklaard dat andere mensen hem hadden aangeboden een transport te doen van België naar Nederland en dat hij daar € 5.000,- mee kon verdienen. Hij wist dat hetgeen hij moest vervoeren illegaal was, maar hij wist niet wat en om hoeveel het ging. Verdachte heeft verklaard geen namen te willen noemen. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van verdachte niet kan worden aangemerkt als een verklaring die concreet en verifieerbaar is. Enig inzicht in de herkomst van het geldbedrag - zoals het verstrekken van gegevens over de personen van wie het geldbedrag afkomstig is - is door verdachte niet verstrekt.
Conclusie
Het door verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door iets - waarvan hij wist dat het illegaal was - in een verborgen ruimte te vervoeren, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het aangetroffen gelbedrag voorhanden heeft gehad. Het verweer van de raadsman ten aanzien van de wetenschap met betrekking tot het geld en de herkomst ervan wordt verworpen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 24 september 2020 te Breda opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 82 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2
op 24 september 2020 te Breda een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal ongeveer 1,7 miljoen Euro voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zeven jaar, met aftrek van het voorarrest, gelet op de ernst van de feiten, het feit dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, de hoge recidivekans en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de LOVS-oriëntatiepunten. Daarnaast heeft zij als strafverlagende omstandigheid rekening gehouden met de beperkte rol die verdachte als koerier heeft gehad.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een straf op te leggen die niet is gebaseerd op richtlijnen, maar die daadwerkelijk recht doet aan de persoon van verdachte, de wijze waarop verdachte in deze zaak is beland en zijn opstelling daarin. De raadsman heeft daartoe - kort gezegd - het volgende aangevoerd. Verdachte was gelet op zijn situatie - dakloos, problematische relatie met zijn familie, ontving van niemand hulp, moest vechten om te overleven - en zijn bedrijf een kwetsbaar individu en een ideale kandidaat voor criminele organisaties om alle risico’s te nemen in ruil voor een slechts zeer geringe vergoeding. Daarnaast verzoekt de raadsman om rekening te houden met de proceshouding van verdachte nu hij een bekennende verklaring heeft afgelegd. Voorts wordt aan de hand van de richtlijnen in zaken waarin het gaat om invoer vanuit Zuid-Amerika van substantiële partijen, regelmatig een lagere straf opgelegd dan hetgeen in de onderhavige zaak wordt geëist.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 82 kilogram cocaïne. De rechtbank is van oordeel dat het invoeren van harddrugs een ernstig feit is. Harddrugs, zoals onder meer cocaïne, bevatten immers stoffen die sterk verslavend zijn en die schadelijk zijn voor de gezondheid. Verdachte heeft door zo te handelen bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit van de handel in verdovende middelen en alle daarmee samenhangende ernstige vormen van criminaliteit, variërend van witwassen tot en met (zeer) ernstige vormen van geweldscriminaliteit. Dat zijn redenen waarom op de invoer van en handel in harddrugs zware straffen zijn gesteld. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van ongeveer 1,7 miljoen euro. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, terwijl andere strafbare feiten erdoor worden vergemakkelijkt. Verdachte heeft niet willen verklaren aan wie hij dat geld moest afleveren en/of wat de herkomst van dat geld was, wat de rechtbank verdachte aanrekent. Hij biedt daardoor (een) ander(en) de gelegenheid anoniem te blijven en daardoor wordt de herkomst van het geldbedrag versluierd.
De rechtbank houdt bij de strafbepaling ook rekening met het feit dat het geld en de drugs in een professioneel aangebrachte verborgen ruimte in de auto van verdachte werden vervoerd. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat professioneel aangebrachte verborgen ruimtes enkel dienen om strafbare goederen, zoals uit misdrijf verkregen geld, vuurwapens en verdovende middelen, aan het ambtelijk toezicht te onttrekken. Een professioneel aangebrachte verborgen ruimte is naar zijn aard ook bedoeld voor herhaald gebruik; een verborgen ruimte wordt in de regel niet aangebracht voor eenmalig gebruik. Dit geldt temeer nu het aanbrengen van een dergelijke ruimte behoorlijke kosten met zich meebrengt. Het is dan ook niet geheel denkbeeldig dat verdachte deze verborgen ruimte al eerder heeft gebruikt voor het verbergen van strafbare goederen, dan wel nog voor dat doel zou gaan gebruiken.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten.
