Uitspraak
2.De nadere beoordeling
huidignetto besteedbaar inkomen (NBI), waarbij hun
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vaststelling van alimentatie. De vrouw verzocht om een bijdrage van € 500 per maand voor elk van de twee minderjarige kinderen en een bijdrage van € 1.000 per maand voor zichzelf. De rechtbank heeft het verzoek tot partneralimentatie verwezen naar een dagvaardingsprocedure, omdat het verlies van inkomen van de man uit ondernemingen onvoldoende was onderbouwd. De man betwistte de hoogte van de door de vrouw gestelde behoefte van de kinderen en zijn draagkracht om de verzochte bijdrage te voldoen. De rechtbank hanteerde de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie voor de beoordeling van de behoefte aan kinderbijdrage en de financiële draagkracht van de man en de vrouw. De rechtbank concludeerde dat de man zijn stelling dat zijn inkomen in 2019 was gedaald tot € 33.525 niet voldoende had onderbouwd. De rechtbank stelde het netto besteedbaar gezinsinkomen (NBGI) van de man vast op € 3.708 per maand en dat van de vrouw op € 1.159 per maand. De behoefte van de kinderen werd vastgesteld op € 1.158 per maand, wat resulteerde in een zorgkorting van 25% voor de man. Uiteindelijk werd bepaald dat de man € 312 per maand per kind moest betalen aan de vrouw, met ingang van 1 januari 2020. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.