ECLI:NL:RBZWB:2021:187

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
02-205281-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Collombon
  • A. Breeman
  • J. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met geestelijke stoornis en TBS met voorwaarden

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2021, is de verdachte veroordeeld voor poging tot moord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, op 25 augustus 2019 in Etten-Leur, met een mes een steekwond heeft toegebracht aan het slachtoffer. De verdachte heeft het feit bekend, maar de rechtbank oordeelt dat hij ten tijde van het delict lijdt aan een geestelijke stoornis, waardoor hij niet strafbaar is. De deskundigen hebben geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een psychotische stoornis in combinatie met een verstandelijke ontwikkelingsstoornis, wat zijn handelen op het moment van de poging tot moord heeft beïnvloed. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar heeft wel een maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd. Deze maatregel is bedoeld om te voorkomen dat de verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de noodzaak van behandeling en begeleiding van de verdachte. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd, die door de rechtbank is toegewezen, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van het in beslag genomen mes gelast.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/205281-19
vonnis van de meervoudige kamer van 21 januari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans verblijvende in het PPC Vught
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 januari 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Simpelaar, en de verdediging, mr. A.M.J. Joris, waarnemend voor mr. Broere, hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Verder zijn als deskundigen ter zitting gehoord [naam 1] , reclasseringsmedewerker, [naam 2] , GZ-psycholoog en [naam 3] , psychiater.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte, de aangifte en het medisch rapport over de steekwond bij aangever. Door met een mes met een lemmet van 30 cm in de buik van aangever te steken, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zou komen te overlijden. Daarnaast blijkt uit de verklaring van verdachte dat hij ‘s ochtends is opgestaan met het idee aangever te vermoorden. Er is dan ook sprake van voorbedachte raad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de poging tot moord aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2019203022
van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, District De Baronie, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 190.
Verdachte heeft het feit bekend. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 7 januari 2021;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie, pagina 159 tot en met 161;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 44 tot en met 46;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] , pagina 60 tot en met 64;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5] , pagina 66 tot en met 70;
- de geneeskundige verklaring van chirurg [naam 6] , op pagina 59.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 25 augustus 2019 in een woning in Etten-Leur aangever met een mes in de buik heeft gestoken. De rechtbank dient in het licht van de tenlastelegging te beoordelen of het handelen van verdachte opzettelijk, al dan niet in voorwaardelijke zin, gericht was op de dood van aangever en of er sprake was van voorbedachte raad.
Uit de verklaring die de verdachte ter zitting heeft afgelegd blijkt dat hij op 25 augustus 2019 een groot keukenmes heeft meegenomen naar de woning waar ook aangever aanwezig was. Met dit mes wilde verdachte de buik van aangever opensnijden om hem op die manier dood te maken. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op basis van deze verklaring niet anders kan worden geoordeeld dan dat verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van aangever.
De rechtbank is van oordeel dat mede op basis van de verklaring van verdachte ook vast staat dat er sprake is geweest van voorbedachte raad. Verdachte heeft immers verklaard dat hij die dag is opgestaan met het plan om aangever te doden en daartoe een mes heeft meegenomen. Uit de verklaringen van de aangever en getuigen blijkt dat verdachte en aangever die middag ongeveer een uur samen in de woning hebben verbleven. Er is geen ruzie geweest en iedereen zat rustig op de bank. In die tijd heeft verdachte, zo heeft hij bij de politie verklaard, alleen maar nagedacht over hoe hij zijn plan zou gaan uitvoeren, hoe hij hem zou steken en hoe hij hem zou doden. Vervolgens heeft verdachte het mes onder zijn kleding vandaan gehaald en - vanuit het niets, zoals de getuigen verklaren - aangever daadwerkelijk in zijn buik gestoken. Verdachte heeft zich dan ook gedurende geruime tijd beraden op zijn genomen besluit.
Daarnaast geldt dat verdachte blijkens de verklaringen van aangever en de getuigen na de eerste keer steken van het slachtoffer verder wilde gaan met steken, maar dat hij daarvan is weerhouden door de getuigen, die het mes van hem hebben afgepakt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de ten laste gelegde poging tot moord wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 25 augustus 2019 te Etten-Leur, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes in zijn buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het feit niet aan verdachte kan worden toegerekend.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
Gelet op conclusies van de deskundigen die zij in de rapportages en ter zitting naar voren hebben gebracht, stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het feit niet aan verdachte kan worden toegerekend.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
5.3.1
Strafbaarheid feit
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5.3.2
Strafbaarheid verdachte
Toerekenbaarheid
Uit de rapportages en wat op de terechtzitting door de deskundigen nog naar voren is gebracht, volgt dat bij verdachte sprake is van een geestelijke stoornis. Verdachte lijdt aan een psychotische stoornis in combinatie met een verstandelijke ontwikkelingsstoornis.