In het reclasseringsadvies van 28 januari 2021 is gerapporteerd dat het psychosociaal functioneren en de houding van verdachte als voornaamste risicoverhogende factoren worden gezien, omdat verdachte zich ervan bewust was dat hij een strafbaar feit pleegde en op die wijze heeft getracht zijn financiële problemen op te lossen. Daarnaast is verdachte gedreven en op zichzelf en oogt zijn sociale netwerk en vangnet beperkt. De reclassering signaleert geen problemen op het gebied van huisvesting, de relatie met zijn familie en partner en middelengebruik, maar het zijn evenmin beschermende factoren gebleken. Verdachte staat beperkt open voor interventies of begeleiding van de reclassering, omdat hij ook nu van mening is dat zijn eigen plan het beste zal zijn. Omdat de algemene recidivekans op gemiddeld wordt ingeschat, zijn interventies en begeleiding in principe wel geïndiceerd, maar de aanknopingspunten hiervoor lijken gering. Door de reclassering wordt, bij een veroordeling, geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de feiten, hierop niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS oriëntatiepunten en op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de rol van verdachte als koerier, die weliswaar essentieel te noemen is, maar die in verhouding tot andere rollen bij de invoer van harddrugs minder groot is. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de uiteindelijke proceshouding van verdachte, nu hij een bekennende verklaring heeft afgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 54 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om hiervan een deel voorwaardelijk op te leggen. Ook overigens ziet de rechtbank daarvoor geen aanleiding.

7.Het beslag

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen Renault Kangoo - waarin een verborgen ruimte is aangetroffen - dient te worden onttrokken aan het verkeer, omdat het een voorwerp betreft dat is vervaardigd of bestemd tot het begaan van een strafbaar feit. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de autoambulance verbeurd wordt verklaard, omdat het voertuig is gebruikt om de auto met verborgen ruimte met daarin het aangetroffen geld en de cocaïne te vervoeren en deze aan verdachte toebehoort. Tevens is verbeurdverklaring gevorderd van het in beslag genomen geldbedrag, omdat niet kan worden vastgesteld aan wie het geldbedrag toebehoort. De verdovende middelen dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de Renault Kangoo refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft verzocht tot teruggave aan verdachte van de autoambulance, omdat verdachte deze geheel zelf heeft opgebouwd en hij veel in dit voertuig heeft geïnvesteerd om enigszins in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Ook na de onderhavige zaak zal verdachte weer geld moeten verdienen en verbeurdverklaring van het voertuig zal hem dan verder op achterstand brengen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De bestelauto van Renault is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien dit voertuig voorzien van een verborgen ruimte is vervaardigd of bestemd tot het begaan van het bewezen verklaarde en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Daarnaast zijn de in beslag genomen verdovende middelen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien deze zijn vervaardigd of bestemd tot het begaan van het bewezen verklaarde en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Verbeurdverklaring
Het in beslag genomen geldbedrag is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu dit het voorwerp betreft met betrekking tot welke het bewezen verklaarde is begaan, het niet aan verdachte toebehoort en niet kan worden vastgesteld aan wie het voorwerp wel toebehoort. Daarnaast is de autoambulance vatbaar voor verbeurdverklaring, nu dit het voorwerp betreft met betrekking tot welke het bewezen verklaarde is begaan en het aan verdachte toebehoort.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 54 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
* bestelauto Renault, kenteken [kenteken 1] (goednummer 2247309);
* 82 blokken cocaïne (goednummer 2247337);
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
* autoambulance Volkswagen, kenteken [kenteken 2] (goednummer 2247302);
* 1699830 EUR (goednummer 2247338).
Dit vonnis is gewezen door mr. Vliegenberg, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Goossens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Gielen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 april 2021.
Mrs. Vliegenberg en Goossens zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 24 september 2020 te Breda opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval heeft vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad, ongeveer 82 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2
hij op of omstreeks 24 september 2020, te Breda, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een of meer geldbedragen van in totaal ongeveer 1,7 miljoen Euro voorhanden gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.
Bijlage II
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt
- tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met nummer 2020253215 van de regionale politie eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 171.
Feiten 1 en 2
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , pagina 49 en verder, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 24 september 2020 om 10:48:15 kwam er een ANPR hit binnen van het kenteken [kenteken 2] ter hoogte van de snelweg A16 Rechts. Dit betreft de grens nabij Hazeldonk en het voertuig reed hierbij richting België. De informatie m.b.t. dit kenteken betrof dat de tenaamgestelde van het voertuig van bovengenoemd kenteken, genaamd [verdachte] . Op 24 september 2020 om 14:54:02 uur kwam bovengenoemd voertuig, vanuit België, Nederland weer binnen blijkens een ANPR hit. De hit was op de snelweg A16 links. Wat opvallend was dat er op de foto's van de ANPR hit te zien was dat het bovengenoemde voertuig een autoambulance betreft en dat op zowel de heen- als de terugweg één en hetzelfde voertuig achterop de autoambulance stond. Het voertuig dat werd vervoerd betrof een Renault Kangoo. De autoambulance parkeerde op een parkeerterrein aan de Speelhuislaan te Breda. Aldaar werd gezien dat [verdachte] uitstapte en naast zijn autoambulance ging staan. Besloten werd dat de bestuurder gecontroleerd zou worden en met hem een gesprek gevoerd ging worden. De man gaf mij een rijbewijs en bleek de bovengenoemde [verdachte] te zijn. In het dashboardkastje van de Renault Kangoo en in een rugzak die in de autoambulance lag werden twee afstandsbedieningen gevonden. Zowel met de afstandsbediening uit de autoambulance als uit de Renault Kangoo was de verborgen ruimte te openen. Toen de verborgen ruimte open ging zagen wij een grote hoeveelheid pakketten die wij ambtshalve herkennen als zijnde verdovende middelen. Tevens zagen wij een grote hoeveelheid, in doorzichtig plastic verpakte, geldbundels, waaronder geldbiljetten van 200 euro.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 25 september 2020, pagina 69, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij zagen dat er in totaal 82 blokken waren, allen ongeveer van gelijke grote. Van de 82 blokken met inhoud werden door ons 20 blokken geopend en in al deze blokken zat een wit kristalachtige stof welke na het testen allen positief en indicatief op cocaïne uitvielen.
