ECLI:NL:RBZWB:2021:1971

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
C02/384278 HA RK 21-84
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • P. Peters
  • M. Eijssen-Vruwink
  • J. Breeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter wegens schijn van vooringenomenheid

Op 21 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking toegewezen van de kantonrechter mr. Rouwen. Het verzoek werd ingediend door Stichting Kringloop H&H, vertegenwoordigd door mr. M.A.A. van Tongeren, naar aanleiding van een zitting op 1 april 2021. Tijdens deze zitting had de kantonrechter opmerkingen gemaakt die de indruk wekten dat hij al een voorlopig oordeel had gevormd over de zaak, wat leidde tot de vrees van verzoeker dat de rechter niet onpartijdig zou zijn.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter, door te zeggen "dan kan ik niet anders", te scherp had geformuleerd en onvoldoende voorbehoud had gemaakt bij zijn voorlopige oordeel. Dit leidde tot de conclusie dat de vrees van verzoeker voor een gebrek aan onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd was. De wrakingskamer benadrukte dat rechters in principe worden vermoed onpartijdig te zijn, maar dat in dit geval de omstandigheden uitzonderlijk waren.

De beslissing om het wrakingsverzoek toe te wijzen, werd genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de wrakingskamer de geloofwaardigheid van de rechter in twijfel trok. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: 02/384278 HA RK 21-84
Beslissing van 21 april 2021 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van:
Stichting Kringloop H&H,
gevestigd aan de Oranjeboomstraat 330 te 4812 EN Breda,
verzoeker,
gemachtigde mr. M.A.A. van Tongeren.

1.Procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
  • het proces-verbaal van de zitting van 1 april 2021 van de kantonrechter van deze rechtbank, belast met de behandeling van de hierna te noemen zaak (de hoofdzaak), tijdens welke zitting het verzoek tot wraking is gedaan;
  • de processtukken zoals opgenomen in het dossier van de rechtbank in de hoofdzaak;
  • de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer ter zitting van 14 april 2021, waarbij aanwezig waren: de gemachtigde van verzoeker en de gewraakte rechter.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Rouwen (hierna: de rechter), optredend als kantonrechter in de zaak met zaaknummer [zaaknummer] (hierna: de hoofdzaak) op de gronden die verzoeker heeft uiteengezet in zijn wrakingsverzoek.
2.2.
De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.

3.Feiten

In de hoofdzaak heeft verzoeker gevorderd om [naam gedaagde hoofdzaak] (hierna: de gedaagde in de hoofdzaak) te veroordelen tot betaling van een bedrag ter zake van door verzoeker voor gedaagde in de hoofdzaak verrichtte werkzaamheden.

4.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker heeft aangevoerd, kort weergegeven, dat de rechter de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt doordat de rechter tijdens de zitting van 1 april 2021 is vooruitgelopen op hetgeen de mogelijk te horen getuigen kunnen verklaren en hiermee op zijn eindoordeel. Ter zitting van de wrakingskamer heeft de raadsman van verzoeker er in dit verband op gewezen dat de rechter heeft gezegd: “als ik ze dan zie en hoor en als ze hetzelfde verklaren, dan moet ik oordelen dat wel is betaald, dan kan ik niet anders”.

5.Het standpunt van de rechter

De rechter heeft aangevoerd dat:
 hij in een enquête sterk de leiding neemt en dat hij de eisende partij slechts heeft willen prikkelen om met tegenargumenten te komen;
  • hij, zijn woorden teruglezend, van mening is dat hij iets te scherp heeft geformuleerd en dat hij meer voorbehoud had moeten inbouwen, maar dat hij nooit heeft bedoeld een finaal oordeel te geven;
  • hij slechts op zoek was naar de waarheid en niet partijdig is.

6.De beoordeling

Beoordelingskader
6.1.
Op grond van artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6.2.
Voorop moet worden gesteld, dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter als uitgangspunt geldt, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
Beoordeling
6.3.
De wrakingskamer stelt voorop dat zij geloofwaardig acht dat de rechter niet de bedoeling heeft gehad om vooruit te lopen op zijn eindoordeel. En voorts dat er niets mis is met het prikkelend stellen van vragen en met het geven van een voorlopig oordeel.
6.4.
Naar het oordeel van de wrakingskamer heeft de rechter in het onderhavige geval echter, met name door het gebruik van de woorden “dan kan ik niet anders”, net iets te scherp geformuleerd, hetgeen de rechter ter zitting van de wrakingskamer ook heeft beaamd. Bij het geven van zijn voorlopig oordeel heeft de rechter te weinig voorbehoud ingebouwd en toen de raadsman van verzoeker hem hierop attendeerde heeft de rechter onvoldoende gedaan om duidelijk te maken dat slechts sprake was van een voorlopig oordeel. Hierdoor kan de wrakingskamer zich voorstellen dat bij verzoeker de indruk is kunnen ontstaan dat de rechter niet onpartijdig is.
6.5.
Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de wrakingskamer gebleken dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter ten aanzien van verzoeker vooringenomenheid koestert objectief gerechtvaardigd is.
6.6.
Dit alles leidt ertoe dat het wrakingsverzoek moet worden toegewezen.

7.Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking toe.
Deze beslissing is gegeven op 21 april 2021, door mr. Peters, voorzitter, mr. Eijssen-Vruwink en mr. Breeman, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. Van Wijk, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.