De deskundigen hebben toegelicht dat het handelen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde werd beïnvloed door de aanwezige stoornissen. Door de psychotische stoornis was verdachte zeer gefocust op aangever en hetgeen aangever tegen hem zou hebben gezegd. Verdachte was daar veel mee bezig en lijkt hier waanachtige belevingen over te hebben gehad. Ten tijde van de poging tot moord werd verdachte, hierin versterkt door zijn beperkte copingsvaardigheden, totaal in beslag genomen door zijn waanachtige belevingen naar de aangever toe. Zijn handelen werd daar totaal door beïnvloed. Dit leidt de deskundigen tot het advies om verdachte de tenlastegelegde poging tot moord niet toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en is op grond hiervan met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat het bewezenverklaarde feit niet aan verdachte kan worden toegerekend. Zij zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.Oplegging van een maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte ten aanzien van de poging moord de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden op te leggen. De officier van justitie vordert hierbij de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat, ondanks het negatieve advies van de reclassering, het opleggen van TBS met voorwaarden het meest passend is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor is overwogen is de bewezenverklaarde poging tot moord niet aan verdachte toe te rekenen, omdat hij bij het plegen daarvan verkeerde onder invloed van een ernstige psychische stoornis. Er kan aan hem daarom geen straf worden opgelegd.
Wel kan de rechtbank een maatregel opleggen, om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt. Bij de vraag welke maatregel dat zou moeten zijn, heeft de rechtbank met name rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, waarbij grote waarde wordt gehecht aan het advies van de deskundigen.
De psychiater en de psycholoog adviseren zowel in het oorspronkelijke als het aanvullende rapport een TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen. Deze deskundigen zijn het er over eens dat, wanneer verdachte geen hulp krijgt en stopt met het slikken van zijn medicatie, het recidiverisico hoog is. Langdurige klinische behandeling is zowel volgens de psychiater als de psycholoog echter niet nodig. De psychose van verdachte is inmiddels door de medicatie in remissie. Gezien de verstandelijke beperkingen van verdachte, wat maakt dat hij zeer beperkt leerbaar is en beperkt zicht heeft op zijn eigen gedrag, zal behandeling naar verwachting weinig meerwaarde hebben. Een kortdurende klinische opname om verdachte verder te stabiliseren, gevolgd door ambulante behandeling en een passende vorm van begeleid wonen is volgens beiden wel geïndiceerd, met daarbij langdurend toezicht op het innemen van medicatie. Daarnaast is volgens de deskundigen langdurige ondersteuning en begeleiding bij andere aspecten van het leven van verdachte, zoals huisvesting en financiën, noodzakelijk. Duidelijk is dat de ideale plek voor verdachte niet bestaat en dat dus gezocht en gestreefd moet worden naar de minst ongeschikte plek. Ook is duidelijk dat het, omdat communicatie met verdachte altijd met een tolk dient te verlopen, voor elke instantie en elke functionaris moeilijk zal zijn om hem te begeleiden.
Zowel de psychiater als de psycholoog hebben ter zitting aangegeven dat zij ervan overtuigd zijn dat verdachte zich aan de voorwaarden zal houden. Verdachte doet dit ook nu hij in het PPC zit. Om zich aan de gestelde voorwaarden te houden is het niet noodzakelijk dat verdachte deze voorwaarden ook begrijpt.
De reclassering heeft negatief geadviseerd over TBS met voorwaarden. Zij zien geen mogelijkheid om met voorwaarden de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Volgens de reclassering is de leerbaarheid beperkt, is er geen sprake van ziektebesef- en inzicht, ziet verdachte geen noodzaak tot (medicamenteuze) behandeling en tenslotte lijken de culturele achtergrond en de taalbarrière van negatieve invloed op de responsiviteit, waardoor de behandeling bemoeilijkt zal worden. Het plan van aanpak in het kader van de maatregel TBS met voorwaarden is technisch wel uitvoerbaar, nu verdachte waarschijnlijk terecht kan bij FPA Stevig, maar desalniettemin acht de reclassering het afbreukrisico te hoog.