3.
Het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , ongedateerd, pagina 75 en verder, inhoudende, zakelijk weergegeven:
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit 82 pakketten van ongeveer 1 kilo per stuk, met daarin witte poeder substantie. Uit 20 van de aangeboden pakketten werd door ons een representatief monster genomen dat werd gewaarmerkt zoals in de onderstaande sporenlijst is vermeld.
2247609 verpakt in meerdere lagen plastic/rubber netto 1030 kg
(de rechtbank begrijpt: 1030 gram)
2247617 verpakt in meerdere lagen plastic/rubber netto 1030 kg
(de rechtbank begrijpt: 1030 gram)
2247621 verpakt in meerdere lagen plastic/rubber netto 1020 kg
(de rechtbank begrijpt: 1020 gram)
2247632 verpakt in meerdere lagen plastic/rubber netto 10,10 kg
(de rechtbank begrijpt: 1010 gram)
2247637 verpakt in meerdere lagen plastic/rubber netto 1020 kg
(de rechtbank begrijpt: 1020 gram)
De onderstaande bemonstering is, voorzien van de vereiste Spoor Identificatie Nummer, via Team Forensische Opsporing verzonden aan het Nederlands Forensisch Instituut waarbij is verzocht onderzoek in te stellen naar de aard en samenstelling hiervan.
SIN: AAMY4659NL
Monster: 4,96 gr netto uit goednummer 2247609
SIN: AAMY4698NL
Monster: 4,96 gr netto uit goednummer 2247617
SIN: AAMY4699NL
Monster: 4,91 gr netto uit goednummer 2247621
SIN: AAMY4700NL
Monster: 5,15 gr netto uit goednummer 2247632
SIN: AAMY4701NL
Monster: 5,37 gr netto uit goednummer 2247637
4.
Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2020.10.13.042 (aanvraag 001) van 13 oktober 2020, pagina 83, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMY4659NL poeder en brokjes, wit, uit 1030 gram bevat cocaïne
5.
Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2020.10.13.042 (aanvraag 002) van 13 oktober 2020, pagina 84, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMY4698NL poeder en brokjes, wit, uit 1030 gram bevat cocaïne
6.
Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2020.10.13.042 (aanvraag 003) van 13 oktober 2020, pagina 85, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMY4699NL poeder en brokjes, wit, uit 1020 gram bevat cocaïne
7.
Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2020.10.13.042 (aanvraag 004) van 13 oktober 2020, pagina 86, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMY4700NL poeder en brokjes, wit, uit 1010 gram bevat cocaïne
8.
Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2020.10.13.042 (aanvraag 005) van 13 oktober 2020, pagina 87, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMY4701NL poeder en brokjes, wit, uit 1020 gram bevat cocaïne
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 30 september 2020, pagina 122, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 28 september 2020 ontving ik een e-mail van [naam 1] , specialist betalingsverkeer van de Nationale Politie. Bij deze e-mail zaten verschillende bestanden gevoegd die afkomstig waren van het bedrijf “ [naam 2] ”.
Uit deze bestanden bleek dat zij de door ons aangeleverde geldpakketten hadden geteld. Zij waren daarbij de volgende biljetten tegengekomen:
24 x € 500,- = € 12.000,-
35 x € 200,- = € 7.000,-
969 x € 100,- = € 96.900,-
24912 x € 50,- = € 1.246.050,-
15622 x € 20,- = € 312.440,-
2412 x € 10,- = € 24.120,-
264 x € 5,- = € 1.320,-
Het totaalbedrag betrof € 1.699.830,-Eenmiljoenzeshonderdnegenennegentigduizendachthonderddertig Euro.
10.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 7 januari 2021, ongenummerd, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Dus heb ik in Duitsland een Renault Kangoo gekocht. Ik vond toen de afstandsbedieningen en ontdekte dat er een verborgen ruimte in de auto was.
Begin juli zijn andere soort mensen op mijn pad gekomen en die boden mij aan om een bepaald transport te doen. Ik wist dat dit een transport was met iets wat niet klopt. Ik kon geld verdienen door een transport van België naar Nederland te doen voor een bedrag van vijf duizend euro. Ik zou dat transport gaan doen en heb ik vervolgens ook gedaan. Dus op de 24e ben ik naar België gegaan. Ik heb die mensen ontmoet. Ze hebben die auto meegenomen. Ik wist wel dat het daar in moest. Ik bedoel daarmee dat het in de verborgen ruimte moest van de Renault Kangoo. Ik besefte me dat het om iets illegaals ging.