4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit het strafdossier is gebleken dat op grond van ontvangen informatie begin 2018 een strafrechtelijk onderzoek is gestart naar de vermeende drugshandel door onder anderen verdachte [medeverdachte 1] in de wijk Langdonk te Roosendaal.
Getuige [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat zij vanaf 1 mei 2018 tot en met juli 2018 op meerdere momenten drugsdeals hebben waargenomen bij de woning aan de [adres] (woning getuige [getuige 3] ) te Roosendaal, waarbij mannen op een scooter drugs afleveren. Verdachte [medeverdachte 1] wordt daarbij herkend en ook wordt een dealer op een scooter waargenomen, met het kenteken [kenteken 1] , welke scooter op naam staat van verdachte [verdachte] . Verdachte [verdachte] wordt ook door een verbalisant herkend. Ook wordt een VW Golf waargenomen, met het kenteken [kenteken 2] , welke auto verhuurd bleek te zijn aan verdachte [medeverdachte 1] . De verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] worden aan hun kleding en bijzondere kenmerken ook herkend op foto’s die van de drugsdeals zijn gemaakt. Voorts wordt gezien dat afleveringen worden gedaan op het adres [adres] te Roosendaal door een man die op een rode scooter met het kenteken [kenteken 3] reed, welke scooter op naam van [medeverdachte 2] staat.
Bij afleveringen werd voorts meerdere keren een Seat Leon met kenteken [kenteken 4] gezien, terwijl [medeverdachte 1] eerder in dit voertuig werd gecontroleerd. Ook werd gebruik gemaakt bij leveringen van een scooter van het merk Kymco, kenteken [kenteken 5] , welke scooter ook op naam van [medeverdachte 1] staat.
Uit het onderzoek werd een telefoonnummer getraceerd dat mogelijk werd gebruikt als dealnummer. Dit betrof het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en uit de analyse van de tapgegevens van dat telefoonnummer bleek dat met dat nummer afspraken werden gemaakt voor de aflevering van drugs. Verdachte [medeverdachte 1] is bij een controle op 28 augustus 2018 aangehouden en op dat moment bleek dat hij dat telefoonnummer in gebruik had en ook bij de zoeking op 9 oktober 2018 werd de telefoon met dat telefoonnummer aangetroffen in het cafetaria van de vader van [medeverdachte 1] , waar verdachte [medeverdachte 1] werkt.
Uit onderzoek van de inbellende nummers op het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , kwamen nog twee telefoonnummers naar boven die als zogenaamde deallijn konden worden aangemerkt. Dit betroffen de nummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] . Uit de inhoud van de met voornoemde drie deallijnen gevoerde gesprekken, in combinatie met de verrichte observaties, konden de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] in verband worden gebracht met een groot aantal deals / transacties.
Daarnaast hebben de getuigen [getuige 4] en [getuige 3] nog verklaard dat zij het nummer [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [medeverdachte 1] , gebruikten om drugs te bestellen en zij hebben [medeverdachte 1] herkend als één van de dealers.
Ook heeft [getuige 3] verdachte [verdachte] herkend als één van de dealers en ook verdachte [medeverdachte 2] is door getuige [getuige 3] herkend.
Uit onderzoek van de gesprekken op telefoonnummer [telefoonnummer 1] is voorts vast komen te staan dat in de periode van 21 augustus 2018 tot 9 oktober 2018 2194 impulsen werden geconstateerd en 589 meer dan aannemelijke drugsgesprekken werden gevoerd, waarin onder andere een locatie en een tijdstip voor een ontmoeting werden genoemd. Kenmerkend daarbij is eveneens dat het initiatief voor een gesprek of berichtenuitwisseling vrijwel nooit kwam van telefoonnummer [telefoonnummer 1] maar uitging van anderen. Uit onderzoek van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] worden [medeverdachte 1] en [verdachte] geïdentificeerd als degene die gebruik maakten van dat telefoonnummer. Op deze deallijn werden 5029 impulsen geconstateerd en was er sprake van 1377 meer dan aannemelijke drugsgesprekken. Het initiatief voor een gesprek of berichtenuitwisseling kwam ook hier vrijwel nooit van telefoonnummer [telefoonnummer 2] .. Getuige [getuige 4] heeft verklaard dit nummer te gebruiken om zijn drugs te bestellen en hij heeft [medeverdachte 1] herkend als dealer. De getuige [getuige 5] heeft ook verklaard dat hij zijn drugs op dit nummer bestelde en ook hij heeft [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] herkend als dealers.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen, meer in het bijzonder uit de combinatie van verrichte observaties en het bijhouden van tapgesprekken en berichten op deze twee lijnen, blijkt ook dat op verzoeken om levering van soft- of harddrugs met leveringen werd gereageerd. Deze leveringen zijn door de leden van het observatieteam ook waargenomen.
