In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van witwassen van een bedrag van € 30.000,00, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2021 uitspraak gedaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 9 april 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Verhoeven-Ivankovic, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de verdachte al een vergrijpboete had gekregen van de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van eenzelfde feit, waardoor de officier ontvankelijk bleef in de vervolging.
De rechtbank beoordeelde het bewijs en concludeerde dat het geldbedrag een legale herkomst had. De verdachte had verklaard dat het geld deels afkomstig was uit kasgelden van zijn bedrijf en deels uit de verkoop van auto’s in Egypte. Deze verklaring werd ondersteund door documenten en was onderzocht door het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat het vermoeden van witwassen was weerlegd en sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. Tevens werd de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte gelast, omdat het niet vatbaar was voor verbeurdverklaring.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. Beudeker als voorzitter, mr. Veldhuizen en mr. van Eck, en is openbaar uitgesproken op 23 april 2021.