ECLI:NL:RBZWB:2021:1809

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7782
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling UWV in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV inzake de toekenning van een WIA-uitkering. Het UWV had op 25 juni 2020 een besluit genomen waarin een verlies aan verdiencapaciteit van 61,49% werd vastgesteld met ingang van 26 november 2019. Dit besluit werd later herroepen op 21 oktober 2020, waarbij het UWV tegemoetkwam aan verzoeker door de periode van 24 kalendermaanden te laten ingaan vanaf de datum van de gewijzigde beslissing op bezwaar. Na deze herroeping heeft de gemachtigde van verzoeker het beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank oordeelt dat het UWV gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om het UWV te veroordelen in de proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op € 534,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Daarnaast overweegt de rechtbank dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoeker dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig is. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig en openbaar gemaakt op 9 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7782 WIA
uitspraak van 9 april 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: [naam gemachtigde verzoeker] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 25 juni 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de toekenning van een WIA-uitkering met een verlies aan verdiencapaciteit van 61,49% met ingang van 26 november 2019 ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Bij besluit van 21 oktober 2020 heeft het UWV het primaire besluit van 12 september 2019 herroepen in die zin dat de periode van 24 kalendermaanden alvorens de inkomenseis gaat gelden gaat lopen met ingang van de datum van deze gewijzigde beslissing op bezwaar.
Vervolgens heeft de gemachtigde van verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft op 4 februari 2021 gereageerd.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 21 oktober 2020 dat het UWV in ieder geval gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen door het primaire besluit van 12 september 2019 te herroepen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 534,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier, op 9 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.