ECLI:NL:RBZWB:2021:2024

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
02-294805-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Dekker
  • mr. Fleskens
  • mr. Vliegenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering in drugslab zaak

In de ontnemingszaak tegen betrokkene, die eerder is veroordeeld voor het produceren van amfetamine in een drugslab, hebben de officieren van justitie ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd. De vordering is behandeld op verschillende zittingen in januari en februari 2021, waarbij de officieren van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft op 22 april 2021 uitspraak gedaan.

De officieren van justitie, mr. Smale en mr. Gimbrère, stelden dat de ontnemingsvordering gematigd moest worden, omdat er in de hoofdzaak een partiële vrijspraak was gevorderd voor de productie van MDMA. Ze schatten het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 110.173,80, maar gaven aan dat, gezien de rol van betrokkene als investeerder, het bedrag op € 22.000,00 moest worden geschat.

De verdediging voerde aan dat de ontnemingsvordering afgewezen moest worden, gezien de bepleite vrijspraak in de hoofdzaak. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat betrokkene voordeel had genoten uit de productie van MDMA. Hoewel er aanwijzingen waren dat MDMA was geproduceerd, kon niet worden vastgesteld dat dit in de bewezenverklaarde periode was gebeurd. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat betrokkene enig voordeel had verkregen uit de strafbare feiten en wees de vordering van de officieren van justitie af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-294805-19 (ontneming)
vonnis van de rechtbank d.d. 22 april 2021
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
(hierna te noemen: betrokkene)
raadsman mr. Y. Taghi, advocaat te Waardenburg

1.De procedure

Betrokkene is bij uitspraak van heden door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld voor het, kort gezegd, samen met anderen (voorbereiden van het) produceren van amfetamine in een drugslab in Esch tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officieren van justitie, mr. Smale en mr. Gimbrère, hebben ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd. Zij hebben bij conclusie van eis van
30 oktober 2020 gepersisteerd bij deze vordering.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 25, 26, 28 januari 2021 en
2 februari 2021, waarbij de officieren van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op
22 april 2021.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officieren van justitie stellen zich op het standpunt dat de hoogte van de ontnemingsvordering dient te worden gematigd, nu in de hoofdzaak partiële vrijspraak is gevorderd voor de productie van MDMA. Door de kosten van de chemicaliën en de productiekosten van de opbrengst van de amfetaminepasta af te trekken kan het totale wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot de amfetamineproductie naar hun mening worden vastgesteld op € 110.173,80. Nu het daadwerkelijk door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel niet kan worden vastgesteld, dient het bedrag – gelet op zijn rol van investeerder bij dit lab – te worden geschat op € 22.000,00.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging voert aan dat de ontnemingsvordering, gelet op de bepleite vrijspraak in de hoofdzaak, moet worden afgewezen.

4.Het oordeel van de rechtbank

Met de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat betrokkene voordeel heeft genoten uit de productie van MDMA. Het lijkt erop dat er in het lab in Esch wel MDMA is geproduceerd maar niet kan worden vastgesteld dat dit in de bewezenverklaarde periode is geweest. Wel kan op basis van voornoemd vonnis worden vastgesteld dat er amfetamine is geproduceerd en dat betrokkene zich daaraan schuldig heeft gemaakt.
Op grond van de bewijsmiddelen zoals opgenomen bij voornoemd vonnis in de hoofdzaak is de rechtbank echter van oordeel dat niet is gebleken dat er opbrengst is gegenereerd met deze productie. Zij verwijst hierbij in het bijzonder naar het tapgesprek tussen [naam] en [betrokkene] op 2 juli 2019, waarin wordt aangegeven dat door problemen bij de productie de stekker eruit wordt getrokken ondanks het verlies dat zij hierdoor lijden. [1] Ook blijkt uit de bevindingen van de politie met betrekking tot de op 3 juli 2019 aangetroffen laboratorium-opstelling dat er branders ontbraken, waardoor dat productieproces niet tot het gewenste resultaat zou hebben kunnen leiden. [2] Zelfs als er opbrengst is gegenereerd kan de rechtbank niet vaststellen dat betrokkene een deel van de eventuele opbrengst uit de productie heeft ontvangen.
Concluderend acht de rechtbank het dan ook niet aannemelijk dat betrokkene enig voordeel heeft verkregen uit door hem gepleegde strafbare feiten of uit soortgelijke feiten en zij zal daarom de vordering van de officieren van justitie afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering van de officieren van justitie d.d. 7 augustus 2020, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dekker, voorzitter, mr. Fleskens en mr. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Eekelen en mr. Van Beek, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 april 2021.

Voetnoten

1.Hierna wordt verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, ZBRAA19010 Kandinsky, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Map 21, pagina 357 e.v.