Voor wat betreft de derde deallijn met nummer [telefoonnummer 3] is vast komen te staan dat [medeverdachte 1] dat nummer in zijn bezit had bij zijn aanhouding. Deze telefoon werd onder andere een aantal malen gebruikt om het nummer van [medeverdachte 2] te bellen teneinde hem aan te sturen om naar een bepaalde locatie te gaan. Voorts werden 162 sms-berichten aangetroffen op de deallijn [telefoonnummer 3] . Van die gesprekken gingen er 79 over softdrugs, 37 over harddrugs en 94 over gewicht of aantallen.
Op 9 oktober 2018 – de actiedag – werd op tapgesprekken gehoord en tijdens observaties gezien dat afspraken werden gemaakt met vrachtwagenchauffeur [naam 1] , die van [medeverdachte 1] een halve gram cocaïne heeft gekocht en met een afnemer genaamd [naam 2] , die van [verdachte] 1,1 gram marihuana kocht. Beiden afnemers hebben verklaard dat zij al eerder op die manier bij verdachten verdovende middelen hadden gekocht.
Verdachte [medeverdachte 2] wordt die dag op de snorfiets van [verdachte] gezien en ook wordt gezien dat [medeverdachte 2] contact heeft met de bestuurder van een Mazda. Nadat [medeverdachte 2] wordt aangehouden door de politie wordt gezien dat de bestuurder van de Mazda twee gripzakjes met henneptoppen heeft weggegooid. Bij de fouillering van [medeverdachte 2] worden 8 gripzakjes met 2,5 gram cocaïne, 4 gripzakjes met 5,2 gram hasjiesj en 18 gripzakjes met 20,3 gram gedoogde henneptoppen aangetroffen.
Bij doorzoekingen in de woningen van [medeverdachte 1] en [verdachte] worden kleine en grote hoeveelheden soft- en harddrugs aangetroffen, een flink aantal mobiele telefoons en grote hoeveelheden geld.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen in de tenlastegelegde periode heeft gedeald in hard- en soft-drugs. De rechtbank overweegt daarbij dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien vast is komen te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Dat sprake is van medeplegen is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan uit de wijze waarop verdachten met elkaar via de telefoon communiceerden, uit het gezamenlijk gebruik dat van de deallijnen werd gemaakt, uit de omstandigheid dat de op die lijnen bestelde drugs afwisselend door verdachte, één van zijn medeverdachten, soms gezamenlijk en ook door anderen werden afgeleverd, en uit de omstandigheid dat verdachte en zijn medeverdachten door gebruikers ook worden herkend als dealers die na contact met de deallijn de bestelling kwamen afleveren. Op grond daarvan is de rechtbank dan ook van oordeel dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Met betrekking tot het verweer van de verdediging dat het dealen in harddrugs niet bewezen kan worden omdat de aangetroffen stoffen slechts indicatief zijn getest, is de rechtbank van oordeel dat ook uit de bewijsmiddelen genoegzaam vast is komen te staan dat door verdachten cocaïne werd geleverd. Uit de telefoongesprekken blijkt immers dat telkens door de afnemers/gebruikers cocaïne werd besteld, dat er in de telefoongesprekken over cocaïne werd gesproken en dat de afnemers/gebruikers ook bij verdachten terugkwamen om opnieuw cocaïne te bestellen. Ook zonder dat bij elke transactie NFI-onderzoek is verricht, kan naar het oordeel van de rechtbank daarmee genoegzaam worden vastgesteld dat het om cocaïne ging. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat naast de indicatieve tests die werden uitgevoerd, er ook door het NFI onderzoek is gedaan naar bij medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen witte poeder. Uit dit onderzoek van het NFI bleek dat dit cocaïne was. Nu [medeverdachte 2] naar het oordeel van de rechtbank als mededader kan worden aangemerkt en door [medeverdachte 1] en [verdachte] op pad werd gestuurd om drugs af te leveren, dragen ook deze NFI-bevindingen bij aan het oordeel van de rechtbank dat het bij de stoffen die door verdachte en zijn mededaders zijn verhandeld (onder meer) ging om cocaïne, zoals vermeld op lijst I van de Opiumwet.