ECLI:NL:RBZWB:2021:1928
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
Op 20 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.J. Bakker, en het UWV over de WIA-uitkering van eiseres. De rechtbank had eerder op 3 november 2020 een tussenuitspraak gedaan waarin het UWV de gelegenheid kreeg om een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek in hun besluit van 31 juli 2019 te herstellen. Het UWV heeft hierop gereageerd met aanvullende rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, waarin werd geconcludeerd dat er op de beëindigingsdatum van de WIA-uitkering op 23 oktober 2020 geen sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de eerdere tussenuitspraak bevestigd en de aanvullende rapporten van het UWV als toereikend beoordeeld. De verzekeringsarts had vastgesteld dat de medische situatie van eiseres niet significant was veranderd en dat er geen nieuwe beperkingen konden worden aangenomen. De arbeidsdeskundige concludeerde dat eiseres geschikt was voor verschillende functies, wat leidde tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35%.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Tevens is het UWV veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.