ECLI:NL:RBZWB:2021:1968

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
02-820528-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Beudeker
  • J. Veldhuizen
  • R. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen na onderzoek naar legale herkomst van geldbedrag

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van witwassen van een bedrag van € 30.000,00, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2021 uitspraak gedaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 9 april 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Verhoeven-Ivankovic, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de verdachte al een vergrijpboete had gekregen van de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van eenzelfde feit, waardoor de officier ontvankelijk bleef in de vervolging.

De rechtbank beoordeelde het bewijs en concludeerde dat het geldbedrag een legale herkomst had. De verdachte had verklaard dat het geld deels afkomstig was uit kasgelden van zijn bedrijf en deels uit de verkoop van auto’s in Egypte. Deze verklaring werd ondersteund door documenten en was onderzocht door het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat het vermoeden van witwassen was weerlegd en sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. Tevens werd de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte gelast, omdat het niet vatbaar was voor verbeurdverklaring.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. Beudeker als voorzitter, mr. Veldhuizen en mr. van Eck, en is openbaar uitgesproken op 23 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/820528-16
vonnis van de meervoudige kamer van 23 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsman mr. E. Manders, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 april 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Verhoeven-Ivankovic, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een bedrag van € 30.000,00 heeft witgewassen.

3.De voorvragen

3.1
De dagvaarding is geldig.
3.2
De rechtbank is bevoegd.
3.3
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman heeft aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte. Hij heeft gesteld dat aan verdachte reeds een vergrijpboete is opgelegd door de Belastingdienst. Deze boete kan aangemerkt worden als een straf. Hierdoor kan de officier van justitie verdachte niet ook vervolgen voor onderhavig feit, want dan zou verdachte tweemaal worden vervolgd voor hetzelfde feit.
De officier van justitie is in de gelegenheid gesteld te reageren op het standpunt van de raadsman, maar heeft geen standpunt ingenomen.
De rechtbank stelt vast dat door de Belastingdienst aan verdachte naast een naheffingsaanslag ook een vergrijpboete is opgelegd vanwege het doen van een onvolledige en daarmee incorrecte aangifte inkomstenbelasting. In onderhavige zaak is sprake van een witwasverdenking. Dit betekent dat verdachte gelden voorhanden zou hebben gehad die afkomstig waren uit enig strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een soortgelijk strafbaar feit. Beide verdenkingen dienen een ander rechtsbelang, zodat er geen sprake is van een tweede vervolging voor eenzelfde feit.
De rechtbank verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
3.4
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde nu vast is komen te staan dat het geldbedrag een legale herkomst heeft. Daarnaast verzoekt de officier van justitie verdachte vrij te spreken van het subsidiair tenlastegelegde, omdat het volstrekt onduidelijk is waarom verdachte voor dit feit is gedagvaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op de door verdachte gegeven concrete en verifieerbare verklaring met betrekking tot de legale herkomst van het aangetroffen geldbedrag.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar aanleiding van anonieme meldingen is tegen verdachte een verdenking van het plegen van een terroristisch misdrijf ontstaan. Op 25 april 2016 heeft er daarom een doorzoeking plaatsgevonden aan het adres [adres 2] . Hier werd een contant geldbedrag ter hoogte van € 30.000,00 aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat het geldbedrag toebehoort aan verdachte. Omdat het in Nederland ongebruikelijk is om dergelijke grote geldbedragen contant voorhanden te hebben, is er een vermoeden van witwassen ontstaan.
Verdachte heeft verklaard dat het geldbedrag gedeeltelijk bestond uit kasgelden van het bedrijf [naam] Het andere deel van het geldbedrag was volgens verdachte verkregen uit de verkoop van auto’s in Egypte. Verdachte heeft deze verklaring nader onderbouwd met stukken. De verklaring is ook onderzocht door het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst. De rechtbank is van oordeel dat door de stukken en de onderzoeken de legale herkomst van het bij verdachte aangetroffen geldbedrag voldoende is komen vast te staan. Hierdoor is het vermoeden van witwassen weerlegd.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en zal hem dan ook van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde stelt de rechtbank vast dat het dossier in het geheel geen bewijsmiddelen bevat om deze tenlastelegging te ondersteunen. Bij gebrek aan wettig bewijs zal de rechtbank verdachte ook van dit feit vrijspreken.

5.De overwegingen omtrent het beslag

5.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen geldbedrag aan verdachte, aangezien het geldbedrag niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

6.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het, zowel primair als subsidiair, tenlastegelegde feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte [verdachte] van het inbeslaggenomen geldbedrag ter hoogte van € 30.000,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. Beudeker, voorzitter, mr. Veldhuizen en mr. Van Eck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 april 2021.
De jongste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

7.Bijlage I

De tenlastelegging
Hij,
op of omstreeks 25 april 2016,
te Roosendaal, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen,
immers heeft hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s), van enig(e) contante geldbedrag(en), te weten:
- van een contant geldbedrag van (ongeveer)
30.000,- euro(welk geldbedrag lag in de woning aan de
[adres 2]),
althans van enig(e) contante geldbedrag(en),
de herkomst en/of de vindplaats en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of enig(e) geldbedrag(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of omgezet, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit/deze contante geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(art 421 lid 1 ahf/sub b Wetboek van Strafrecht)
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 februari 2016 tot en met 25 april 2016. te Roosendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 100.000 euro. althans een (groot) geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten een geldbedrag van 100.000 euro, althans een (groot) geldbedrag, was en/of wie bovenomschreven voorwerp, te weten een geldbedrag van 100.000 euro, althans een (groot) geldbedrag, voorhanden had en/of
heeft verworven en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat voornoemd voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf:
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)