Ter zitting heeft de reclassering desgevraagd de voorwaarden geformuleerd waaronder de TBS-maatregel uitgevoerd zou moeten worden, indien deze wordt toegewezen. De verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij zich aan de voorwaarden zal houden als het moet van de rechtbank.
Gelet op de inhoud van de rapporten van de psycholoog en de psychiater en de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond;
- dat op het gepleegde misdrijf een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld;
- dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die maatregel eist.
De rechtbank overweegt voorts dat de TBS-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank volgt de psychiater en psycholoog in hun adviezen dat de maatregel van TBS met voorwaarden afdoende is om het recidiverisico in te perken en dat de oplegging van dwangverpleging thans niet noodzakelijk is. Van een langdurige klinische behandeling is weinig meerwaarde te verwachten. Met name is van belang dat verdachte zijn medicatie blijft innemen en dat daarop psychiatrisch toezicht wordt uitgeoefend. Onder de genoemde omstandigheden, waaronder de verstandelijke beperking en de taalbarrière, zal voor verdachte gezocht moeten worden naar de minst ongeschikte instelling en woonvorm.
De rechtbank zal aan verdachte de voorwaarden opleggen zoals deze ter zitting zijn besproken met de aanwezige deskundigen.
Nu er, gelet op de inhoud van de rapportages van de deskundigen, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 4.400,38, bestaande uit € 1.400,38 aan materiële schade en € 3.000,-- aan immateriële schade.
De gevorderde materiële schade, bestaande uit kosten voor de ambulance, het ziekenhuis, reiskosten en verlies aan arbeidsvermogen, wordt niet weersproken en is bovendien voldoende onderbouwd met stukken door de benadeelde partij. De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Aan de gevorderde immateriële schade heeft de benadeelde partij ten grondslag gelegd dat hij fysiek letsel heeft gehad door de steekverwonding in zijn buik. Dit heeft geleid tot een darmperforatie waarvoor een operatie nodig was. De benadeelde partij heeft veel pijnklachten ervaren. Verder geeft hij aan psychisch letsel te hebben ondervonden, in de vorm van angstige gevoelens, boosheid en een slechte nachtrust.
Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat, naast lichamelijk letsel, een aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen.
De door de benadeelde geleden immateriële schade komt daarmee voor vergoeding in aanmerking. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank de vergoeding van een bedrag van € 3.000,00 billijk.
De vordering zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. Dit betekent dat het CJIB zorgt voor de inning en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen mes is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het bewezenverklaarde feit is begaan met behulp van dit mes.
8.2
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing te noemen in beslag genomen mes aan [naam 5] , omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslaggenomen telefoon aan verdachte, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 38, 38a, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
* Poging tot moord
Strafbaarheid
- verklaart
verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en
stelt daarbij als voorwaarden:
* Verdachte maakt zich niet schuldig aan enig strafbaar feit;
* Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht;
* Verdachte laat zich opnemen bij FPA Stevig te Oostrum of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, voor behandeling en diagnostisch onderzoek.
De opname duurt zolang de reclassering dat in overleg met de behandelaars nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* Verdachte laat zich, aansluitend aan de klinische behandeling, behandelen door een ambulante forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* Verdachte verblijft na klinische behandeling, mits op dat moment nog geïndiceerd, in een instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* Verdachte gebruikt geen alcohol en werkt mee aan controle op dit alcoholverbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
* Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit drugsverbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en bloedonderzoek;
* Verdachte laat zich onder financieel bewind stellen;
* Verdachte werkt mee aan het vinden en uitvoeren van een dagbesteding;
* Verdachte neemt op geen enkele manier - direct of indirect - contact op met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 1992 te [geboorteplaats slachtoffer] , wonende te [adres slachtoffer] ;
- draagt de reclassering op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
- beveelt dat de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen mes met goednummer G2084664;
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen telefoontoestel met goednummer G2084670;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende, [naam 5] , van het inbeslaggenomen voorwerp mes met goednummer G2084667;
Benadeelde partij [slachtoffer]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 4.400,38, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 augustus tot aan de dag der algehele voldoening. Het toegewezen bedrag bestaat uit € 1.400,38 ter zake van materiële schade en € 3.000,-- ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , € 4.400,38 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
54 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Collombon, voorzitter, mr. Breeman en mr. Dijkman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 januari 2021.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 25 augustus 2019 te Etten-Leur, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn buik, althans zijn lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;