ECLI:NL:RBZWB:2021:1869

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
16 april 2021
Zaaknummer
02/205993-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake heropening onderzoek naar mishandeling van een gedetineerde in PI Torentijd

Op 16 april 2021 heeft de politierechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenvonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van mishandeling van een gedetineerde. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 april 2021, waar zowel de officier van justitie, mr. M. Boekhoud, als de verdediging van mening waren dat de verdachte vrijgesproken diende te worden. De tenlastelegging betreft een incident dat plaatsvond op 24 februari 2020 in Middelburg, waarbij de verdachte de aangever meermalen in het gezicht en/of hoofd zou hebben geslagen.

Tijdens de beraadslaging kwam naar voren dat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig was geweest. De politierechter merkte op dat er vier getuigenverklaringen van medebewakers in het dossier aanwezig waren, maar dat deze getuigen een cruciaal moment van het incident niet hadden waargenomen. Bovendien waren er mogelijk nog andere getuigen aanwezig in de ruimte waar het incident zich voordeed, maar deze waren niet gehoord. De politierechter vroeg zich ook af of er camera's aanwezig waren in de ruimte en of er een dienstinstructie was die relevant kon zijn voor de zaak.

De politierechter heeft besloten het onderzoek te heropenen en de officier van justitie te verzoeken om na te gaan of er nog getuigen kunnen worden gehoord. Tevens werd verzocht om proces-verbaal op te laten maken over de aanwezigheid van camera's en de dienstinstructie in de penitentiaire inrichting. Het onderzoek zal zo spoedig mogelijk worden hervat op een nog nader te bepalen terechtzitting, waarbij de verdachte zal worden opgeroepen met kennisgeving aan de raadsman.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-205993-20
tussenvonnis van de politierechter van 16 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
raadsman mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 april 2021, waarbij de officier van justitie, mr. M. Boekhoud, en de verdediging zich beide op het standpunt hebben gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 24 februari 2020 te Middelburg [naam] heeft mishandeld door deze meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan en/of te stompen en/of te stoten.

3.Beraadslaging

Gebleken is dat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig is geweest. Het zal in verband hiermee dienen te worden hervat.
Verdachte is bewaker in PI Torentijd waar aangever ten tijde van het tenlastegelegde gedetineerd was. In het dossier bevinden zich vier getuigenverklaringen van medebewakers die hebben verklaard dat zij het incident grotendeels hebben waargenomen. Van belang voor deze zaak is wie en in welke mate als eerste geweld heeft gepleegd. Dat moment heeft zich om uiteenlopende redenen aan de waarneming van de gehoorde getuigen onttrokken. Verdachte heeft voorts verklaard dat in de ruimte waar het incident plaatsvond ongeveer 20 medegedetineerden aanwezig waren en getuige moeten zijn geweest van het incident. Uit het dossier blijkt niet dat die zijn verhoord.
Verdachte heeft desgevraagd voorts verklaard dat zich in de betreffende ruimte geen camera’s bevinden en dat hem ook geen schriftelijke geweldsinstructie van PI Torentijd bekend is.
In artikel 3 Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen is bepaald:

1 De inrichtingsdirecteur stelt een voor zijn inrichting geldende dienstinstructie voor het personeel vast.

2 De directeur geeft daarin aan onder welke omstandigheden, welke ambtenaren of medewerkers bevoegd zijn, binnen en buiten de inrichting, jegens een gedetineerde geweld te gebruiken dan wel vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden en van welk geweldsmiddel dan wel vrijheidsbeperkend middel daarbij gebruik mag worden gemaakt.

De politierechter oordeelt als volgt.
Het bevreemdt de politierechter dat als blijkt dat de vier getuigen om verschillende redenen een cruciaal moment van het incident niet hebben waargenomen dan bij een van de 20 andere omstanders geen navraag is gedaan wat zij hebben waargenomen en daarvan proces-verbaal op te maken.
Voorts wenst de politierechter meer zekerheid omtrent de vraag of er in PI Torentijd een dienstinstructie is als bedoeld in artikel 3 van de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen.
Dat geldt ook voor de vraag of er in de ruimte waar het incident plaats vond camera’s hangen en zo ja of er beelden van het incident zijn gemaakt, in het kader van dit onderzoek zijn bekeken en of die zijn bewaard.

4.De beslissing

De politierechter:
Heropent en schorst het onderzoek ter terechtzitting.
Verzoekt de officier van justitie om na te gaan of er nog getuigen kunnen worden gehoord die bij het incident aanwezig zijn geweest en het hebben waargenomen. Die getuigen dienen dan door de politie te worden gehoord. Indien enkele getuigen relevante informatie hebben verschaft kan daarmee vooralsnog worden volstaan.
Verzoekt de officier van Justitie proces-verbaal op te laten maken omtrent de aanwezigheid van camera’s in PI Torentijd op de plaats waar het incident heeft plaatsgevonden. Indien blijkt dat daar camera’s aanwezig zijn dient in het proces-verbaal te worden gerelateerd of er beelden met betrekking tot dit incident zijn bekeken en/of bewaard.
Verzoekt de officier van justitie proces-verbaal op te laten maken of er een dienstinstructie als bedoeld in artikel 3 van de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen aanwezig is in PI Torentijd en indien dat het geval is deze dienstinstructie aan het dossier toe te voegen.
Beveelt dat het onderzoek zo spoedig mogelijk zal worden hervat op een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van verdachte tegen een nader te bepalen tijdstip, met kennisgeving daarvan aan de raadsman.
Dit tussenvonnis is gewezen door politierechter mr. J.C. Gillesse, in tegenwoordigheid van mr. S. Zuidhof, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 april 2021.